ECLI:NL:RVS:2009:BJ8268

Raad van State

Datum uitspraak
23 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200900583/1/M1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J.M. Boll
  • H. Borstlap
  • M.W.L. Simons-Vinckx
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar tegen aanwijzing aardkundig monument in Noord-Holland

In deze zaak gaat het om een beroep ingesteld door [appellant A] en [appellante B] tegen de niet-ontvankelijk verklaring van hun bezwaar door het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland. Het college had op 11 maart 2008 het gebied 'Duingebied Egmond-Wijk aan Zee' aangewezen als aardkundig monument. Tegen deze aanwijzing hebben de appellanten bezwaar gemaakt, maar het college verklaarde dit bezwaar op 9 december 2008 niet-ontvankelijk. De appellanten stelden dat de aanwijzing van het gebied een beschikking betreft, waartegen wel bezwaar mogelijk is. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 10 augustus 2009 behandeld. De Afdeling oordeelde dat het college ten onrechte had gesteld dat er geen bezwaar mogelijk was tegen de aanwijzing van het aardkundig monument. De Afdeling concludeerde dat het besluit van 11 maart 2008 niet kan worden aangemerkt als een algemeen verbindend voorschrift, maar als een concretisering van de verordening. Hierdoor is het beroep gegrond verklaard en het besluit van het college vernietigd. De appellanten krijgen hun griffierecht vergoed.

Uitspraak

200900583/1/M1.
Datum uitspraak: 23 september 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant A], wonend te [woonplaats], en [appellante B], gevestigd te [plaats], waarvan de vennoten zijn [vennoot A], wonend te [woonplaats], [vennoot B] en [vennoot C], beiden wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 11 maart 2008 heeft het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland (hierna: het college) onder meer het gebied "Duingebied Egmond-Wijk aan Zee" aangewezen als aardkundig monument.
Bij besluit van 9 december 2008 heeft het college het door [appellant A] en [appellante B] (hierna: [appellanten]) hiertegen gemaakte bezwaar
niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen dit besluit hebben [appellanten] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 21 januari 2009, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 16 februari 2009.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 augustus 2009, waar het college, vertegenwoordigd door mr. P.C. Speelman en E.R. Khodabux, beiden werkzaam bij de provincie, is verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het college stelt dat de brief waarbij de gronden van het beroep zijn aangevuld mede is ondertekend door [vennoot B], [vennoot A] en [vennoot C], maar dat het beroep, voor zover door hen ingesteld, niet-ontvankelijk moet worden verklaard, nu zij geen bezwaar hebben ingediend noch beroep hebben ingesteld.
2.1.1. Bij brief van 17 januari 2009, bij de Raad van State ingekomen op 21 januari 2009, is beroep ingesteld door [appellanten]. Bij brief van 16 februari 2009 zijn de gronden van dit beroep aangevuld. Deze brief is ondertekend door [appellant A], [vennoot B], [vennoot A] en [vennoot C]. De drie laatsten zijn de vennoten van [appellante B]], terwijl [appellant A] geen vennoot is van deze vennootschap onder firma. De Afdeling is van oordeel dat uit de bewoordingen van de brief blijkt dat [vennoot B], [vennoot A] en [vennoot C] in hun hoedanigheid van vennoten door hun ondertekening te kennen hebben gegeven dat zij zich met de beroepsgronden verenigen en dat zij niet hebben beoogd met deze brief (alsnog) persoonlijk beroep in te stellen tegen het bestreden besluit. Er bestaat dan ook geen aanleiding voor een niet-ontvankelijkverklaring van het beroep zoals door het college bedoeld.
2.2. Ingevolge artikel 5.1.1 van de Provinciale Milieuverordening Noord-Holland (hierna: de verordening), zoals dat ten tijde van het nemen van het bestreden besluit luidde, voor zover hier van belang, zijn milieubeschermingsgebieden de gebieden die als zodanig zijn aangewezen in bijlage 6 behorende bij de verordening.
Ingevolge bepaling 1.1 van onderdeel C van bijlage 6, behorende bij de verordening (oud) zijn milieubeschermingsgebieden categorie bodembescherming de gebieden aangewezen op de Basiskaart Aardkundige waarden Noord-Holland (hierna: de Basiskaart). Een van deze gebieden is het gebied "Duingebied Egmond-Wijk aan Zee".
Ingevolge bepaling 1.2 van onderdeel C van bijlage 6, behorende bij de verordening (oud) zijn gedeputeerde staten bevoegd om binnen de grenzen van de aangewezen bodembeschermingsgebieden aardkundige monumenten aan te wijzen. De aangewezen aardkundige monumenten zijn de gebieden aangewezen op de Basiskaart. Een van deze gebieden is het "Duingebied Egmond-Wijk aan Zee".
Ingevolge bepaling 1.4 van onderdeel C van bijlage 6, behorende bij de verordening (oud) is in de in bepaling 1.2 bedoelde gebieden bijlage 10, onderdeel C, van de verordening van toepassing.
Ingevolge bepaling 1 van onderdeel C van bijlage 10, behorende bij de verordening (oud) is het verboden in of op de bodem van de overeenkomstig bepaling 1, onderdeel 1.2, van onderdeel C van bijlage 6, aangewezen aardkundige monumenten handelingen te verrichten.
Ingevolge bepaling 2.1 van onderdeel C van bijlage 10 van de verordening (oud) kunnen gedeputeerde staten ontheffing verlenen van het in bepaling 1 vervatte verbod.
2.3. Bij het bestreden besluit heeft het college het bezwaar van [appellanten] tegen het besluit van 11 maart 2008 niet-ontvankelijk verklaard, omdat volgens het college geen bezwaar en beroep openstaan tegen dat besluit.
Het college betoogt dat uit de verordening reeds voortvloeit welke gebieden als aardkundig monument kunnen worden aangewezen en welke activiteiten binnen die gebieden, behoudens ontheffing, verboden zijn. Het besluit van 11 maart 2008 bevat in dat opzicht geen wijzigingen of nadere concretiseringen ten opzichte van hetgeen in de verordening is bepaald. Volgens het college bevat het besluit van 11 maart 2008 daarom niet zelf een rechtsnorm, maar vervult dit besluit slechts een functie ten aanzien van de werking van de verordening. Nu de verordening een algemeen verbindend voorschrift is, waartegen dientengevolge geen bezwaar en beroep openstaan, volgt volgens het college uit de artikelen 8:2 en 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) dat evenmin bezwaar kan worden gemaakt tegen het besluit van 11 maart 2008.
2.4. [appellanten] voeren aan dat het college hun bezwaar tegen het besluit van 11 maart 2008 ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Zij stellen zich op het standpunt dat de aanwijzing van het Duingebied Egmond-Wijk aan Zee een zodanig beperkt aantal percelen betreft, dat dit besluit dient te worden beschouwd als een beschikking.
2.5. Ingevolge artikel 20.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer, in samenhang met artikel 8:1, eerste lid, van de Awb, kan een belanghebbende tegen een besluit op grond van de Wet milieubeheer beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Ingevolge artikel 7:1, eerste lid, van de Awb, voor zover hier van belang, dient degene aan wie het recht is toegekend tegen een besluit beroep op een administratieve rechter in te stellen, alvorens beroep in te stellen tegen dat besluit bezwaar te maken.
Ingevolge artikel 8:2 van de Awb kan geen beroep worden ingesteld tegen:
a. een besluit, inhoudende een algemeen verbindend voorschrift of een beleidsregel,
b. een besluit, inhoudende de intrekking of de vaststelling van de inwerkingtreding van een algemeen verbindend voorschrift of een beleidsregel, en
c. een besluit, inhoudende de goedkeuring van een besluit, inhoudende een algemeen verbindend voorschrift of een beleidsregel of de intrekking of de vaststelling van de inwerkingtreding van een algemeen verbindend voorschrift of een beleidsregel.
2.6. De vraag die rijst naar aanleiding van het beroep is of het besluit van het college van 11 maart 2008, waarbij het onder meer het gebied "Duingebied Egmond-Wijk aan Zee" heeft aangewezen als aardkundig monument, moet worden aangemerkt als een besluit als bedoeld in artikel 8.2 van de Awb. Voor de beantwoording van die vraag is onder meer van belang dat het college ingevolge bepaling 1.2 van onderdeel C van bijlage 6, behorende bij de verordening (oud) bevoegd is om aardkundige monumenten aan te wijzen. Dit betekent dat het aan het college is om te bepalen óf het een op de Basiskaart aangewezen gebied wel of niet aanwijst als aardkundig monument. Voorts bestaat, zo heeft het college ter zitting beaamd, op grond van deze bepaling de mogelijkheid om slechts een gedeelte van een op de Basiskaart aangewezen gebied aan te wijzen als aardkundig monument. Het college heeft tot slot de keuze om te bepalen wanneer een gebied als aardkundig monument wordt aangewezen; het kan daarmee het moment bepalen waarop het regime van de verordening dat van toepassing is op aardkundige monumenten gaat gelden voor een door het college aan te wijzen aardkundig monument. Gezien het vorenstaande vormt het besluit van 11 maart 2008 een concretisering naar plaats en tijd van het toepassingsbereik van een deel van de verordening. Het bestreden besluit kan naar het oordeel van de Afdeling niet worden aangemerkt als een algemeen verbindend voorschrift, omdat het geen zelfstandige normstelling inhoudt, en kan, gelet op de bedoelde concretisering, evenmin worden aangemerkt als een besluit inhoudende de vaststelling van de inwerkingtreding van een algemeen verbindend voorschrift. Ook anderszins kan het bestreden besluit niet worden aangemerkt als een besluit als bedoeld in artikel 8:2 van de Awb. Op grond van het vorenstaande heeft het college het bezwaar van [appellanten] tegen het besluit van 11 maart 2008 ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat daartegen, gelet op de artikelen 8.2 en 7:1 van de Awb, geen bezwaar openstond.
2.7. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd. De overige beroepsgronden behoeven geen bespreking.
2.8. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland van 9 december 2008, kenmerk 2008-38650;
III. gelast dat het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland aan [appellanten] het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 288,00 (zegge: tweehonderdachtentachtig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander.
Aldus vastgesteld door mr. J.M. Boll, voorzitter, en drs. H. Borstlap en mr. M.W.L. Simons-Vinckx, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.I.Y. Lap, ambtenaar van Staat.
w.g. Boll w.g. Lap
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 september 2009
483-288.