ECLI:NL:RVS:2009:BJ8296

Raad van State

Datum uitspraak
18 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200905409/2/M2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • K. Brink
  • H.J.J. Kalter
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake ernstige verontreiniging op percelen Heescheweg te Nistelrode

Op 18 september 2009 heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Dit verzoek was ingediend door [verzoeker] en anderen tegen een besluit van het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant, dat op 23 juni 2009 was genomen. In dit besluit werd vastgesteld dat er op de percelen Heescheweg 22 en 30 te Nistelrode drie gevallen van ernstige verontreiniging aanwezig waren, waarvoor spoedige sanering noodzakelijk was. De verzoekers stelden dat zij een spoedeisend belang hadden bij het treffen van een voorlopige voorziening, omdat het besluit gebruiksbeperkingen voor hun percelen met zich meebracht.

De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 10 september 2009, waar de verzoeker in persoon aanwezig was, en het college vertegenwoordigd werd door mr. M.J.B. Bruggeman en drs. E. van Alphen. De voorzitter oordeelde dat het verzoek niet-ontvankelijk was voor zover het was ingediend door [verzoekster C], omdat er geen machtiging was overgelegd. Voor de overige verzoekers werd het verzoek afgewezen, omdat de in het bestreden besluit opgenomen gebruiksbeperkingen niet leidden tot onomkeerbare gevolgen die een spoedeisend belang rechtvaardigden. De voorzitter concludeerde dat de behandeling van het beroep door de Afdeling kon worden afgewacht.

De beslissing van de voorzitter was als volgt: het verzoek werd niet-ontvankelijk verklaard voor [verzoekster C] en voor het overige werd het verzoek afgewezen. De uitspraak werd openbaar gedaan op 18 september 2009.

Uitspraak

200905409/2/M2.
Datum uitspraak: 18 september 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te [woonplaats], en anderen,
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 23 juni 2009 heeft het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant vastgesteld dat zich op de percelen Heescheweg 22 en 30 te Nistelrode drie gevallen van ernstige verontreiniging als bedoeld in artikel 29 van de Wet bodembescherming bevinden waarvan voor twee gevallen spoedige sanering in de zin van artikel 37 van de Wet bodembescherming noodzakelijk is.
Tegen dit besluit hebben [verzoeker] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 21 juli 2009, beroep ingesteld.
Bij deze brief hebben [verzoeker] en anderen de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 10 september 2009, waar [verzoeker], in persoon, en het college, vertegenwoordigd door mr. M.J.B. Bruggeman en drs. E. van Alphen, beiden werkzaam bij de provincie, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. [verzoeker] heeft mede namens [verzoeker A], [verzoeker B] en [verzoekster C] verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. [verzoeker] heeft een machtiging overgelegd waaruit blijkt dat hij gemachtigd is namens [verzoeker A] en [verzoeker B] een verzoek om voorlopige voorziening te doen. Van [verzoekster C] is geen machtiging overgelegd waaruit blijkt dat [verzoeker] gemachtigd is om namens haar een verzoek om voorlopige voorziening te doen. Gelet hierop is het verzoek niet-ontvankelijk voor zover het is ingediend door [verzoekster C].
2.3. [verzoeker] en anderen stellen dat zij een spoedeisend belang hebben bij het treffen van een voorlopige voorziening, omdat het bestreden besluit gebruiksbeperkingen voor hun percelen met zich brengt.
2.3.1. In het bestreden besluit zijn beperkingen opgenomen voor het gebruik van de grond en het grondwater binnen de interventiewaardecontour van de verontreiniging. Deze beperkingen houden kort samengevat in dat binnen de interventiewaardecontour aanwezige verontreinigingen geen handelingen mogen worden verricht die tot verspreiding van de verontreiniging kunnen leiden. Deze beperkingen hebben naar het oordeel van de voorzitter niet tot gevolg dat [verzoeker] en anderen een spoedeisend belang hebben bij het treffen van een voorlopige voorziening. De in het bestreden besluit opgenomen gebruiksbeperkingen noch enig ander aspect van het bestreden besluit leiden tot onomkeerbare gevolgen die ertoe nopen dat de behandeling van het beroep door de Afdeling niet kan worden afgewacht.
2.4. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening, voor zover ontvankelijk, af te wijzen.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het verzoek niet-ontvankelijk voor zover het is ingediend door [verzoekster C];
II. wijst het verzoek voor het overige af.
Aldus vastgesteld door mr. K. Brink, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.J.J. Kalter, ambtenaar van Staat.
w.g. Brink w.g. Kalter
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 september 2009
492.