ECLI:NL:RVS:2009:BJ8934
Raad van State
- Hoger beroep
- R.W.L. Loeb
- P. Klein
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid van bezwaar tegen besluit inzake asbestverontreiniging
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een uitspraak van de rechtbank Arnhem, waarin het beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Neder-Betuwe ongegrond werd verklaard. Het college had op 16 januari 2008 aan [appellant] gelast om alle asbestverontreiniging, veroorzaakt door het instorten van een schuur op zijn perceel, te verwijderen en verwijderd te houden. Het bezwaar van [appellant] tegen dit besluit werd op 14 augustus 2008 door het college niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank bevestigde deze beslissing in haar uitspraak van 19 januari 2009.
[Appellant] stelde dat hij tijdig bezwaar had gemaakt, gesteund door verklaringen van drie getuigen die stelden dat zijn bezwaarschrift op 13 februari 2008 was gepost. Het college ontkende echter de ontvangst van dit bezwaarschrift en stelde dat er geen bewijs was dat het bezwaarschrift daadwerkelijk was ontvangen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 4 augustus 2009 ter zitting behandeld, waarbij zowel [appellant] als het college vertegenwoordigd waren.
De Afdeling oordeelde dat het college op geloofwaardige wijze had ontkend dat het bezwaarschrift was ontvangen en dat de verklaringen van de getuigen niet voldoende waren om aan te tonen dat het bezwaarschrift daadwerkelijk was verzonden en ontvangen. Daarom werd het hoger beroep ongegrond verklaard en werd de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.