ECLI:NL:RVS:2009:BK1345

Raad van State

Datum uitspraak
28 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200902285/1/M2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.H. van Kreveld
  • M.J. van der Zijpp
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de geldigheidsduur van een omgevingsvergunning voor vergisting van bermgras

In deze zaak heeft de Raad van State op 28 oktober 2009 uitspraak gedaan over de verlenging van de geldigheidsduur van een omgevingsvergunning die eerder was verleend aan de stichting "Stichting Cleanergy Wanroij". Het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant had op 13 februari 2009 besloten om de geldigheidsduur van de vergunning, die oorspronkelijk op 11 mei 2004 was verleend voor het vergisten van dierlijke mest en bermgras, te verlengen tot 11 mei 2010. Dit besluit werd ter inzage gelegd op 23 februari 2009. Tegen dit besluit hebben Smicon B.V. en anderen beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij zij aanvoerden dat de vergunning niet correct werd nageleefd omdat er geen bermgras werd gebruikt voor de vergisting. Ze stelden dat het college de vergunningvoorschriften had moeten aanpassen aan de feitelijke situatie en dat het besluit ondeugdelijk gemotiveerd was.

De Raad van State oordeelde dat in deze procedure enkel het besluit tot verlenging van de geldigheidsduur ter beoordeling stond. De Afdeling bestuursrechtspraak stelde vast dat de aan de vergunning verbonden termijn een beperking was in de zin van artikel 8.11, tweede lid van de Wet milieubeheer. Het verlengen van de geldigheidsduur was een wijziging van deze beperking. De Raad van State concludeerde dat het college terecht had beoordeeld of de geldigheidsduur van de vergunning voor de vergisting van bermgras kon worden verlengd, ongeacht de feitelijke situatie waarin andere materialen dan bermgras werden vergist.

De beroepsgronden van Smicon B.V. en anderen faalden, en de Raad van State verklaarde het beroep ongegrond. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin, en de beslissing werd openbaar uitgesproken op 28 oktober 2009.

Uitspraak

200902285/1/M2.
Datum uitspraak: 28 oktober 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Smicon B.V., gevestigd te Wanroij, gemeente Sint Anthonis, en anderen,
appellanten,
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 13 februari 2009 heeft het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant (hierna: het college) op verzoek van de stichting "Stichting Cleanergy Wanroij" met toepassing van artikel 8.24, eerste lid, van de Wet milieubeheer de geldigheidsduur van de aan haar verleende vergunning verlengd. Dit besluit is op 23 februari 2009 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit hebben de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Smicon B.V. en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 2 april 2009, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 4 mei 2009.
Het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 oktober 2009, waar het college, vertegenwoordigd door drs. L.P.N. de Gier, werkzaam bij de provincie, bijgestaan door ing. S.M. Hessing, is verschenen. Voorts is de stichting "Stichting Cleanergy Wanroij", vertegenwoordigd door H.J.M. van Summeren, als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. De op 11 mei 2004 verleende vergunning is een oprichtingsvergunning voor het vergisten van dierlijke mest en bermgras. De vergunning is destijds voor een beperkte duur verleend en zou op 11 mei 2009 expireren. Bij het bestreden besluit is de vergunning verlengd tot 11 mei 2010.
2.2. Smicon B.V. en anderen voeren aan dat - anders dan vergund - geen bermgras wordt gebruikt voor de vergisting. Het college zou volgens hen de aan de vergunning verbonden voorschriften moeten aanpassen aan deze situatie. Verder heeft het college volgens hen bij de beoordeling van de verlenging van de geldigheidsduur ten onrechte niet betrokken dat geen bermgras wordt gebruikt. Zij achten het besluit ondeugdelijk gemotiveerd.
2.3. De Afdeling stelt voorop dat in deze procedure enkel het besluit tot verlenging van de geldigheidsduur ter beoordeling staat. Het betoog over de aanpassing van de (overige) vergunningvoorschriften heeft hierop geen betrekking, en faalt reeds daarom.
2.3.1. De aan de vergunning van 11 mei 2004 verbonden termijn is een beperking in de zin van artikel 8.11, tweede lid van de Wet milieubeheer. Het verlengen van de aan de onderliggende vergunning verbonden termijn is een wijziging van deze beperking.
Voor de inhoud van de beperkingen waaronder een vergunning wordt verleend is bepalend voor welke activiteit vergunning wordt gevraagd en niet de feitelijke situatie. Dit is niet anders wanneer - zoals hier - wordt besloten een eerder gestelde beperking te wijzigen.
De aan de orde zijnde vergunning heeft betrekking op de vergisting van bermgras. Het college heeft dan ook terecht beoordeeld of de geldigheidsduur van de vergunning voor deze activiteit kan worden verlengd. Dat in strijd met de vergunning wellicht, zoals Smicon B.V. en anderen stellen, andere activiteiten plaatsvinden - te weten: vergisting van andere materialen dan bermgras - maakt dat niet anders.
Deze beroepsgronden falen.
2.4. Smicon B.V. en anderen hebben zich voor het overige in het beroepschrift beperkt tot het verwijzen naar de over het ontwerp van het besluit naar voren gebrachte zienswijzen. In het bestreden besluit is het college ingegaan op de zienswijzen. Smicon B.V. en anderen hebben noch in het beroepschrift, noch ter zitting redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende zienswijzen in het bestreden besluit onjuist zou zijn. Het beroep faalt ook in zoverre.
2.5. Het beroep is ongegrond.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.J. van der Zijpp, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Kreveld w.g. Van der Zijpp
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 28 oktober 2009
262-628.