ECLI:NL:RVS:2009:BK0777

Raad van State

Datum uitspraak
14 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200906349/2/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • T.M.A. Claessens
  • J.A.A. van Roessel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening tegen besluit handhaving overslag zand en grind

Op 4 maart 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Schouwen-Duiveland geweigerd handhavend op te treden tegen de overslag van zand en grind op de loswal aan de Vluchthavenweg te Bruinisse. Dit besluit werd door verzoekers aangevochten, waarna de rechtbank Middelburg op 16 juli 2009 het beroep van verzoekers gegrond verklaarde en het besluit van 24 juni 2008 vernietigde, maar de rechtsgevolgen in stand hield. Verzoekers hebben vervolgens bij de Raad van State een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening te treffen, in afwachting van het hoger beroep dat zij hadden ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank.

De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek op 1 oktober 2009 behandeld. In zijn overwegingen merkte hij op dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. Hij stelde vast dat het gebruik van de gronden en bouwwerken die afwijkt van het bestemmingsplan, onder bepaalde voorwaarden kan worden voortgezet. Verzoekers stelden dat de overslagactiviteiten niet onder het overgangsrecht vallen, omdat deze in strijd waren met het voorheen geldende bestemmingsplan. De voorzitter concludeerde echter dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de overslag onder de beschermende werking van het overgangsrecht valt, waardoor het college niet bevoegd is om handhavend op te treden.

Uiteindelijk heeft de voorzitter het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen, zonder aanleiding te zien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 14 oktober 2009.

Uitspraak

200906349/2/H1.
Datum uitspraak: 14 oktober 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
[verzoekers], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Middelburg van 16 juli 2009 in zaak nr. 08/677 in het geding tussen:
[verzoekers]
en
het college van burgemeester en wethouders van Schouwen-Duiveland.
1. Procesverloop
Bij besluit van 4 maart 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Schouwen-Duiveland (hierna: het college) geweigerd handhavend op te treden tegen de overslag van zand en grind op de loswal aan de Vluchthavenweg te Bruinisse.
Bij besluit van 24 juni 2008 heeft het college het door [verzoekers] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 16 juli 2009, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Middelburg (hierna: de rechtbank) het door [verzoekers] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 24 juni 2008 vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van dat besluit in stand blijven.
Tegen deze uitspraak hebben [verzoekers] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 21 augustus 2009, hoger beroep ingesteld.
Bij deze brief hebben [verzoekers] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 1 oktober 2009, waar [verzoekers], in persoon, en het college, vertegenwoordigd door J.F. Okma en R.P. Stam, beiden ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Ingevolge artikel 21, eerste lid, van de voorschriften van het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Bruinisse, eerste herziening" (hierna: de planvoorschriften) mag het gebruik van gronden en bouwwerken dat afwijkt van het plan op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt, worden voortgezet.
Ingevolge het derde lid, voor zover thans van belang, is het bepaalde in het eerste lid niet van toepassing op gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen tot dat tijdstip geldende plan - daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan - en waartegen wordt of alsnog kan worden opgetreden.
2.3. Het verzoek strekt ertoe dat het college wordt opgedragen handhavend op te treden tegen de overslag van zand en grind op de loswal aan de Vluchthavenweg te Bruinisse. Aan het verzoek hebben [verzoekers] ten grondslag gelegd dat, anders dan de rechtbank heeft geoordeeld, de overslagactiviteiten niet worden beschermd door het in artikel 21, eerste lid, van de planvoorschriften neergelegde overgangsrecht, nu dat gebruik reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, zodat het college bevoegd is daartegen handhavend op te treden.
2.3.1. Voor zover de rechtbank, zoals [verzoekers] betogen, de toepasselijkheid van het overgangsrecht ter zitting niet aan de orde heeft gesteld, heeft zij dit ten onrechte nagelaten. De voorzitter ziet hierin evenwel geen grond voor het treffen van de gevraagde, verstrekkende voorlopige voorziening, nu die omstandigheid op zichzelf nog niet meebrengt dat het oordeel van de rechtbank onjuist is.
Bij besluit van 29 september 2000 heeft het college, onder de werking van het voorheen geldende bestemmingsplan, vrijstelling en bouwvergunning verleend ten behoeve van de realisering van de loswal. In hetgeen [verzoekers] hebben aangevoerd, ziet de voorzitter op voorhand geen aanleiding voor het oordeel dat de rechtbank ten onrechte heeft geconcludeerd dat uit de aan die vrijstelling ten grondslag liggende stukken, waaronder de krachtens de Wet milieubeheer verleende vergunning, kan worden afgeleid dat de loswal uitdrukkelijk (mede) bedoeld was voor de overslag van zand en grind en de vrijstelling derhalve mede voor dat gebruik is verleend. Naar voorlopig oordeel heeft de rechtbank dan ook terecht geoordeeld dat de overslag van zand en grind thans onder de beschermende werking van artikel 21, eerste lid, van de planvoorschriften valt, zodat het college niet bevoegd is daartegen handhavend op te treden.
2.4. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. T.M.A. Claessens, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.A.A. van Roessel, ambtenaar van Staat.
w.g. Claessens w.g. Van Roessel
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 14 oktober 2009
457.