ECLI:NL:RVS:2009:BK0110

Raad van State

Datum uitspraak
14 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200901249/1/H2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R.W.L. Loeb
  • A.M. van Meurs-Heuvel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van voorschotten huur- en zorgtoeslag door de Belastingdienst

In deze zaak gaat het om de herziening van de voorschotten huur- en zorgtoeslag van appellante door de Belastingdienst/Toeslagen. Op 24 december 2007 heeft de Belastingdienst de voorschotten voor 2007 herzien en op nihil vastgesteld. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard op 11 april 2008. Vervolgens heeft appellante beroep ingesteld bij de rechtbank Arnhem, die op 8 januari 2009 het beroep gegrond verklaarde, maar de rechtsgevolgen van het besluit in stand liet. Appellante heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, dat op 14 oktober 2009 werd behandeld. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op zitting behandeld op 23 september 2009, waarbij appellante werd vertegenwoordigd door S.G. Azimullah en de Belastingdienst door mr. A.D. Schreutelkamp.

De Afdeling overweegt dat volgens artikel 16 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) de Belastingdienst een voorschot kan verlenen indien de tegemoetkoming niet binnen acht weken na aanvraag kan worden toegekend. De Belastingdienst heeft het recht om het voorschot te herzien, wat kan leiden tot terugvordering. Appellante betoogt dat de voorschotten als gift moeten worden beschouwd, omdat de Belastingdienst niet tijdig heeft gestopt met de bevoorschotting. De Afdeling wijst dit betoog af, omdat er geen gerechtvaardigd vertrouwen kan worden ontleend aan de verlening van het voorschot. De wet biedt geen grondslag voor de stelling dat het voorschot door de omstandigheden tot een schenking is geworden.

Het hoger beroep van appellante is ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak van de rechtbank Arnhem is bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin.

Uitspraak

200901249/1/H2.
Datum uitspraak: 14 oktober 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 8 januari 2009 in zaak
nr. 08/2403 in het geding tussen:
appellante
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
1. Procesverloop
Bij onderscheiden besluiten van 24 december 2007 heeft de Belastingdienst/Toeslagen (hierna: de Belastingdienst) de voorschotten huur- en zorgtoeslag van [appellante] voor 2007 herzien en op nihil vastgesteld.
Bij besluit van 11 april 2008 heeft de Belastingdienst het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 8 januari 2009, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Arnhem (hierna: de rechtbank) het door [appellante] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd, doch bepaald dat de rechtsgevolgen ervan in stand blijven. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State per fax ingekomen op 18 februari 2009, hoger beroep ingesteld.
De Belastingdienst heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 september 2009, waar [appellante], vertegenwoordigd door S.G. Azimullah, en de Belastingdienst, vertegenwoordigd door mr. A.D. Schreutelkamp, werkzaam in haar dienst, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 16, eerste lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: de Awir) verleent, indien de tegemoetkoming naar verwachting niet binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag zal worden toegekend, de Belastingdienst de belanghebbende een voorschot tot het bedrag waarop de tegemoetkoming vermoedelijk zal worden vastgesteld.
Ingevolge het vierde lid kan de Belastingdienst het voorschot herzien.
Ingevolge het vijfde lid kan een herziening van het voorschot leiden tot een terug te vorderen bedrag.
2.2. [appellante] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de voorschotten huur- en zorgtoeslag (hierna: het voorschot) als gift moesten worden beschouwd, omdat de Belastingdienst, ondanks herhaalde verzoeken daartoe, niet tijdig tot het stopzetten van de bevoorschotting is overgegaan en daarmee de aanspraak op terugvordering ervan heeft verspeeld.
2.3. Dit betoog faalt. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 22 juli 2009 in zaak nr.
200808882/1), vloeit uit het bepaalde in artikel 16, eerste lid, gelezen in verbinding met het vierde lid, van de Awir, voort dat aan de verlening van een voorschot geen gerechtvaardigd vertrouwen kan worden ontleend dat een met dat voorschot overeenkomende aanspraak op toeslag bestaat.
Dat is in dit geval niet anders, te minder nu [appellante] zich er kennelijk van bewust was dat het voorschot niet met haar aanspraak op toeslag strookte. Dat betekent dat de omstandigheid dat de bevoorschotting, als gesteld, ondanks herhaalde verzoeken daartoe, niet is stopgezet, niet met zich brengt dat het voorschot niet kon en mocht worden herzien en teruggevorderd. Dat de Belastingdienst, als gesteld, te kennen heeft gegeven dat het voorschot over de maand april 2007 het laatste zou zijn, doet dit evenmin. Voor het betoog dat het voorschot door die gebeurtenissen tot een schenking is geworden biedt de wet, zoals de rechtbank met juistheid heeft overwogen, geen grondslag.
Voor zover [appellante] voor het eerst ter zitting nog heeft aangevoerd dat uit door de Belastingdienst recentelijk naar haar verstuurde definitieve vaststelling voor 2007 moet worden afgeleid dat zij wel aanspraak op toeslag heeft tot de hoogte van het voorschot, leidt dat niet tot het ermee beoogde resultaat, reeds omdat deze gestelde vaststelling dateert van na het besluit dat in beroep ter toets stond.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Van Meurs-Heuvel
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 14 oktober 2009
47-616.