ECLI:NL:RVS:2009:BK1969

Raad van State

Datum uitspraak
4 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200900994/1/H2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek
  • A.M. van Meurs-Heuvel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omzetten voorwaardelijke toevoeging in definitieve toevoeging door de Raad voor Rechtsbijstand

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 22 december 2008. De rechtbank had het beroep van [appellant] ongegrond verklaard, nadat de Raad voor Rechtsbijstand Leeuwarden op 27 september 2006 had geweigerd de aan hem verleende voorwaardelijke toevoeging om te zetten in een definitieve. De Raad verklaarde het bezwaar van [appellant] tegen deze weigering op 2 oktober 2007 niet-ontvankelijk.

[Appellant] stelde dat hij in de veronderstelling verkeerde dat zijn voormalige gemachtigde tijdig bezwaar zou maken. Hij betoogde dat de rechtbank had miskend dat de Raad het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk had verklaard, omdat hij niet in verzuim was geweest. De rechtbank oordeelde echter dat de gevolgen van eventuele nalatigheden van een gemachtigde voor rekening van de vertegenwoordigde komen.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 14 oktober 2009 behandeld. Tijdens de zitting was [appellant] aanwezig, bijgestaan door zijn zoon, en de Raad was vertegenwoordigd door mr. J. Hamer. De Afdeling oordeelde dat het hoger beroep ongegrond was en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd in het openbaar gedaan op 4 november 2009.

Uitspraak

200900994/1/H2.
Datum uitspraak: 4 november 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 22 december 2008 in zaak nr. 07/2805 in het geding tussen:
appellant
en
de raad voor rechtsbijstand Leeuwarden.
1. Procesverloop
Bij besluit van 27 september 2006 heeft de raad voor rechtsbijstand Leeuwarden (hierna: de raad) geweigerd de aan [appellant] verleende voorwaardelijke toevoeging om te zetten in een definitieve.
Bij besluit van 2 oktober 2007 heeft de raad het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 22 december 2008, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Leeuwarden (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de rechtbank ingekomen op 30 januari 2009, hoger beroep ingesteld. Op 4 februari 2009 heeft de rechtbank deze stukken ter behandeling doorgezonden aan de Afdeling.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 oktober 2009, waar [appellant], in persoon en bijgestaan door zijn [zoon], en de raad, vertegenwoordigd door mr. J. Hamer, medewerker unit kwaliteit bij de raad, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 6:11 blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
2.2. Niet in geschil is dat het bezwaarschrift niet tijdig is ingediend. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de raad het door hem gemaakte bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat hij in verzuim is geweest, nu hij in de veronderstelling verkeerde dat zijn voormalige gemachtigde namens hem tijdig bezwaar zou maken en de voorwaardelijke toevoeging, alsmede de weigering van de definitieve, ten onrechte op naam waren gesteld van zijn zoon.
2.2.1. Dat betoog faalt. Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen komen de gevolgen van mogelijke nalatigheden van een gemachtigde voor rekening van de vertegenwoordigde. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de enkele omstandigheid dat op de voorwaardelijke toevoeging alsmede de weigering van de definitieve de geboortedatum van [zoon] is vermeld geen aanleiding geeft om aan te nemen dat [appellant] niet heeft begrepen dat deze besluiten aan hem waren gericht.
2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Van Meurs-Heuvel
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 november 2009
47-616.