ECLI:NL:RVS:2009:BK1935

Raad van State

Datum uitspraak
4 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200901539/1/M1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Th.G. Drupsteen
  • P. Plambeck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursdwang toegepast door college van burgemeester en wethouders van Rotterdam wegens onjuist aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen

Op 4 november 2009 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak tussen [appellant] en het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. De zaak betreft de toepassing van bestuursdwang door het college, die op 1 oktober 2008 is uitgevoerd. Het college had besloten om de kosten van deze bestuursdwang, die € 59,00 bedroegen, voor rekening van [appellant] te laten komen. Dit besluit volgde op een eerdere beslissing van 23 oktober 2008, waarin het college zijn intentie om bestuursdwang toe te passen schriftelijk vastlegde.

[Appellant] heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, waarbij hij aanvoert dat de aangetroffen huishoudelijke afvalstoffen niet van hem afkomstig zijn, omdat hij op 30 september 2008 was verhuisd. De Afdeling heeft de zaak behandeld op 9 oktober 2009, waar het college werd vertegenwoordigd door mr. S. el Fizazi en V. van Beek. De Afdeling heeft overwogen dat de aangetroffen afvalstoffen, die op de openbare weg waren aangetroffen, met naam- en adresgegevens van [appellant] waren gelabeld. Dit leidde tot de conclusie dat [appellant] niet aannemelijk heeft gemaakt dat de afvalstoffen niet van hem afkomstig waren.

De Afdeling heeft vastgesteld dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat [appellant] in strijd met de Afvalstoffenverordening Rotterdam 2008 heeft gehandeld. De kosten van de bestuursdwang zijn in redelijkheid aan [appellant] opgelegd. Het beroep van [appellant] is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 4 november 2009.

Uitspraak

200901539/1/M1.
Datum uitspraak: 4 november 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 23 oktober 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam (hierna: het college) zijn beslissing om op 1 oktober 2008 jegens [appellant] bestuursdwang toe te passen ter zake van het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen, op schrift gesteld. Daarbij heeft het college beslist dat de kosten van de toepassing van bestuursdwang (€ 59,00) voor rekening van [appellant] komen.
Bij besluit van 23 december 2009 heeft het college het door [appellant] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief van 20 januari 2009, bij de gemeente Rotterdam ingekomen op 21 januari 2009, beroep ingesteld.
Bij brief van 27 februari 2009 heeft de gemeente Rotterdam het beroepschrift met toepassing van artikel 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht doorgezonden aan de Afdeling, bij de Raad van State ingekomen op 3 maart 2009.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 oktober 2009, waar het college, vertegenwoordigd door mr. S. el Fizazi en V. van Beek, werkzaam bij de gemeente, is verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 16, eerste lid, van de Afvalstoffenverordening Rotterdam 2008 (hierna: de Afvalstoffenverordening 2008) is, indien voor de gebruiker van een perceel voor een bepaalde categorie huishoudelijke afvalstoffen krachtens artikel 9, tweede lid, mede ten behoeve van zijn perceel een inzamelvoorziening is aangewezen, het voor de gebruiker verboden de betreffende afvalstoffen anders aan te bieden dan via de betreffende inzamelvoorziening.
Ingevolge artikel 9, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit Afvalstoffen gemeente Rotterdam (hierna: het Uitvoeringsbesluit) moeten de afvalstoffen zoveel mogelijk worden samengedrukt voordat ze in de inzamelvoorziening worden geworpen.
2.2. De toepassing van bestuursdwang heeft bestaan uit het verwijderen van een doos met huishoudelijke afvalstoffen, die op woensdag 1 oktober 2008 is aangetroffen op de openbare weg naast een container gelegen aan de Schietbaanlaan ter hoogte van nummer 2 te Rotterdam. Volgens het college zijn deze huishoudelijke afvalstoffen, blijkens daarin aangetroffen materiaal met naam- en adresgegevens van [appellant], afkomstig van [appellant] en heeft hij deze in strijd met artikel 16 van de Afvalstoffenverordening 2008 ter inzameling aangeboden. Bij het bestreden besluit heeft het college het besluit van 23 oktober 2008 gehandhaafd.
2.3. [appellant] betoogt dat het college zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de aangetroffen huishoudelijke afvalstoffen door hem ter inzameling zijn aangeboden. Hij stelt op 30 september 2008 te zijn verhuisd van het adres [locatie 1] naar het adres [locatie 2] op de begane grond. Gezien zijn gezondheidstoestand is hij niet in staat zelf huisvuil naar buiten te brengen.
2.4. Ingevolge artikel 5:25, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht is de overtreder de kosten verschuldigd die zijn verbonden aan de toepassing van bestuursdwang, tenzij de kosten redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoren te komen.
2.5. In de op woensdag 1 oktober 2008 aangetroffen doos is post aangetroffen waarop de naam en het adres van [appellant] zijn vermeld. Naar het oordeel van de Afdeling heeft [appellant] niet aannemelijk gemaakt dat de huishoudelijke afvalstoffen niet van hem afkomstig waren. De stelling van [appellant] dat hij op 30 september 2008 is verhuisd is in dit verband niet relevant.
2.5.1. Naar het oordeel van de Afdeling heeft [appellant] geen feiten en omstandigheden naar voren gebracht die aanleiding geven tot het oordeel dat het college hem ten onrechte als overtreder van artikel 16, eerste lid, van de Afvalstoffenverordening 2008 in samenhang met artikel 9 van het Uitvoeringsbesluit heeft aangemerkt. Naar het oordeel van de Afdeling heeft het college de kosten die gemoeid zijn met het onverwijld toepassen van bestuursdwang in redelijkheid ten laste van [appellant] kunnen laten komen.
2.6. Het beroep is ongegrond.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Plambeck, ambtenaar van Staat.
w.g. Drupsteen w.g. Plambeck
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 november 2009
159-209.