200900192/1/H3.
Datum uitspraak: 23 september 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Almelo van 23 december 2008 in zaak nr. 08/627 in het geding tussen:
de burgemeester van Enschede.
Bij besluit van 9 april 2008 heeft de burgemeester van Enschede (hierna: de burgemeester) geweigerd aan [appellant] vergunning te verlenen voor de exploitatie van een seksinrichting in het pand aan de [locatie] te [plaats].
Bij besluit van 19 juni 2008 heeft de burgemeester het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 23 december 2008, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Almelo (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 8 januari 2009, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 26 januari 2009.
De burgemeester heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] en de burgemeester hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 augustus 2009, waar [appellant], bijgestaan door mr. F.J.M. Kobossen, advocaat te Apeldoorn, en de burgemeester, vertegenwoordigd door J.M.P. Duininck, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 3.2.1, eerste lid, van de Algemene plaatselijke verordening gemeente Enschede (hierna: de APV) is het verboden een seksinrichting, respectievelijk escortbedrijf te exploiteren of te wijzigen zonder vergunning van de burgemeester, respectievelijk het college.
Ingevolge artikel 3.3.2, eerste lid, aanhef en onder b, wordt de vergunning geweigerd indien de vestiging of de exploitatie in strijd is met een geldend bestemmingsplan, stadsvernieuwingsplan of leefmilieuverordening.
Ingevolge het tweede lid, aanhef en onder c, kan de vergunning worden geweigerd in het belang van het voorkomen of beperken van aantasting van het woon-, winkel-, werk- of leefklimaat.
2.2. Volgens het derde criterium van paragraaf 5.2 van de door de gemeenteraad op 5 april 2004 vastgestelde nota Planologisch prostitutiebeleid in Enschede (hierna: de nota) mogen binnen een loopafstand van 100 meter van de plaats waar de vestiging van het prostitutiebedrijf is beoogd geen scholen, peuterspeelzalen, crèches of religieuze gebouwen aanwezig of gepland zijn.
2.3. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de door hem beoogde exploitatie van de seksinrichting ten onrechte is beoordeeld als een nieuwe vestiging, nu deze binnen enkele weken nadat deze door de vorige exploitant was beëindigd, is voortgezet.
2.4. Dit betoog faalt. De rechtbank heeft terecht en op goede gronden overwogen dat de aan de voormalige exploitant verleende exploitatievergunning is vervallen en dat voor de exploitatie van de seksinrichting door [appellant] een nieuwe exploitatievergunning is vereist.
2.5. De rechtbank heeft voorts overwogen dat de omstandigheid dat twee in artikel 3.3.2, eerste lid, van de APV opgenomen dwingende weigeringsgronden niet van toepassing zijn, niet betekent dat de burgemeester gehouden zou zijn de exploitatievergunning te verlenen. De rechtbank heeft verder overwogen dat de nota dient ter nadere invulling van de in artikel 3.3.2, tweede lid, aanhef en onder c, van de APV genoemde niet-dwingende weigeringsgrond. De burgemeester heeft zich naar haar oordeel terecht op het standpunt gesteld dat de aanvraag om een exploitatievergunning niet voldoet aan paragraaf 5.2 van de nota, nu zich binnen een afstand van 100 meter van de seksinrichting een school bevindt. Zij heeft geoordeeld dat de burgemeester dan ook op grond van artikel 3.3.2, tweede lid, aanhef en onder c, van de APV bevoegd was de exploitatievergunning te weigeren.
2.6. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de in de nota neergelegde afstandseis een inbreuk maakt op de op grond van het geldende bestemmingsplan bestaande planologische mogelijkheden voor de vestiging van een seksinrichting ter plaatse.
2.7. Ook dit betoog faalt. Op het perceel [locatie] rust ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan Getfert-Perik-Hogeland Noord de basisbestemming "Gemengde voorzieningen 2". Gelet op het gebruik destijds is aan dit perceel de specifieke bestemming "nachtclub/seksinrichting" toegekend. De rechtbank heeft met juistheid geoordeeld dat de omstandigheid dat de aanvraag geen strijd oplevert met het bestemmingsplan, onverlet laat dat deze ook aan de in artikel 3.3.2, tweede lid, aanhef en onder c, van de APV opgenomen weigeringsgrond dient te worden getoetst. De bevoegdheid van de burgemeester inzake het verlenen van een exploitatievergunning voorziet immers niet alleen in dwingende weigeringsgronden, maar ook in weigeringsgronden met een discretionair karakter. Bij de uitoefening van deze discretionaire bevoegdheid hanteert de burgemeester als vaste gedragslijn de door de gemeenteraad vastgestelde nota.
Blijkens de toelichting op de in het derde criterium van paragraaf 5.2 van de nota opgenomen afstandseis van 100 meter wordt de vestiging van een seksinrichting naast een school wegens strijd met de goede smaak onwenselijk geacht. De burgemeester heeft hieraan toegevoegd dat de afstandseis ziet op de openbare orde en het leefklimaat, de vrees voor uitwassen bij of in de buurt van gebouwen met gevoelige functies en overeenkomstige gebruikers en het voorkomen van overlast voor de omgeving. Het in de toelichting genoemde motief valt dan ook onder het in artikel 3.3.2, tweede lid, aanhef en onder c, van de APV genoemde belang van het voorkomen of beperken van aantasting van het leefklimaat. De wijze van invulling van de aan de burgemeester op grond van artikel 3.3.2, tweede lid, aanhef en onder c, van de APV toekomende beoordelingsruimte is niet kennelijk onredelijk te achten.
Vast staat dat de school zich binnen een afstand van 100 meter van de seksinrichting bevindt. De rechtbank heeft dan ook terecht geoordeeld dat de burgemeester bevoegd was de gevraagde vergunning te weigeren. Het betoog van [appellant] dat de rechtbank heeft miskend dat de weigering van de exploitatievergunning in dit geval een doorkruising betekent van de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, vormt geen grond voor het oordeel dat de burgemeester niet in redelijkheid daartoe heeft kunnen overgaan, reeds omdat het gebruik van het pand [locatie] in overeenstemming met de basisbestemming "Gemengde voorzieningen 2" nog wel is toegestaan.
Voor zover [appellant] heeft gewezen op het verschil in openingstijden van de school en de seksinrichting en de omstandigheid dat direct zicht vanuit de school op de seksinrichting ontbreekt, kan, nog daargelaten dat de rechtbank terecht niet inhoudelijk op deze eerst ter zitting bij haar aangevoerde grond is ingegaan, niet worden geoordeeld dat de burgemeester zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat daarin geen grond kan worden gevonden om alsnog tot het verlenen van de gevraagde vergunning over te gaan. De burgemeester heeft mogen vasthouden aan de in de nota opgenomen objectieve criteria, hetgeen in dit geval betekent dat de afstandseis in acht dient te worden genomen.
2.8. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P. van Dijk, voorzitter, en mr. T.M.A. Claessens en mr. C.J.M. Schuyt, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.M.M. de Leeuw-van Zanten, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Dijk w.g. De Leeuw-van Zanten
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 september 2009