ECLI:NL:RVS:2009:BK1949

Raad van State

Datum uitspraak
29 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200904858/2/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • D.A.C. Slump
  • J.A.A. van Roessel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake bouwvergunning voor cultureel ontmoetingscentrum in Nieuwegein

Op 29 oktober 2009 heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Dit verzoek was ingediend door de Bewonersvereniging Oud Jutphaas en andere verzoekers tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Nieuwegein. Het college had op 9 januari 2007 vrijstelling, ontheffing en bouwvergunning verleend aan het Islamitisch Cultureel en Educatief Centrum Sirat voor de bouw van een cultureel ontmoetingscentrum op het perceel Prof. Dr. Hesselaan 4 te Nieuwegein. De bewonersvereniging en anderen stelden dat er onvoldoende parkeergelegenheid zou zijn voor het aantal bezoekers van het centrum.

De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 22 oktober 2009. De bewonersvereniging en anderen waren vertegenwoordigd door hun voorzitter en gemachtigden, terwijl het college werd vertegenwoordigd door ambtenaren. De voorzitter oordeelde dat het college op basis van de gegevens van Sirat had gesteld dat maximaal 135 personen het centrum tegelijkertijd zouden bezoeken, en dat hiervoor voldoende parkeergelegenheid aanwezig zou zijn. De bewonersvereniging betwistte dit en stelde dat er bij de berekening van de parkeerbehoefte rekening gehouden moest worden met 331 bezoekers.

De voorzitter concludeerde dat er enige twijfel bestond over de juistheid van de berekening van het college, maar besloot desondanks het verzoek om voorlopige voorziening af te wijzen. Dit was gebaseerd op het feit dat de bewonersvereniging geen concrete gegevens had overgelegd die de stelling van 331 bezoekers onderbouwden. Bovendien voldeed het bouwplan aan het geldende bestemmingsplan, en werd verwacht dat er voor de voltooiing van de bouw uitspraak zou worden gedaan in de bodemzaak. De voorzitter wees het verzoek af en er werd geen proceskostenveroordeling uitgesproken.

Uitspraak

200904858/2/H1.
Datum uitspraak: 29 oktober 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
De Bewonersvereniging Oud Jutphaas en [verzoekers], gevestigd respectievelijk wonend te Nieuwegein,
verzoekers,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Utrecht van 20 mei 2009 in zaken nrs. 07/1864, 07/1883, 07/1885, 09/1000, 09/1001, 09/1002 in het geding tussen:
De Bewonersvereniging Oud Jutphaas en [verzoekers],
en
het college van burgemeester en wethouders van Nieuwegein.
1. Procesverloop
Bij besluit van 9 januari 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Nieuwegein (hierna: het college) aan het Islamitisch Cultureel en Educatief Centrum Sirat (hierna: Sirat) vrijstelling, ontheffing en bouwvergunning verleend voor het bouwen van een cultureel ontmoetingscentrum op het perceel Prof. Dr. Hesselaan 4 te Nieuwegein.
Bij besluit van 2 juni 2007 heeft het college het door de Bewonersvereniging Oud Jutphaas en [verzoekers] (hierna: de bewonersvereniging en anderen) daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 20 mei 2009, verzonden op 28 mei 2009, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Utrecht (hierna: de voorzieningenrechter), voor zover thans van belang, het door de bewonersvereniging en anderen daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben de bewonersvereniging en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 3 juli 2009, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 28 juli 2009.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 12 oktober 2009, hebben de bewonersvereniging en anderen de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 22 oktober 2009, waar de bewonersvereniging en anderen, vertegenwoordigd door [voorzitter] van de vereniging, en [gemachtigden], en het college, vertegenwoordigd door drs. M. Rijbroek, drs. M. Broersma en ing. T.J. Baars, allen ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure. Daarbij geldt dat een vergunninghouder op eigen risico van een vergunning gebruik maakt zolang deze niet onherroepelijk is, ook als een verzoek tot schorsing als thans aan de orde wordt afgewezen.
2.2. Ingevolge artikel 2.5.30, eerste lid, van de Bouwverordening van de gemeente Nieuwegein (hierna: de Bouwverordening) moet, indien de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. Deze ruimte mag niet overbemeten zijn, gelet op het gebruik of de bewoning van het gebouw, waarbij rekening moet worden gehouden met de eventuele bereikbaarheid per openbaar vervoer.
Ingevolge het vierde lid, aanhef en onder b, kunnen burgemeester en wethouders ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
2.3. Het verzoek strekt tot schorsing van het besluit op bezwaar van 2 juni 2007 en het primaire besluit van 9 januari 2007. Het geschil spitst zich met name toe op de vraag of ten behoeve van het cultureel ontmoetingscentrum wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
Het college heeft zich op basis van gegevens van Sirat op het standpunt gesteld dat maximaal 135 personen tegelijkertijd het centrum zullen bezoeken en dat daarvoor voldoende parkeergelegenheid aanwezig is. Volgens de bewonersvereniging en anderen moet, gelet op de capaciteit van het centrum, bij de berekening van de parkeerbehoefte worden uitgegaan van 331 bezoekers.
2.3.1. Het college heeft krachtens artikel 2.5.30, vierde lid, aanhef en onder b, van de Bouwverordening ontheffing verleend van het eerste lid, omdat een deel van de benodigde parkeergelegenheid zich niet bevindt in, op of onder het ontmoetingscentrum, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat centrum behoort, maar in de directe omgeving daarvan. De vraag of het dat in redelijkheid heeft kunnen doen, zal de Afdeling in de bodemzaak dienen te beantwoorden. Gelet op de capaciteit van de in het ontmoetingscentrum voorziene moskee en multifunctionele ruimtes, bestaat bij de voorzitter wel enige twijfel of de voorzieningenrechter terecht heeft geoordeeld dat het college bij de berekening van de parkeerbehoefte mocht uitgaan van een bezoekersaantal van maximaal 135 personen. Uit de bouwtekeningen volgt dat de gebedsruimtes voor mannen en vrouwen een gezamenlijke oppervlakte hebben van 273 m2. In vergelijking met andere moskeeën zijn die ruimtes, uitgaande van de gestelde 135 bezoekers, ruim bemeten. De voorzitter ziet evenwel geen aanleiding de gevraagde voorlopige voorziening te treffen. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de bewonersvereniging en anderen weliswaar hebben gesteld dat het ontmoetingscentrum een capaciteit heeft van 331 personen, maar geen concrete gegevens hebben overgelegd waaruit kan worden afgeleid dat het hier een reëel te verwachten bezoekersaantal betreft, mede gezien het aantal bezoekers op de huidige locatie. Voorts is van belang dat het bouwplan, behoudens de hoogte van de koepel, volledig past binnen het geldende bestemmingsplan. Ten slotte neemt de voorzitter in aanmerking dat naar verwachting voor voltooiing van de bouw en de ingebruikname van het ontmoetingscentrum uitspraak zal zijn gedaan in de bodemzaak. Gelet hierop, bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.A.A. van Roessel, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump w.g. Van Roessel
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 29 oktober 2009
457.