ECLI:NL:RVS:2009:BJ8282

Raad van State

Datum uitspraak
23 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200807303/1/M1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J.M. Boll
  • H. Borstlap
  • W. Sorgdrager
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van vergunning voor lozing van afvalwater door Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht

In deze zaak heeft het dagelijks bestuur van het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht op 11 augustus 2008 een vergunning verleend aan [appellante] voor de lozing van afvalwater op basis van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren. Dit besluit werd op 22 augustus 2008 ter inzage gelegd. [appellante] heeft op 1 oktober 2008 beroep ingesteld tegen dit besluit. Tijdens de zitting op 3 augustus 2009 zijn zowel [appellante] als het dagelijks bestuur vertegenwoordigd. De zaak draait om de vraag of de lozingseisen die aan de vergunning zijn verbonden, haalbaar zijn voor [appellante]. Het dagelijks bestuur stelt dat de normen uit het BREF-document voor oppervlaktebehandeling van metalen en kunststoffen haalbaar zijn bij correct gebruik van de ONO-installatie. [appellante] betwist dit en stelt dat de eisen te hoog zijn en niet haalbaar zijn gezien de samenstelling van haar afvalwater. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelt dat het bestreden besluit niet deugdelijk is gemotiveerd en dat de lozingseisen niet haalbaar zijn. Het beroep van [appellante] wordt gegrond verklaard en de vergunning wordt vernietigd. Tevens wordt het dagelijks bestuur veroordeeld in de proceskosten van [appellante].

Uitspraak

200807303/1/M1.
Datum uitspraak: 23 september 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], gevestigd te [plaats],
en
het dagelijks bestuur van het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 11 augustus 2008 heeft het dagelijks bestuur van het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht (hierna: het dagelijks bestuur) aan [appellante] een vergunning op grond van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren verleend voor de lozing van afvalwater van het perceel [locatie] te [plaats] in het gemeentelijk rioolstelsel. Dit besluit is op 22 augustus 2008 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 1 oktober 2008, beroep ingesteld.
Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft desverzocht een deskundigenbericht uitgebracht.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 augustus 2009, waar [appellante], vertegenwoordigd door E. Alders en K.A.H. de Graaff, en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. B.G.J. van Wissen en ing. J.C. Hiddinga, werkzaam bij het Hoogheemraadschap, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Binnen de inrichting vinden oppervlaktebehandelingen van metalen voorwerpen plaats. Op de voorwerpen worden metaallagen aangebracht, doordat deze in behandelingsbaden worden gebracht, waarin zich opgeloste metalen bevinden. Door stroomdoorleiding worden de metaal-ionen in de behandelingsbaden neutraal en slaan ze als metaallaag neer op de voorwerpen. De totale inhoud van de gebruikte behandelingsbaden is meer dan 30 m3.
De behandelingsbaden moeten na een bepaalde tijd ververst worden, de inhoud ervan wordt dan verwerkt in een ONO-installatie (Ontgiften Neutraliseren en Ontwateren). Er worden hydroxiden toegevoegd aan de (rest)-oplossing met metaal-ionen, waardoor deze als metaalhydroxide neerslaan en kunnen worden verwijderd. Omdat metaal-ionen slecht oplosbaar zijn in een oplossing met een pH waarde hoger dan 7, wordt in de ONO-installatie zuur toegevoegd, zodat zoveel mogelijk metaal neerslaat.
2.2. Ingevolge artikel 1, vijfde lid, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (hierna: de Wvo) worden aan een vergunning voorschriften verbonden tot bescherming van de belangen, waarvoor het vereiste van vergunning is gesteld. Ingevolge artikel 7, vijfde lid, van de Wvo zijn met betrekking tot een vergunning, als de onderhavige, onder meer de artikelen 8.10 en 8.11 van de Wet milieubeheer van overeenkomstige toepassing.
Artikel 8.10, eerste lid, van de Wet milieubeheer bepaalt dat de vergunning slechts in het belang van de bescherming van het milieu kan worden geweigerd. Het tweede lid, aanhef en onder a, van dit artikel bepaalt dat de vergunning in ieder geval wordt geweigerd indien door verlening daarvan niet kan worden bereikt dat in de inrichting ten minste de voor de inrichting in aanmerking komende beste beschikbare technieken worden toegepast.
Ingevolge artikel 8.11, tweede lid, van de Wet milieubeheer kan een vergunning in het belang van de bescherming van het milieu onder beperkingen worden verleend. Ingevolge het derde lid van dit artikel worden in het belang van het bereiken van een hoog niveau van bescherming van het milieu aan de vergunning de voorschriften verbonden die nodig zijn om de nadelige gevolgen die de inrichting voor het milieu kan veroorzaken, te voorkomen of, indien dat niet mogelijk is, zoveel mogelijk - bij voorkeur bij de bron - te beperken en ongedaan te maken. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat in de inrichting ten minste de voor de inrichting in aanmerking komende beste beschikbare technieken worden toegepast. Uit artikel 8.11, tweede en derde lid, volgt dat de vergunning moet worden geweigerd indien de nadelige gevolgen die de inrichting voor het milieu kan veroorzaken door het stellen van voorschriften en beperkingen niet kunnen worden voorkomen dan wel niet voldoende kunnen worden beperkt.
Bij de toepassing van de hiervoor genoemde bepalingen komt het dagelijks bestuur een zekere beoordelingsvrijheid toe.
2.3. De inrichting valt onder categorie 2.6 van bijlage 1 van richtlijn 96/61/EG (thans: richtlijn 2008/1/EG), omdat de inhoud van de gebruikte behandelingsbaden baden meer dan 30m3 bedraagt.
2.4. Ingevolge artikel 5a.1, tweede lid, van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer in samenhang met artikel 1, tweede en derde lid, van de Regeling aanwijzing BBT-documenten houdt het bevoegd gezag bij de bepaling van de voor de inrichting in aanmerking komende beste beschikbare technieken in ieder geval rekening met de in tabel 1 van de bijlage bij deze regeling vermelde documenten, voor zover het de daarbij vermelde gpbv-installaties betreft, en houdt het bevoegd gezag met de in tabel 2 van de bijlage vermelde documenten rekening, voor zover deze documenten betrekking hebben op onderdelen van of activiteiten binnen de inrichting. In tabel 1 van deze bijlage is onder meer het BREF-document Reference Document on Best Available Techniques for the Surface Treatment of Metals and Plastics (hierna: het BREF oppervlaktebehandeling van metalen en kunststoffen) vermeld.
2.5. Ingevolge voorschrift 4.4 mag het afvalwater dat wordt geloosd via meetpunt 2 vanaf 1 januari 2008 geen hogere gehaltes bevatten dan de in tabel 5 genoemde waarden. Tabel 5 betreft lozingseisen voor het effluent van de ONO-installatie. Deze lozingseisen bedragen voor steekmonsters onderscheidenlijk 4.0 mg/l voor chroom (totaal), 0,4 mg/l voor chroom (zeswaardig), 4,0 mg/l voor koper, 4,0 mg/l voor nikkel, 1,0 mg/l voor tin, 1,0 mg/l voor zilver, 4,0 mg/l voor zink en 0,4 mg/l voor vrij cyanide. Voor het voortschrijdend rekenkundig gemiddelde over 5 steekmonsters bedragen deze eisen onderscheidenlijk 2,0 mg/l voor chroom (totaal), 0,2 mg/l voor chroom (zeswaardig), 2,0 mg/l voor koper, 2,0 mg/l voor nikkel, 0,5 mg/l voor tin, 0,5 mg/l voor zilver, 2,0 mg/l voor zink en 0,2 mg/l voor vrij cyanide.
2.6. Tabel 5.2 op blz. 404 van het BREF oppervlaktebehandeling van metalen en kunststoffen bevat een prestatierange voor emissieniveaus voor de lozing van metalen, die gebaseerd zijn op de toepassing van de beste beschikbare technieken. Deze emissieniveaus zien op daggemiddelden die niet vóór analyse gefilterd zijn en die zijn genomen na behandeling, maar vóór enige vorm van verdunning. De emissieniveaus bedragen onderscheidenlijk 0,1-0,5 mg/l voor zilver, 0,01-0,2 mg/l voor vrij cyanide, 0,1-0,2 mg/l voor chroom (zeswaardig), 0,1-2,0 mg/l voor chroom (totaal), 0,2-2,0 mg/l voor koper, 0,2-2,0 mg/l voor nikkel, 0,2-2 mg/l voor tin, en 0,2-2,0 mg/l voor zink.
2.7. Volgens [appellante] kunnen de concentraties uit het BREF oppervlaktebehandeling van metalen en kunststoffen niet als lozingseis gesteld worden.
[appellante] voert aan dat in haar inrichting doorgaans mengsels van metalen benut worden. Zij kan daarom en vanwege de beperkte omvang van de afvalwaterstromen niet aan de gestelde lozingseisen voldoen. De optimale pH waarde, waarbij zoveel mogelijk metaal neerslaat, is voor het ene metaal anders dan voor het andere metaal. Volgens haar verlangt het dagelijks bestuur ten onrechte dat zij bij een mengsel voor alle metalen tegelijk aan lozingseisen voldoet die binnen de bandbreedte van het BREF oppervlaktebehandeling van metalen en kunststoffen blijven. Zij keert zich daarom tegen voorschrift 4.4. van de vergunning. De mogelijkheid die dit voorschrift biedt om uit te middelen over een serie van vijf opvolgende metingen is volgens haar onvoldoende. Het gemiddelde moet dan alsnog aan de concentraties uit het BREF oppervlaktebehandeling van metalen en kunststoffen voldoen, aldus [appellante], terwijl deze concentraties volgens haar niet als lozingseisen gesteld mogen worden. Bovendien zijn de eisen voor een individuele lozing volgens haar dan nog te hoog, omdat zij deze niet kan naleven. Volgens haar is sprake van een verkapte weigering van de vergunning.
2.7.1. Het dagelijks bestuur voert aan dat de normen uit het BREF oppervlaktebehandeling van metalen en kunststoffen haalbaar zijn bij correct gebruik van de ONO-installatie. Het dagelijks bestuur wijst erop dat deze normen reeds waren opgenomen in de CIW nota Afvalwaterproblematiek en in het Activiteitenbesluit als emissiegrenswaarden zijn opgenomen in artikel 4:73. Het dagelijks bestuur stelt dat zij [appellante] de hoogste waarden uit de prestatierange van het BREF oppervlaktebehandeling van metalen en kunststoffen heeft voorgeschreven. Het dagelijks bestuur stelt zich op het standpunt dat de afvalstromen gescheiden behandeld moeten worden.
2.7.2. Volgens het deskundigenbericht kan het om de waarden uit het BREF oppervlaktebehandeling van metalen en kunststoffen te halen noodzakelijk zijn om afvalwaterstromen met verschillende samenstellingen niet gezamenlijk te behandelen. Volgens dit bericht is de consequentie daarvan mogelijk dat extra opslagcapaciteit nodig is om deelstromen apart op te slaan, waarbij onduidelijk is hoe groot de buffercapaciteit moet zijn. Ook zijn volgens het deskundigenbericht bij de aanvraag weliswaar analysegegevens overgelegd, maar blijkt daaruit niet waar de bemonstering heeft plaatsgevonden en evenmin of het gaat om een steekmonster of om een etmaalwaardemonster. Volgens het deskundigenbericht hebben de analyseresultaten die voor het dagelijks bestuur beschikbaar waren, betrekking op het effluent van de ONO-installatie na menging met spoelwater. Volgens het deskundigenbericht is het op basis van deze gegevens niet mogelijk om te beoordelen of vergunningvoorschrift 4.4 naleefbaar is. De Afdeling ziet geen aanleiding het rapport op dit punt onjuist te achten. Gelet hierop is het bestreden besluit in strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht niet deugdelijk gemotiveerd.
2.7.3. Het beroep is gegrond. Het besluit van 11 augustus 2008 komt voor vernietiging in aanmerking. De overige beroepsgronden behoeven geen bespreking.
2.8. Het dagelijks bestuur dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van het dagelijks bestuur van het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht van 11 augustus 2008, kenmerk 2008-014861;
III. veroordeelt het dagelijks bestuur van het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht tot vergoeding van [appellante] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 670,79 (zegge: zeshonderdzeventig euro en negenenzeventig cent), waarvan € 644,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
IV. gelast dat het dagelijks bestuur van het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht aan [appellante] het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 288,00 (zegge: tweehonderdachtentachtig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.M. Boll, voorzitter, en drs. H. Borstlap en mr. W. Sorgdrager, leden, in tegenwoordigheid van mr. A. Bijleveld, ambtenaar van Staat.
w.g. Boll w.g. Bijleveld
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 september 2009
433.