ECLI:NL:RVS:2009:BK0128

Raad van State

Datum uitspraak
14 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200900120/1/M2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant inzake saneringsplan verontreiniging Raamstraat 1-3 te Boxmeer

In deze zaak heeft de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Bolsius Nederland B.V. beroep ingesteld tegen een besluit van het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant, dat op 1 december 2008 heeft vastgesteld dat er op de locatie Raamstraat 1-3 te Boxmeer sprake is van ernstige verontreiniging die spoedige sanering vereist. Het college heeft tevens ingestemd met een saneringsplan dat door Stork Prints B.V. is ingediend. Dit besluit werd op 3 december 2008 ter inzage gelegd. Bolsius B.V. heeft op 7 januari 2009 beroep ingesteld, waarbij de gronden van het beroep zijn aangevuld op 2 februari 2009. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 31 augustus 2009 behandeld. Tijdens de zitting heeft Bolsius B.V. enkele beroepsgronden ingetrokken, nadat Stork Prints B.V. had aangegeven dat monitoring van bepaalde peilbuizen zou plaatsvinden.

Het beroep richtte zich voornamelijk tegen de instemming van het college met het saneringsplan, specifiek met betrekking tot de locatie Screens I. De Afdeling overwoog dat het college op basis van eerdere monitoringrapporten in redelijkheid kon besluiten met het saneringsplan in te stemmen, zonder te wachten op een rapport van december 2008. Bolsius B.V. voerde aan dat het terugvalscenario in het saneringsplan ongeschikt was om ongecontroleerde verspreiding van verontreiniging te voorkomen, maar de Afdeling oordeelde dat het college voldoende maatregelen had getroffen en dat het terugvalscenario adequaat was.

De Afdeling concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin op 14 oktober 2009.

Uitspraak

200900120/1/M2.
Datum uitspraak: 14 oktober 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Bolsius Nederland B.V., gevestigd te Boxmeer,
appellante,
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 1 december 2008 heeft het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant (hierna: het college) vastgesteld dat zich op de locatie Raamstraat 1-3 te Boxmeer een geval van ernstige verontreiniging bevindt, waarvan spoedige sanering noodzakelijk is. Tevens heeft het college in dit besluit ingestemd met een door Stork Prints B.V. ingediend saneringsplan voor dit geval van verontreiniging. Dit besluit is op 3 december 2008 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit heeft de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Bolsius Nederland B.V. (hierna: Bolsius B.V.) bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 7 januari 2009, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 2 februari 2009.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 31 augustus 2009, waar Bolsius B.V., vertegenwoordigd door mr. drs. B.F.J. Bollen, advocaat te Tilburg, en drs. L.P.J.M. Jansen, en het college, vertegenwoordigd door mr. M.J.B. Bruggeman en drs. E. van Alphen, zijn verschenen. Voorts is Stork Prints B.V., vertegenwoordigd door D.W. Joustra, ing. H.G.J. Damhuis, J. Bongers en mr. H.A.H. Verhoeven, als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Ter zitting heeft Bolsius B.V. de beroepsgronden met betrekking tot het niet monitoren van de peilbuizen 1.20, 1.21, 1.22 en 1.23 en het niet jaarlijks monitoren van de peilbuizen 1.50a en 1.50b ingetrokken. Zij is hiertoe overgegaan nadat Stork Prints B.V. ter zitting heeft aangegeven dat, anders dan in het saneringsplan is opgenomen, monitoring plaats zal vinden van de peilbuizen 1.20, 1.21, 1.22 en 1.23 en dat de peilbuizen 1.50a en 1.50b jaarlijks gemonitord zullen worden.
2.2. Het beroep heeft uitsluitend betrekking op de instemming door het college met het saneringsplan voor de locatie Raamstraat 1-3 voor zover daarin de locatie Screens I is opgenomen. Het college heeft ingestemd met een saneringsplan waarbij de sanering bestaat uit het onttrekken van grondwater dat ten doel heeft het voorkomen van verspreiding door het "wegvangen" van de vrijgekomen verontreiniging. Daarnaast wordt de verontreiniging opgesloten door het omkeren van de grondwaterstroming. Om de invloed van de onttrekkingen op de grondwaterkwaliteit in de tijd te volgen is een monitoringsprogramma gestart, met als doel het periodiek vaststellen van de grondwaterkwaliteit.
2.3. Ingevolge artikel 39, tweede lid, van de Wet bodembescherming voor zover hier van belang, behoeft het saneringsplan de instemming van gedeputeerde staten, die slechts met het plan instemmen indien door de daarin beschreven sanering naar hun oordeel wordt voldaan aan het bij of krachtens artikel 38 bepaalde.
Ingevolge artikel 38, eerste lid, van de Wet bodembescherming, voor zover hier van belang, voert degene die de bodem saneert de sanering zodanig uit dat:
a. de bodem ten minste geschikt wordt gemaakt voor de functie die hij na de sanering krijgt waarbij het risico voor mens, plant of dier als gevolg van blootstelling aan de verontreiniging zoveel mogelijk wordt beperkt;
b. het risico van de verspreiding van verontreinigde stoffen zoveel mogelijk wordt beperkt.
2.4. Bolsius B.V. voert aan dat voor het nemen van het bestreden besluit ten onrechte niet is gewacht op het moment dat het rapport 'Monitoring Grondwaterkwaliteit, Resultaten 2008, Uitlichting Screens I, Stork Prints B.V.', van 17 december 2008, waarin de resultaten van de monitoring in 2008 wat betreft de locatie Screens I zijn neergelegd, was opgesteld.
2.4.1. Aan het bestreden besluit liggen onder meer drie rapporten ten grondslag waarin de resultaten van de monitoring in 2005, 2006 en 2007 zijn neergelegd. Er is geen aanleiding voor het oordeel dat het college niet in redelijkheid onder meer op basis van deze rapporten heeft kunnen besluiten met het saneringsplan in te stemmen en dat niet het opstellen van het rapport 'Monitoring Grondwaterkwaliteit, Resultaten 2008, Uitlichting Screens I, Stork Prints B.V.' afgewacht diende te worden.
De beroepsgrond faalt.
2.5. Bolsius B.V. voert aan dat in het bestreden besluit ten onrechte niet wordt aangegeven dat de door Focus Project & Advies opgestelde notitie 'Notitie aanvullingen op de melding' van 8 juli 2008, waarin het terugvalscenario is omschreven, deel uitmaakt van het saneringsplan. Ten gevolge hiervan kan volgens Bolsius B.V. niet worden afgedwongen dat wordt gehandeld overeenkomstig het terugvalscenario wanneer het beheerssysteem niet of onvoldoende werkt.
2.5.1. In de notitie 'Notitie aanvullingen op de melding' wordt onder meer een aanvulling gegeven op het saneringsplan. In het bestreden besluit is onder 7.5 vermeld dat is ingestemd met het terugvalscenario zoals beschreven in het saneringsplan en de aanvullende gegevens. Hieruit volgt dat wanneer daartoe aanleiding is overeenkomstig het terugvalscenario gehandeld dient te worden.
De beroepsgrond faalt.
2.6. Bolsius B.V. voert aan dat het terugvalscenario ongeschikt is om ongecontroleerde verspreiding van de verontreiniging te voorkomen wanneer het beheerssysteem niet of onvoldoende werkt. Volgens Bolsius B.V. kan de verontreiniging zich drie meter per jaar verspreiden en worden overeenkomstig het terugvalscenario pas vijf jaar na constatering dat sprake is van een toename van de verontreiniging maatregelen getroffen.
2.6.1. Uit de notitie 'Notitie aanvullingen op de melding' blijkt dat het terugvalscenario inhoudt dat wanneer een verhoging van de concentratie van zware metalen in het grondwater wordt gemeten in het randgebied van de interventiewaardecontour of buiten de contour wordt bepaald of dit in de twee opeenvolgende jaren doorzet. Indien dit het geval is wordt een onderzoek ingesteld naar de oorzaken van de stijging. Afhankelijk van de oorzaak dienen in overleg met het bevoegde gezag verder maatregelen te worden genomen.
2.6.2. Het ligt niet in de lijn der verwachting dat sprake zal zijn van een ongecontroleerde verspreiding van de verontreiniging, omdat sanering plaatsvindt van het grondwater. Er kan daarom van uit worden gegaan dat de verontreiniging zich niet met drie meter per jaar zal verspreiden. Uit de omschrijving van het terugvalscenario blijkt voorts niet dat pas vijf jaar nadat is geconstateerd dat sprake is van een toename van de verontreiniging maatregelen worden genomen. Hetgeen Bolsius B.V. heeft aangevoerd geeft geen aanleiding voor het oordeel dat het college niet in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat het terugvalscenario geschikt is om ongecontroleerde verspreiding van de verontreiniging te voorkomen. Er is gelet hierop geen aanleiding voor het oordeel dat het college in zoverre niet in redelijkheid heeft kunnen instemmen met het saneringsplan.
De beroepsgrond faalt.
2.7. Bolsius B.V. voert aan dat drie inpandige peilbuizen die deel uitmaken van het monitoringsprogramma niet waterpas zijn terwijl zich juist in deze buizen een afwijkende grondwaterstand laat zien. De conclusie die door Focus Project & Advies in het rapport 'Monitoring Grondwaterkwaliteit, Resultaten 2008, Uitlichting Screens I, Stork Prints B.V.' wordt getrokken dat het grondwater zich vanuit alle zijden in de richting van de onttrekkingsbronnen verplaatst is gelet hierop volgens Bolsius B.V. voorbarig.
2.7.1. Het desbetreffende door Focus Project & Advies opgestelde rapport ligt niet ten grondslag aan het bestreden besluit. De beroepsgrond heeft daarom geen betrekking op de rechtmatigheid van het bestreden besluit en kan om die reden niet slagen.
2.8. Bolsius B.V. voert aan dat het theoretische model dat ten grondslag ligt aan het in het saneringsplan voorziene beheerssysteem is gedateerd en dient te worden aangepast. Volgens Bolsius B.V. dienen de resultaten van de veldonderzoeken die zijn uitgevoerd in 2008 te worden meegenomen bij het vaststellen van het theoretische model en dient rekening te worden gehouden met ruimtelijke ontwikkelingen. Weliswaar heeft het college in een aan het bestreden besluit verbonden voorschrift bepaald dat indien zich ruimtelijke ontwikkelingen voordoen in de omgeving die van invloed zijn op de werking van het systeem, een hermodellering dient te worden uitgevoerd maar het is onduidelijk welke ruimtelijke ontwikkelingen daarmee door het college worden bedoeld. Voorts kan volgens Bolsius B.V. niet aan de hand van resultaten van het gebruikte theoretische model de conclusie worden getrokken dat dit systeem goed werkt. Volgens Bolsius B.V. is het college voorbijgegaan aan deze en andere bezwaren met betrekking tot het gebruik van dit theoretische model, zodat het bestreden besluit niet deugdelijk is gemotiveerd.
2.8.1. In het bestreden besluit wordt opgemerkt dat de werking van het systeem jaarlijks wordt bepaald aan de hand van gemeten concentraties, stromingsrichtingen van het grondwater en debieten. Deze resultaten bevestigen en onderbouwen de werking van het systeem voldoende. Het college ziet daarom geen aanleiding om een hermodellering voor te schrijven.
2.8.2. Niet gebleken is dat de resultaten van de monitoring in 2005, 2006 en/of 2007 zoals neergelegd in de rapporten 'Monitoring grondwaterkwaliteit, Resultaten 2005, Stork Prints Boxmeer', 'Monitoring grondwaterkwaliteit, Resultaten 2006, Stork Prints Boxmeer en 'Monitoring grondwaterkwaliteit, Resultaten 2007, Stork Prints Boxmeer' die ten grondslag liggen aan het bestreden besluit dan wel de resultaten van de monitoring in 2008 wat betreft de locatie Screens I zoals neergelegd in het rapport 'Monitoring Grondwaterkwaliteit, Resultaten 2008, Uitlichting Screens I, Stork Prints B.V.' aanleiding geven voor het oordeel dat het beheerssysteem ongeschikt is om verspreiding van de verontreiniging te voorkomen.
In de notitie 'Notitie aanvullingen op de melding' wordt vermeld dat wanneer uit de jaarlijkse metingen blijkt dat de grondwaterstroming onvoldoende gekeerd wordt, onderzocht zal worden of er activiteiten zijn in de omgeving die de grondwaterstroming beïnvloeden. Wanneer dit niet mogelijk blijkt te zijn, zal de onttrekking stapsgewijs worden verhoogd tot de grondwaterstroming wordt gekeerd. Wanneer een omvangrijke aanpassing noodzakelijk blijkt zal een nieuwe modellering uitgevoerd dienen te worden om opnieuw een optimale onttrekking te kunnen bepalen. Hieruit volgt dat wanneer ruimtelijke ontwikkelingen een negatief effect hebben op het beheerssysteem maatregelen genomen worden.
Gelet op het vorenstaande is er geen aanleiding voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat gelet op de resultaten van de monitoring er geen aanleiding is om een hermodellering van het systeem voor te schrijven. Hetgeen door Bolsius B.V. op dit punt als zienswijze naar voren is gebracht leidt niet tot een ander oordeel.
De beroepsgrond faalt.
2.9. Het beroep is ongegrond.
2.10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, voorzitter, en mr. W.D.M. van Diepenbeek en mr. G.N. Roes, leden, in tegenwoordigheid van mr. J. Fransen, ambtenaar van Staat.
w.g. Drupsteen w.g. Fransen
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 14 oktober 2009
407-578.