200902353/1/M1.
Datum uitspraak: 4 november 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
het college van burgemeester en wethouders van Terneuzen,
verweerder.
Bij besluit van 10 maart 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Terneuzen (hierna: het college) goedkeuring gehecht aan het aanvullende akoestisch onderzoek en de opgesomde maatregelen om te kunnen voldoen aan de grenswaarden van voorschrift 3.2 verbonden aan de op 11 januari 2005 krachtens de Wet milieubeheer verleende vergunning voor een windturbinepark.
Bij besluit van 3 oktober 2008 heeft het college het door [appellant] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief van 14 november 2008, bij de rechtbank Middelburg ingekomen op 18 november 2008, beroep ingesteld.
Bij brief van 31 maart 2009 heeft de rechtbank Middelburg het beroepschrift met toepassing van artikel 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht doorgezonden aan de Afdeling, bij de Raad van State ingekomen op 2 april 2009.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 oktober 2009, waar het college, vertegenwoordigd door N.E.M. van Hurck, werkzaam bij de gemeente, is verschenen.
2.1. Bij besluit van 11 januari 2005 heeft het college een vergunning als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer verleend voor het oprichten en in werking hebben van een windturbinepark in de Koegorspolder ten zuidwesten van de kern Terneuzen.
2.2. Ter voorkoming dan wel voldoende beperking van geluidoverlast is onder meer voorschrift 3.2 aan de vergunning verbonden, waarin grenswaarden voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau zijn neergelegd. Deze grenswaarden lopen voor de verschillende beoordelingspunten - de gevels van de in tabel I genoemde woningen - uiteen van 38 tot 50 dB(A) in de dagperiode, van 38 tot 47 dB(A) in de avondperiode en van 34 tot 44 dB(A) in de nachtperiode.
In voorschrift 3.3 is bepaald dat voordat de windturbines in gebruik worden genomen een rapport ter nadere goedkeuring aan het bevoegd gezag dient te worden overgelegd, waarin staat welke maatregelen getroffen worden om aan de in voorschrift 3.2 genoemde grenswaarden te voldoen. Dit rapport moet vergezeld gaan van een akoestische berekening.
2.3. [appellant] voert in beroep aan dat hij als direct omwonende geluidhinder ondervindt van de windmolen die direct achter zijn woonhuis staat te draaien.
2.3.1. Het college heeft bij het besluit van 10 maart 2008 overeenkomstig voorschrift 3.3 van de vergunning van 11 januari 2005 goedkeuring verleend, omdat het met het door Evelop ingediende rapport van het akoestisch onderzoek van 12 november 2007 van Peutz bv, nummer FC 15617-2, aangetoond achtte dat voldaan zal kunnen worden aan de voor de inrichting in voorschrift 3.2 van die vergunning neergelegde geluidgrenswaarden. Bij het bestreden besluit heeft het college het besluit van 10 maart 2008 gehandhaafd.
2.3.2. De Afdeling merkt allereerst op dat nu de vergunning van 11 januari 2005 onherroepelijk is, de rechtmatigheid ervan in deze zaak niet meer ter beoordeling kan staan. Ter beantwoording staat slechts of het college goedkeuring heeft mogen geven aan het door Evelop overgelegde akoestisch onderzoeksrapport van Peutz bv.
2.3.3. De in voorschrift 3.2 neergelegde geluidgrenswaarden zien blijkens de bij dat voorschrift behorende tabel 1 op de geluidbelasting op de gevels van een zeventiental woningen, waaronder beoordelingspunt 14, op het adres Pierssenspolderstraat 57.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting - met name de daar getoonde luchtfoto's - is gebleken dat de woning van [appellant] op het adres [locatie] op wat grotere afstand van de inrichting is gelegen dan de woning Pierssenspolderstraat 57. Uit het akoestisch onderzoeksrapport blijkt dat bij het in werking zijn van de inrichting ter plaatse van de woning aan de Pierssenspolderstraat 57 aan de geldende geluidgrenswaarden wordt voldaan. Onder deze omstandigheden moet worden aangenomen dat ter plaatse van de woning van [appellant] geen hogere geluidbelasting van de inrichting zal worden ondervonden dan die geldt ter plaatse van de woning Pierssenspolderstraat 57.
2.3.4. Nu niet is gebleken dat in het akoestisch onderzoeksrapport onjuiste uitgangspunten zijn gehanteerd en dat de uitkomsten van het onderzoek onjuist zijn, ziet de Afdeling, mede gelet op hetgeen door [appellant] is aangevoerd, geen aanleiding voor het oordeel dat het college in redelijkheid geen goedkeuring heeft kunnen hechten aan het akoestisch onderzoeksrapport en de daarin opgesomde maatregelen.
2.4. Het beroep is ongegrond.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Plambeck, ambtenaar van Staat.
w.g. Drupsteen w.g. Plambeck
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 november 2009