In deze zaak gaat het om de vergunningverlening door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veendam voor het oprichten en in werking hebben van een varkenshouderij. Het college verleende op 25 november 2008 een vergunning aan de maatschap, welke op 15 januari 2009 ter inzage werd gelegd. Tegen dit besluit heeft de appellant, wonend te [woonplaats], op 25 februari 2009 beroep ingesteld bij de Raad van State. De gronden van het beroep zijn later aangevuld op 26 maart 2009. Het college heeft een verweerschrift ingediend en de zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige kamer. De zitting vond plaats op 18 september 2009, waar de appellant en de vertegenwoordigers van het college en de maatschap aanwezig waren.
De appellant betoogde dat het college ten onrechte geen nieuw ontwerpbesluit had opgesteld voorafgaand aan het bestreden besluit. Hij stelde dat de uniforme openbare voorbereidingsprocedure opnieuw doorlopen had moeten worden. De Afdeling overweegt dat, hoewel het bevoegd gezag in beginsel vrij is om terug te vallen op de procedure die aan het besluit ten grondslag lag, er omstandigheden kunnen zijn die een zorgvuldige voorbereiding vereisen. In dit geval was er echter geen aanleiding om te oordelen dat een nieuw ontwerpbesluit noodzakelijk was.
Daarnaast stelde de appellant dat niet voldaan werd aan de volgens de richtlijn 'Veehouderij en stankhinder' vereiste afstand van 128 meter tussen de woning en het dichtstbijzijnde emissiepunt. De Afdeling concludeert dat, op basis van de overgelegde situatieschets en plattegrondtekening, aan de vereiste afstand van 128 meter werd voldaan. Het beroep van de appellant werd ongegrond verklaard, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.