200902874/2/R3.
Datum uitspraak: 28 september 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoekster], gevestigd te [plaats],
het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
verweerder.
Bij besluit van 10 maart 2009 heeft het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant (hierna: het college) aan de raad van de gemeente Heeze-Leende (hierna: de raad) een aanwijzing gegeven als bedoeld in artikel 3.8, zesde lid, van de Wet ruimtelijke ordening met betrekking tot het door de raad bij besluit van 2 februari 2009 vastgestelde bestemmingsplan "Buitengebied" (hierna: het plan).
Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoekster] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 6 mei 2009, beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, heeft [verzoekster] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 1 september 2009, waar [verzoekster], vertegenwoordigd door M.G.J. Koenen, werkzaam bij Martin Koenen Adviesbureau, en het college, vertegenwoordigd door H.J.F.M. Verputten, ambtenaar in dienst van de provincie, zijn verschenen. Voorts is daar de raad, vertegenwoordigd door mr. R.S. Klaver en T.J.M. Matheeuwsen, beiden ambtenaar in dienst van de gemeente, gehoord.
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Bij het bestreden besluit - voor zover hier van belang - is door het college aan de raad een aanwijzing gegeven met betrekking tot artikel 14.2.3, onder a, van de bij het plan behorende planregels, wat betreft de regeling in de bij het artikel behorende 'Tabel Recreatieve voorzieningen' voor het perceel Valkenswaardseweg 29 b-e.
2.3. Ingevolge artikel 3.8, zesde lid, van de Wet ruimtelijke ordening kunnen gedeputeerde staten met betrekking tot het desbetreffende onderdeel van het vastgestelde bestemmingsplan aan de gemeenteraad een aanwijzing geven ertoe strekkende dat dat onderdeel geen deel blijft uitmaken van het bestemmingsplan zoals het is vastgesteld. Het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan wordt alsdan met uitsluiting van dat onderdeel, samen met het aanwijzingsbesluit bekendgemaakt.
2.4. In artikel 14.2.3., onder a, van de planregels is bepaald dat op de desbetreffende gronden van [verzoekster], waarop ingevolge het plan de bestemming "Recreatie (R)" rust, het aantal bedrijfswoningen niet meer mag bedragen dan is aangegeven in de 'Tabel Recreatieve voorzieningen', zijnde in dit geval maximaal vier.
[verzoekster] heeft de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen omdat zij bevreesd is dat ingeval hangende het beroep tot handhaving wordt overgegaan, de bewoning van de bedrijfspanden moet worden gestaakt. Bovendien zal eventuele verkoop van het perceel nadelig worden beïnvloed indien de bedrijfswoningen niet positief zijn bestemd, aldus [verzoekster]
2.5. Niet in geschil is dat de bedrijfswoningen waar het hier om gaat zich reeds tientallen jaren op het perceel van [verzoekster] bevinden.
Volgens de raad was het gebruik van de woningen als bedrijfswoning onder het "Uitbreidingsplan in hoofdzaken" toegestaan, viel het gebruik onder het daaropvolgende plan "Buitengebied" van de gemeente Leende onder overgangsrecht en bestaan om die reden bij het gemeentebestuur geen voornemens om hangende het beroep handhavend op te treden.
Gelet hierop is de voorzitter van oordeel dat met het verzoek in zoverre geen spoedeisend belang is gemoeid.
Een spoedeisend belang kan evenmin worden gevonden in het betoog van [verzoekster] omtrent mogelijke verkoop van het perceel, nu van concrete voornemens ter zake niet is gebleken.
2.6. Gelet op het vorenstaande bestaat geen aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in te willigen.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
Aldus vastgesteld door mr. M.G.J. Parkins-de Vin, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. N.T. Zijlstra, ambtenaar van Staat.
w.g. Parkins-de Vin w.g. Zijlstra
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 28 september 2009