200902614/1/H3.
Datum uitspraak: 21 oktober 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 18 februari 2009 in zaak nr. 08/3075 in het geding tussen:
de raad van de gemeente 's-Hertogenbosch.
Bij besluit van 26 februari 2008 heeft de raad van de gemeente 's-Hertogenbosch (hierna: de raad) een voorbereidingsbesluit, als bedoeld in artikel 21 van de Wet op de ruimtelijke ordening, genomen voor het gebied "Paleiskwartier".
Bij besluit van 30 juni 2008 heeft de raad het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij mondelinge uitspraak van 18 februari 2009, proces-verbaal verzonden op 27 februari 2009, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 10 april 2009, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 6 mei 2009.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
Bij brief van 11 juli 2009 heeft [appellant] een nader stuk ingediend. Dit is aan de raad gezonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 september 2009, waar [appellant], in persoon, en de raad, vertegenwoordigd door mr. P.W.G.M. Christophe, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2.1. [appellant] betoogt dat de rechtbank onzorgvuldig heeft gehandeld omdat in een brief van 29 december 2008, waarin hij werd opgeroepen voor de zitting van de rechtbank van 18 februari 2009, bij 'uw kenmerk' 'fictieve weigering' stond. Daardoor was [appellant] volgens hem in de veronderstelling dat de zitting zou gaan over een door hem ingediend verzoek om openbaarmaking van documenten op grond van de Wet openbaarheid van bestuur.
2.1.1. Dit betoog faalt, reeds omdat het zaaknummer van de door [appellant] genoemde oproepbrief hetzelfde was als het nummer dat vermeld was op de brief van de rechtbank van 1 september 2008, waarbij aan hem de ontvangst van het op deze zaak betrekking hebbende beroepschrift werd bevestigd, te weten zaaknummer 08/3075. Derhalve had hem duidelijk kunnen zijn dat tijdens de zitting op 18 februari 2009 van de rechtbank het beroep zou worden behandeld tegen het besluit op bezwaar inzake het voorbereidingsbesluit. Vanaf het moment dat beroep door [appellant] was ingesteld tegen het besluit op bezwaar inzake het voorbereidingsbesluit van de raad heeft de rechtbank het zaaknummer 08/3075 aan dat dossier gegeven en ook op alle andere aan [appellant] verzonden brieven over die kwestie dat zaaknummer vermeld. Dat in de brief van 18 september 2009 naast het zaaknummer 08/3075 onder 'uw kenmerk' 'fictieve weigering' stond is een administratieve fout van de rechtbank. Daaraan heeft [appellant] niet de verwachting mogen ontlenen dat tijdens de zitting op 18 februari 2009 zijn verzoek om openbaarmaking van documenten op grond van de Wet openbaarheid van bestuur zou worden behandeld. Door het beroep tegen het besluit op bezwaar inzake het voorbereidingsbesluit te behandelen en aan het door [appellant] aangevoerde ten aanzien van het kenmerk van de oproepbrief voorbij te gaan heeft de rechtbank niet onzorgvuldig gehandeld. Bovendien heeft [appellant] ter zitting bij de rechtbank gronden aangevoerd ter onderbouwing van zijn beroep tegen het besluit op bezwaar inzake het voorbereidingsbesluit, zodat hij door de behandeling van de onderhavige zaak op die dag niet in zijn belangen is geschaad. Het betoog kan dan ook niet leiden tot vernietiging van de aangevallen uitspraak.
2.2. Voorts betoogt [appellant] dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de raad zijn bezwaar tegen het besluit van 26 februari 2008 terecht en op goede gronden niet-ontvankelijk heeft verklaard.
2.2.1. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Om als belanghebbende in de zin van de Awb te kunnen worden aangemerkt, dient een natuurlijke persoon volgens vaste jurisprudentie een voldoende objectief bepaalbaar, eigen, persoonlijk belang te hebben dat hem in voldoende mate onderscheidt van anderen en dat rechtstreeks wordt geraakt door het bestreden besluit. De woning van [appellant] is gelegen op zeer ruime afstand, namelijk op meer dan 300 meter van het gebied waarvoor het voorbereidingsbesluit geldt. Bovendien heeft [appellant], hetgeen niet in geding is, geen zicht op dat gebied. De rechtbank heeft dan ook terecht overwogen dat het standpunt van de raad, dat noch op grond van het zichtcriterium noch op grond van het afstandscriterium met succes kan worden gesteld dat [appellant] een bijzonder individueel belang heeft bij de te verwachten effecten van het voorbereidingbesluit, juist is. [appellant] wordt niet in een persoonlijk belang geraakt op een zodanige wijze dat hem dat kwalificeert als rechtstreeks belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb. De rechtbank heeft dan ook met juistheid geoordeeld dat de raad het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het betoog faalt.
2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.W. Mouton, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M.E.A. Neuwahl, ambtenaar van Staat.
w.g. Mouton w.g. Neuwahl
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 oktober 2009