ECLI:NL:RVS:2009:BK1333

Raad van State

Datum uitspraak
21 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200907127/2/H3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek
  • J.J. den Broeder
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake drank- en horecavergunningen voor horecaondernemingen in Eindhoven

Op 2 februari 2009 hebben het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven en de burgemeester van Eindhoven afwijzend beslist op aanvragen om drank- en horecavergunningen van een café, een shoarma-pizzeria en een lunchroom-restaurant, ingediend door de vennoten [vennoot A] en [vennoot B]. Tegen deze besluiten hebben de vennoten beroep ingesteld bij de rechtbank 's-Hertogenbosch, die op 31 juli 2009 de beroepen gegrond verklaarde en de besluiten vernietigde. De rechtbank bepaalde dat het college en de burgemeester de vennoten moesten behandelen alsof zij in het bezit waren van de aangevraagde vergunningen, met een vervaldatum van zes weken na bekendmaking van nieuwe besluiten.

In het hoger beroep dat het college en de burgemeester bij de Raad van State hebben ingesteld, verzochten zij de voorzitter om een voorlopige voorziening te treffen. Dit verzoek werd behandeld op 8 oktober 2009, waar de vertegenwoordigers van het college en de burgemeester, alsook de vennoten, aanwezig waren. De vennoten gaven aan geen bezwaar te hebben tegen het verzoek van het college en de burgemeester om geen nieuwe besluiten te nemen op de vergunningaanvragen totdat de Afdeling op het hoger beroep had beslist.

De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek toegewezen en bepaald dat het college en de burgemeester geen nieuwe besluiten hoeven te nemen op de vergunningaanvragen totdat er een uitspraak is gedaan in het hoger beroep. Deze beslissing werd openbaar uitgesproken op 21 oktober 2009.

Uitspraak

200907127/2/H3.
Datum uitspraak: 21 oktober 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek van het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven en de burgemeester van Eindhoven om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven en de burgemeester van Eindhoven
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 31 juli 2009 in de zaken nrs. 09/1151, 09/1153 en 09/1154 in het geding tussen:
[café], [Shoarma] en [Lunchroom Restaurant], alle gevestigd te [plaats], en hun vennoten [vennoot A] en [vennoot B], beiden wonend te [woonplaats]
en
het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven en de burgemeester van Eindhoven.
1. Procesverloop
Bij onderscheiden besluiten van 2 februari 2009 hebben het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven en de burgemeester van Eindhoven (hierna: het college en de burgemeester), ieder voor zover bevoegd, afwijzend beslist op [café], [Shoarma] en [Lunchroom Restaurant] en hun vennoten [vennoot A] en [vennoot B] (hierna tezamen: [vennoten]) ingediende aanvragen om drank- en horecavergunningen en exploitatievergunningen ten behoeve van, onderscheidenlijk, een café, een shoarma-pizzeria en een lunchroom-restaurant.
Bij uitspraak van 31 juli 2009, verzonden op 3 augustus 2009, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) de door [vennoten] daartegen ingestelde beroepen gegrond verklaard, die besluiten vernietigd, bij wijze van voorlopige voorziening bepaald dat het college en de burgemeester [vennoten] dienen te behandelen als waren zij in het bezit van de aangevraagde vergunningen en bepaald dat deze voorlopige voorziening vervalt zes weken na de dag van bekendmaking van de nieuwe besluiten op de vergunningaanvragen.
Tegen deze uitspraak hebben het college en de burgemeester bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 11 september 2009, hoger beroep ingesteld.
Bij deze brief hebben het college en de burgemeester de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 8 oktober 2009, waar het college en de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. J.N.H. Kepers en M.A. Hermens, beiden ambtenaren in dienst van de gemeente, en [vennoten], in persoon en bijgestaan door mr. P.J.A. van de Laar, advocaat te Eindhoven, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het college en de burgemeester hebben de voorzitter verzocht om bij wijze van voorlopige voorziening te bepalen dat zij in afwachting van de uitspraak op het ingestelde hoger beroep geen nieuwe besluiten op de door [vennoten] ingediende vergunningaanvragen hoeven te nemen. Het college en de burgemeester hebben daarbij medegedeeld dat zij [vennoten] hangende het hoger beroep zullen behandelen als waren zij in het bezit van de aangevraagde vergunningen.
Ter zitting hebben [vennoten] desgevraagd verklaard geen bezwaar te hebben tegen toewijzing van het verzoek van het college en de burgemeester. Onder deze omstandigheden ziet de voorzitter aanleiding om dat verzoek toe te wijzen en de na te melden voorlopige voorziening te treffen.
2.2. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
treft de voorlopige voorziening dat het college en de burgemeester geen nieuwe besluiten op de vergunningaanvragen hoeven te nemen, voordat de Afdeling op het door hen ingestelde hoger beroep heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.J. den Broeder, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Den Broeder
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 oktober 2009
187-582.