ECLI:NL:RVS:2009:BJ8278

Raad van State

Datum uitspraak
17 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200904968/1/M2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.H. van Kreveld
  • M.J. van der Zijpp
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake last onder dwangsom opgelegd door de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer

Op 7 mei 2009 heeft de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer een last onder dwangsom opgelegd aan [verzoekster] wegens overtreding van de Verordening (EG) nr. 1013/2006. [verzoekster] heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek op 3 september 2009 behandeld. De minister had geconstateerd dat [verzoekster] van plan was zeven containers met afvalstoffen naar China te vervoeren zonder de benodigde kennisgeving en toestemming. [verzoekster] betwistte de overtreding en stelde dat de lading bestond uit schroot, dat onder bepaalde voorwaarden zonder kennisgeving mag worden overgebracht.

De voorzitter overwoog dat de minister niet voldoende had gemotiveerd waarom de lading als een mengsel van afvalstoffen moest worden aangemerkt, in plaats van als schroot. De minister had niet duidelijk gemaakt dat zijn standpunt steun vond in de vuistregels voor het beoordelen van verontreinigingen van groene-lijst afvalstoffen. Hierdoor was het besluit in strijd met de Algemene wet bestuursrecht, omdat het niet op een deugdelijke motivering berustte.

De voorzitter besloot daarom om de last onder dwangsom te schorsen en de minister te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten van [verzoekster]. De minister moest ook het griffierecht vergoeden. De uitspraak werd openbaar gedaan op 17 september 2009.

Uitspraak

200904968/1/M2.
Datum uitspraak: 17 september 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoekster], gevestigd te [plaats],
en
de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 7 mei 2009 heeft de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (hierna: de minister) een last onder dwangsom opgelegd aan [verzoekster] vanwege overtreding van de Verordening (EG) nr. 1013/2006 (hierna: de Verordening).
Tegen dit besluit heeft [verzoekster] bezwaar gemaakt.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 9 juli 2009, heeft [verzoekster] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
[verzoekster] heeft nadere stukken ingediend.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 3 september 2009, waar [verzoekster], vertegenwoordigd door [gemachtigde] en bijgestaan door mr. B.J.M. Veldhoven, advocaat te 's-Gravenhage, en de minister, vertegenwoordigd door mr. P. Beudeker, mr. drs. M.E. Oderkerk en J. Savert, allen werkzaam bij het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. De minister heeft op 4 februari 2009 geconstateerd dat [verzoekster] het voornemen had om zeven containers met afvalstoffen over te brengen naar China zonder de daartoe benodigde kennisgeving te hebben gedaan en zonder de daarvoor benodigde toestemming te hebben verkregen. Volgens de minister handelde [verzoekster] in strijd met artikel 37, vijfde lid, samen met artikel 2, onder 35, sub a en/of b van de Verordening. De minister heeft een last onder dwangsom opgelegd om herhaling van deze overtreding te voorkomen.
2.2. [verzoekster] stelt dat geen overtreding heeft plaatsgevonden. De desbetreffende lading bestond volgens haar uit mixed metal scrap (hierna schroot), wat onder code B1010 van bijlage III van de Verordening valt. Deze lading mocht volgens [verzoekster] zonder kennisgeving worden overgebracht.
2.3. Niet in geschil is dat schroot valt onder code B1010 van bijlage III van de Verordening en zonder kennisgeving mag worden overgebracht naar China.
2.4. Het geschil spitst zich toe op de vraag of de minister de lading afvalstoffen, die bestond uit een partij schroot waarin zich ook andere afvalstoffen dan schroot bevonden, terecht heeft aangemerkt als een mengsel van afvalstoffen. Ter zitting heeft de minister toegelicht dat enige mate van vermenging van schroot met andere componenten niet betekent dat de partij voor de toepassing van de Verordening niet meer als schroot kan worden aangemerkt. De hoeveelheid en aard van de tussen het schroot aangetroffen andere componenten was echter volgens de minister zodanig, dat de partij voor de toepassing van de Verordening niet meer als schroot kon worden aangemerkt. Ter zitting heeft de minister verder verklaard dat hij bij de beoordeling of het al dan niet gaat om een mengsel, de "Vuistregels voor het beoordelen van verontreinigingen van groene-lijst afvalstoffen" (hierna: vuistregels) hanteert.
De voorzitter overweegt dat in het bestreden besluit zonder nadere motivering is gesteld dat de partij afvalstoffen een mengsel was. Uit het besluit is niet kenbaar waarom het schroot in kwestie naar het oordeel van de minister zodanig vermengd is met andere componenten, dat de partij voor de toepassing van de Verordening als mengsel van afvalstoffen moet worden beschouwd en niet als schroot kan worden aangemerkt. Ook ter zitting heeft de minister niet duidelijk gemaakt dat zijn standpunt steun vindt in de vuistregels. Derhalve berust het besluit, in strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht, niet op een deugdelijke motivering.
2.5. De voorzitter ziet gelet op het voorgaande aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
2.6. De minister dient op hierna te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 7 mei 2009, kenmerk 2009034102-GDO-Z tot zes weken na de bekendmaking van het besluit op het gemaakte bezwaar, met dien verstande dat indien binnen die termijn wordt verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, de schorsing doorloopt totdat op dat verzoek is beslist;
II. veroordeelt de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer tot vergoeding van bij [verzoekster] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
III. gelast dat de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer aan [verzoekster] het door hem voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 297,00 (zegge: tweehonderdzevenennegentig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.J. van der Zijpp, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Kreveld w.g. Van der Zijpp
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 17 september 2009
262-632.