ECLI:NL:RVS:2009:BK0796

Raad van State

Datum uitspraak
21 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200808069/1/M2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J.H. van Kreveld
  • W. Sorgdrager
  • Th.C. van Sloten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot handhaving inzake geluid- en lichthinder door inrichting in Deurne

In deze zaak gaat het om een beroep tegen de afwijzing van een verzoek tot handhaving door het college van burgemeester en wethouders van Deurne. Het verzoek was ingediend door [appellanten] en betrof geluid- en lichthinder van een inrichting, [vergunninghoudster], gelegen aan [locatie] te [plaats]. Het college had op 22 januari 2008 het verzoek afgewezen, waarna [appellanten] bezwaar maakten. Dit bezwaar werd op 23 september 2008 ongegrond verklaard, wat leidde tot het indienen van beroep bij de Raad van State op 5 november 2008.

Tijdens de zitting op 8 september 2009, waar zowel [appellanten] als vertegenwoordigers van het college en [vergunninghoudster] aanwezig waren, werd de zaak besproken. [appellanten] voerden aan dat zij geluidshinder ondervonden, vooral tijdens werkzaamheden op het buitenterrein en bij geopende deuren. Het college stelde echter dat er geen overtredingen waren geconstateerd tijdens de controles en dat een geluidonderzoek niet nodig was, omdat de inrichting voldeed aan de geluidgrenswaarden.

Daarnaast stelden [appellanten] lichthinder te ervaren door bouwlampen op het terrein. Het college verdedigde zich door te stellen dat deze lampen ter voorkoming van inbraak waren geplaatst en dat er geen directe lichthinder was vastgesteld. De Raad van State oordeelde dat [appellanten] niet voldoende bewijs hadden geleverd voor hun claims en dat het college niet bevoegd was om handhavend op te treden. Uiteindelijk werd het beroep ongegrond verklaard, zonder aanleiding voor proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200808069/1/M2.
Datum uitspraak: 21 oktober 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Deurne,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 22 januari 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Deurne (hierna: het college) het verzoek tot handhaving van [appellanten] inzake de inrichting [vergunninghoudster] gelegen aan de [locatie] te [plaats], afgewezen.
Bij besluit van 23 september 2008 heeft het college het door [appellanten] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit hebben [appellanten] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 5 november 2008, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 25 november 2008.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellanten] hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 september 2009, waar [appellanten], in persoon en bijgestaan door mr. J.M. Smits, A.M.J.A. Geurts van Kessel- Van Dijk en G.J.J.M. Evers, en het college, vertegenwoordigd door mr. W.M.J.A. Corstjens en J.M.P.A. van Wijlick, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is [vergunninghoudster] , vertegenwoordigd door mr. B. Scheffer en [gemachtigde], als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. [appellanten] stellen geluidhinder te ondervinden vanwege het in werking zijn van de inrichting, met name wanneer werkzaamheden op het buitenterrein worden uitgevoerd in plaats van in de bedrijfsgebouwen, wanneer wordt gewerkt met geopende deuren en wanneer op het buitenterrein goederen worden opgeslagen. Volgens hen heeft het college ten onrechte geen geluidonderzoek naar aanleiding van hun klachten verricht.
2.1.1. Het college stelt dat het naar aanleiding van klachten van [appellanten] veelvuldig controles bij [vergunninghoudster] heeft uitgevoerd. Hierbij zijn geen overtredingen geconstateerd, zodat er volgens het college geen aanleiding bestond tot handhaving over te gaan. Ook het verrichten van een geluidonderzoek was volgens het college niet nodig omdat uit het bij de aanvraag voor een milieuvergunning behorende akoestisch rapport blijkt dat aan de geluidgrenswaarden kan worden voldaan.
2.1.2. In opdracht van het college zijn diverse controles van de inrichting uitgevoerd. Tijdens deze controles is niet vastgesteld dat er overtredingen plaatsvonden van de geluidnormen. Het college was derhalve niet bevoegd handhavend op te treden. Deze beroepsgrond faalt.
2.2. [appellanten] voeren aan lichthinder te ondervinden vanwege het in werking zijn van bouwlampen op het terrein van de inrichting. Volgens hen heeft het college hun verzoek om in dit kader handhavend op te treden ten onrechte afgewezen.
2.2.1. Het college stelt dat ter voorkoming van inbraak bouwlampen rondom de inrichting aanwezig zijn. Tijdens controles is alleen indirecte lichtinval geconstateerd. Er is niet geconstateerd dat directe of onaanvaardbare lichthinder optreedt.
2.2.2. [appellanten] hebben niet aannemelijk gemaakt dat de door hen gestelde overtredingen ten tijde van het nemen van het besluit van 22 januari 2008 plaatsvonden. Het college was derhalve ook in zoverre niet bevoegd handhavend op te treden. Overigens is ter zitting gebleken dat de desbetreffende bouwlampen al geruime tijd niet meer in werking zijn. [vergunninghoudster] heeft verklaard dat deze defect zijn en niet meer in werking zullen worden gebracht. Deze beroepsgrond faalt.
2.3. Het beroep is ongegrond.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, voorzitter, en mr. W. Sorgdrager en mr. Th.C. van Sloten, leden, in tegenwoordigheid van drs. G.K. Klap, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Kreveld w.g. Klap
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 oktober 2009
315.