ECLI:NL:RVS:2009:BJ8888

Raad van State

Datum uitspraak
22 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200905646/2/M1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • K. Brink
  • R.I.Y. Lap
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergunningverlening voor motorcrossterrein in natuurgebied en verzoek om voorlopige voorziening

Op 17 juni 2009 verleende het college van gedeputeerde staten van Drenthe een vergunning aan de Motorcrossclub Zuidwolde voor het oprichten en in werking hebben van een motorcrossterrein op een perceel in de gemeente Zuidwolde. Dit besluit leidde tot beroep van een verzoeker, die op 4 augustus 2009 bij de Raad van State een verzoek indiende om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, K. Brink, behandelde het verzoek op 14 september 2009.

De verzoeker betoogde dat de vergunning niet verleend had mogen worden, omdat het terrein bestemd is als natuurgebied en de bestemming eerst gewijzigd zou moeten worden. Het college stelde echter dat er een voorontwerpbestemmingsplan was vastgesteld waarin het terrein als motorcrossterrein werd bestemd. De voorzitter oordeelde dat de vergunning op basis van de Wet milieubeheer slechts geweigerd kan worden in het belang van de bescherming van het milieu en dat het college niet verplicht was om de vergunning te weigeren.

Daarnaast stelde de verzoeker dat de geluidgrenswaarde voor piekgeluiden van 63 dB(A) niet kon worden nageleefd. Het college weerlegde dit door te stellen dat de door de verzoeker aangevoerde meetgegevens niet wezenlijk bewijs leverden voor structurele overschrijdingen van de geluidgrenswaarden. De voorzitter concludeerde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de naleefbaarheid van de geluidgrenswaarde en wees het verzoek om voorlopige voorziening af. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 22 september 2009.

Uitspraak

200905646/2/M1.
Datum uitspraak: 22 september 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker], wonend te [woonplaats], gemeente De Wolden,
en
het college van gedeputeerde staten van Drenthe,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 17 juni 2009 heeft het college van gedeputeerde staten van Drenthe (hierna: het college) aan de vereniging Motorcrossclub Zuidwolde (hierna: de motorcrossclub) een vergunning als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer verleend voor het oprichten en in werking hebben van een motorcrossterrein op het perceel, kadastraal bekend gemeente Zuidwolde, sectie B, nummer 4415, en sectie A, nummers 1656 en 2377 (gedeeltelijk).
Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoeker] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 4 augustus 2009, beroep ingesteld.
Bij dezelfde brief als waarmee beroep is ingesteld heeft [verzoeker] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 14 september 2009, waar [verzoeker], in persoon, en het college, vertegenwoordigd door mr. drs. B. Arentz en ing. K.S. van der Wal, beiden werkzaam bij de provincie, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. [verzoeker] betoogt dat, nu het terrein waarop het motorcrossterrein is gelegen is bestemd als natuurgebied, een vergunning pas zou mogen worden verleend nadat de bestemming is gewijzigd in motorcrossterrein. Zolang dat niet het geval is, zou de vergunning moeten worden geweigerd.
2.2.1. Het college stelt in het besluit van 17 juni 2009 dat, afgezien van de omstandigheid dat op grond van overgangsrecht gecrost mag worden, het betreffende terrein in het vigerende bestemmingsplan weliswaar de bestemming natuurgebied heeft, maar dat de gemeente De Wolden een voorontwerpbestemmingsplan heeft vastgesteld waarin het terrein als motorcrossterrein wordt bestemd. Ter zitting heeft het college nog medegedeeld dat inmiddels het ontwerpbestemmingsplan ter inzage is gelegd waarin deze bestemming is opgenomen.
2.2.2. Ingevolge artikel 8.10, eerste lid, van de Wet milieubeheer kan de vergunning slechts in het belang van de bescherming van het milieu worden geweigerd.
Ingevolge het derde lid van dit artikel, voor zover hier van belang, kan de vergunning in afwijking van het eerste lid tevens worden geweigerd ingeval door verlening daarvan strijd zou ontstaan met een bestemmingsplan.
2.2.3. Daargelaten of het gebruik als motorcrossterrein op grond van in het vigerende bestemmingsplan opgenomen overgangsrecht in dit geval is toegestaan, overweegt de voorzitter dat, anders dan [verzoeker] kennelijk aanneemt, in de gevallen waarop artikel 8.10, derde lid, van de Wet milieubeheer betrekking heeft, geen plicht maar een bevoegdheid bestaat om de gevraagde milieuvergunning te weigeren. Het college heeft in het besluit van 17 juni 2009 aangegeven waarom het geen gebruik heeft gemaakt van deze bevoegdheid. Hetgeen [verzoeker] heeft gesteld geeft daarom geen aanleiding tot het treffen van een voorlopige voorziening.
2.3. [verzoeker] stelt dat niet kan worden voldaan aan de geluidgrenswaarde voor piekgeluiden van 63 dB(A) die in voorschrift 2.2.1 ter plaatse van zijn woning op de [locatie] is gesteld voor de periode van 10.00 tot 21.00 uur. Uit door hemzelf verrichte geluidmetingen blijkt volgens hem dat deze geluidgrenswaarde stelselmatig wordt overschreden. [verzoeker] wijst erop dat hij reeds eerder heeft gesteld dat de dempingsmethode die is gehanteerd bij het akoestisch onderzoek dat aan de vergunningverlening ten grondslag ligt, niet juist is. Voorts stelt hij dat de baan op plaatsen wel meer dan een meter verhoogd is, waardoor de uitgangspunten zijn veranderd.
2.3.1. Het college stelt zich op het standpunt dat uit de door [verzoeker] bijgevoegde bijlagen met meetgegevens niet blijkt van structurele overschrijdingen van de gestelde geluidgrenswaarden. Volgens het college ziet [verzoeker] over het hoofd dat ingevolge voorschrift 2.4.2 de controle van de grenswaarden moet geschieden conform de Handleiding meten en rekenen industrielawaai (1999) en heeft [verzoeker] waarschijnlijk ten onrechte geen meteocorrectie op zijn metingen toegepast. Uit de omstandigheid dat de hoogste pieken niet met enige regelmaat terugkeren, leidt het college, gelet op het feit dat motoren op het crossterrein rondjes rijden, af dat deze pieken waarschijnlijk niet door het crossterrein zijn veroorzaakt maar door stoorgeluiden. Het college wijst verder op het deskundigenbericht dat door de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening is uitgebracht in zaak
200802036/1/M1. De deskundige concludeert volgens het college in dat deskundigenbericht dat de berekende geluidimmissieniveaus juist zijn.
2.3.2. De in voorschrift 2.2.1 ter plaatse van de woning van [verzoeker] op de [locatie] gestelde geluidgrenswaarde voor piekgeluiden van 63 dB(A) is gebaseerd op de uitkomsten van het akoestisch rapport van Royal Haskoning dat als bijlage 3 is gevoegd bij de aanvraag van de motorcrossclub van mei 2007. In het in de zaak
200802036/1/M1door de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak uitgebrachte deskundigenbericht is gesteld dat de in het rapport van Royal Haskoning in verband met de demping gekozen bodemfactor, gelet op het overwegend aanwezige bosgebied tussen crossterrein en de woningen van onder meer [verzoeker], alleszins redelijk is. Voorts is hierin vermeld dat gelet op de afstand van de woning van onder meer [verzoeker] tot de grens van de inrichting, kleine hoogteverschillen ter plaatse van het motorcrossterrein uiteindelijk weinig of geen effect hebben op het berekende geluidimmissieniveau.
De voorzitter merkt voorts op dat uit de meetresultaten die door [verzoeker] als bijlage bij zijn verzoekschrift zijn gevoegd, niet valt af te leiden of de controle van de piekgeluidgrenswaarde van 63 dB(A) is geschied volgens de Handleiding meten en rekenen industrielawaai (1999), zoals voorschrift 2.4.2 van de bij het besluit van 17 juni 2009 verleende vergunning vereist. Reeds hierom kunnen uit deze meetresultaten geen conclusies worden getrokken omtrent de naleefbaarheid van de in voorschrift 2.2.1 ter plaatse van de woning de [locatie] gestelde piekgeluidgrenswaarde van 63 dB(A).
Gezien het vorenstaande ziet de voorzitter geen aanleiding voor het oordeel dat deze geluidgrenswaarde niet zou kunnen worden nageleefd. Voor het treffen van een voorlopige voorziening bestaat ook in zoverre geen reden.
2.4. Voor zover [verzoeker] stelt dat voor de aarden geluidwal die ingevolge voorschrift 2.3.2 moet worden aangelegd, geen aanlegvergunning is verleend, overweegt de voorzitter dat dit aspect geen betrekking heeft op de rechtmatigheid van het besluit van 17 juni 2009.
2.5. Gezien het vorenstaande bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. K. Brink, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R.I.Y. Lap, ambtenaar van Staat.
w.g. Brink w.g. Lap
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 22 september 2009
288.