ECLI:NL:RVS:2009:BJ8295

Raad van State

Datum uitspraak
18 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200904631/2/M2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • K. Brink
  • H.J.J. Kalter
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in verband met hogere waarden geluidhinder voor bestemmingsplan Braassermerland

Op 23 september 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Alkemade, thans het college van burgemeester en wethouders Kaag en Braassem, hogere waarden vastgesteld op basis van artikel 110a van de Wet geluidhinder. Dit besluit betreft de ontwikkeling van het bestemmingsplan voor Braassermerland en is op 18 juni 2009 ter inzage gelegd. Tegen dit besluit heeft verzoeker, die op 29 juli 2009 een beroep heeft ingesteld, verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek op 10 september 2009 behandeld, waarbij verzoeker werd bijgestaan door M. Dammers en S.W.J. Hoorn, en het college vertegenwoordigd was door mr. H.J.M. Winkelhuijzen en ing. A.T.W. Beerens.

De voorzitter oordeelt dat het verzoek om een voorlopige voorziening niet kan worden toegewezen. Verzoeker stelt dat hij een spoedeisend belang heeft bij het treffen van een voorlopige voorziening vanwege de onrechtmatigheid van het bestreden besluit. Hij wijst erop dat essentiële stukken niet ter inzage zijn gelegd en dat de akoestische onderzoeken gebreken vertonen, wat leidt tot een onjuiste vaststelling van de geluidbelasting van de nieuw aan te leggen hoofdontsluitingsweg. Het college heeft echter aangegeven dat de aanleg van de weg pas in het vierde kwartaal van 2010 of het eerste kwartaal van 2011 zal beginnen, waardoor de voorzitter van oordeel is dat verzoeker geen spoedeisend belang heeft.

De voorzitter concludeert dat de enkele stelling van verzoeker over de onrechtmatigheid van het besluit onvoldoende is om een spoedeisend belang aan te nemen. Daarom wordt het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De beslissing is openbaar uitgesproken op 18 september 2009.

Uitspraak

200904631/2/M2.
Datum uitspraak: 18 september 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Kaag en Braassem,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 23 september 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Alkemade, thans het college van burgemeester en wethouders Kaag en Braassem (hierna: het college) hogere waarden vastgesteld als bedoeld in artikel 110a van de Wet geluidhinder voor bestaande en nieuwe woningen in verband met de vaststelling van het bestemmingsplan voor de ontwikkeling van Braassermerland. Dit besluit is op 18 juni 2009 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoeker] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 29 juli 2009, beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 29 juli 2009, heeft [verzoeker] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
[verzoeker] en het college hebben nadere stukken ingediend.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 10 september 2009, waar [verzoeker], in persoon en bijgestaan door M. Dammers en S.W.J. Hoorn, en het college, vertegenwoordigd door mr. H.J.M. Winkelhuijzen, advocaat te Alphen aan den Rijn, en ing. A.T.W. Beerens, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), voor zover hier van belang, kan de voorzieningenrechter op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2.3. [verzoeker] stelt dat hij een spoedeisend belang heeft bij het treffen van een voorlopige voorziening vanwege de onrechtmatigheid van het bestreden besluit. Zo stelt hij dat een aantal essentiële stukken niet ter inzage is gelegd en dat aan de akoestische onderzoeken die aan het bestreden besluit ten grondslag liggen gebreken kleven, zodat de geluidbelasting van de nieuw aan te leggen hoofdontsluitingsweg onjuist is vastgesteld. Volgens [verzoeker] is er reeds daarom een spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening.
2.3.1. Het college heeft aangegeven dat, voordat met de daadwerkelijke uitvoering van het bestemmingsplan en de aanleg van de hoofdontsluitingsweg in het plangebied kan worden begonnen, nog een aantal voorbereidende werkzaamheden dient te worden verricht. Met de aanleg van de weg zal naar verwachting niet eerder dan in het vierde kwartaal van 2010 of het eerste kwartaal van 2011 worden aangevangen, aldus het college.
2.3.2. De hogere grenswaarden zijn vastgesteld in verband met het wegverkeerslawaai ten gevolge van het verkeer dat zich over de nieuwe hoofdontsluitingsweg zal gaan bewegen. Voor de aanwezigheid van onverwijlde spoed als bedoeld in artikel 8:81, eerste lid, van de Awb is vereist dat de uitvoering van het bestreden besluit tot onomkeerbare gevolgen leidt, zodat niet op behandeling van het beroep door de Afdeling kan worden gewacht. Nu [verzoeker] eerst gevolgen zal ondervinden van het bestreden besluit nadat de hoofdontsluitingsweg is aangelegd en met die aanleg niet vóór het vierde kwartaal van 2010 zal worden aangevangen, is de voorzitter van oordeel dat [verzoeker] geen spoedeisend belang heeft bij het treffen van een voorlopige voorziening. De enkele door [verzoeker] gestelde onrechtmatigheid van het bestreden besluit is, gelet op het vorenstaande, onvoldoende om een spoedeisend belang aan te nemen.
2.4. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. K. Brink, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.J.J. Kalter, ambtenaar van Staat.
w.g. Brink w.g. Kalter
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 september 2009
492.