200901753/1/H2.
Datum uitspraak: 21 oktober 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 2 februari 2009 in zaak nr. 08/572 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Gulpen-Wittem.
Bij besluit van 7 oktober 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Gulpen-Wittem (hierna: het college) aan [appellant] een vergoeding van € 22.950,00 voor door hem geleden planschade toegekend.
Bij besluit van 11 maart 2008 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 2 februari 2009, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Maastricht (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 12 maart 2009, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft een reactie ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 oktober 2009, waar het college, vertegenwoordigd door mr. A.M.A.J. Heijnen-Ackermans, werkzaam bij de gemeente Gulpen-Wittem, zijn verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 49 van de WRO, zoals die bepaling tot 1 september 2005 luidde en voor zover thans van belang, kent het college, voor zover een belanghebbende ten gevolge van de bepalingen van een bestemmingsplan, schade lijdt of zal lijden, welke redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en waarvan de vergoeding niet of niet voldoende door aankoop, onteigening of anderszins is verzekerd, hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.
2.2. Bij de beoordeling van een verzoek om vergoeding van planschade dient te worden bezien of een wijziging van het planologische regime heeft plaatsgevonden waardoor een belanghebbende in een nadeliger positie is komen te verkeren, ten gevolge waarvan hij schade lijdt of zal lijden. Hiertoe dient een vergelijking te worden gemaakt tussen de planologische maatregel waarvan gesteld wordt dat die schade heeft veroorzaakt en het voordien geldende planologische regime. Daarbij is wat betreft het oude planologisch regime niet de feitelijke situatie van belang, maar hetgeen op grond van dat regime maximaal kon worden gerealiseerd, ongeacht de vraag of verwezenlijking heeft plaatsgevonden.
2.3. [appellant] betoogt in hoger beroep dat de rechtbank bij het vaststellen van de planschade ten onrechte buiten beschouwing heeft gelaten dat hij overlast heeft ondervonden voor en tijdens de verwezenlijking van de nieuwe woonbestemming, dat buiten het plangebied "Aan het Bovenpad" illegale activiteiten worden uitgevoerd die zullen worden gelegaliseerd bij een nieuw bestemmingsplan en dat bij aankoop van de grond een hogere prijs is betaald vanwege het weidse uitzicht.
2.3.1. Gelet op het onder punt 2.2 uiteengezette beoordelingskader kunnen de overlast door de verwezenlijking van het bestemmingsplan en de beweerdelijk illegale activiteiten buiten het bestemmingsplan niet worden betrokken bij het vaststellen van de planschadevergoeding. De rechtbank heeft zich terecht beperkt tot een oordeel over de schade die [appellant] heeft geleden als gevolg van de wijziging van het planologisch regime door vaststelling van het bestemmingsplan "Aan het Bovenpad". Voor zover [appellant] betoogt dat hij schade lijdt of zal lijden ten gevolge van een na het besluit op bezwaar van 11 maart 2008 tot stand gekomen wijziging van een bestemmingsplan of verleende een vrijstelling, kan die schade in deze procedure niet aan de orde komen, nu slechts dat besluit op bezwaar hier ter beoordeling staat.
2.3.2. De rechtbank heeft terecht overwogen dat bij de beoordeling van planschade moet worden uitgegaan van de waarde van het onroerend goed van [appellant] direct voor en na het inwerking treden van de wijziging van het planologisch regime. De hogere grondprijs die zou zijn betaald bij aankoop van het onroerend goed, moet geacht worden verdisconteerd te zijn in de waarde van het onroerend goed zoals het is getaxeerd direct voor inwerkingtreding van het bestemmingsplan "Aan het Bovenpad". De rechtbank heeft overwogen dat Sargas een deskundig en onafhankelijk planschadeadviesbureau is en het college het door deze aan hem uitgebrachte advies aan het besluit ten grondslag heeft mogen leggen, nu hetgeen in beroep is aangevoerd geen grond geeft voor het oordeel dat het advies op onjuiste uitgangspunten berust, onvoldoende zorgvuldig tot stand is gekomen of anderszins gebreken bevat. In hetgeen [appellant] in hoger beroep heeft aangevoerd is geen grond te vinden voor het oordeel dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het college heeft mogen uitgaan van dat advies. Het betoog faalt.
2.4. [appellant] voert ten slotte tevergeefs aan dat de rechtbank ten onrechte niet is ingegaan op zijn betoog dat zijn buurman een veel hoger bedrag aan planschadevergoeding is toegekend. [appellant] heeft deze beroepsgrond eerst ter zitting bij de rechtbank aangevoerd. De rechtbank heeft dat betoog terecht wegens strijd met de goede procesorde niet bij de beoordeling van het besluit van 11 maart 2008 betrokken, omdat [appellant] niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij deze grond niet eerder in beroep heeft kunnen aanvoeren. Voor zover [appellant] dit betoog alsnog in hoger beroep aan de orde wil stellen, dient het buiten beschouwing te blijven, nu het hoger beroep is gericht tegen de aangevallen uitspraak.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Poot, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump w.g. Poot
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 oktober 2009