ECLI:NL:RVS:2009:BK2890

Raad van State

Datum uitspraak
2 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200904786/4/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • R.J. Hoekstra
  • K.M. Gerkema
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van goedkeuring plandelen voor recreatieve en horecadoeleinden te Veldhoven

In deze zaak heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 2 november 2009 uitspraak gedaan over een verzoek tot opheffing van een voorlopige voorziening. Deze voorlopige voorziening was eerder op 4 september 2009 getroffen, waarbij het besluit van het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant van 26 mei 2009, nummer 1471002, was geschorst. De schorsing betrof goedkeuring aan plandelen met de bestemming 'Recreatieve en horecadoeleinden', specifiek voor het perceel Laar 76 te Veldhoven.

De verzoekers, die in deze procedure optraden tegen het college, hebben op 22 september 2009 verzocht om gedeeltelijke opheffing van de schorsing. Tijdens de zitting op 19 oktober 2009 zijn de verzoekers, vertegenwoordigd door hun advocaat, en de raad van de gemeente Veldhoven verschenen. De vertegenwoordiger van de raad heeft erkend dat tijdens een eerdere zitting op 15 augustus 2009 niet de juiste ontwerpplankaart was getoond, wat heeft geleid tot onduidelijkheid over de omvang van de plandelen die onder de schorsing vallen.

De voorzitter heeft vastgesteld dat de schorsing deels betrekking heeft op een groter gebied dan oorspronkelijk was vastgesteld. Gezien de nieuwe informatie en de erkenning van de raad, heeft de voorzitter besloten om de schorsing gedeeltelijk op te heffen. Dit betekent dat de goedkeuring voor een deel van de plandelen met de bestemming 'Recreatieve en horecadoeleinden' weer van kracht wordt, zoals aangegeven op de bij de uitspraak behorende kaart.

Daarnaast is het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de verzoekers, die in totaal € 644,00 bedragen, te betalen aan een van de verzoekers, wat bevrijdend werkt voor de anderen.

Uitspraak

200904786/4/R1.
Datum uitspraak: 2 november 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek van
[verzoekers], wonend te [woonplaats],
om opheffing (artikel 8:87 van de Algemene wet bestuursrecht) van de bij uitspraak van 4 september 2009, in zaak nr.
200904786/2/R1, getroffen voorlopige voorziening in het geding tussen onder meer:
[wederpartijen], allen wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij uitspraak van 4 september 2009 heeft de voorzitter bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant (hierna: het college) van 26 mei 2009, nummer 1471002, geschorst, voor zover daarbij goedkeuring is verleend aan de plandelen met de bestemming "Recreatieve en horecadoeleinden" met de aanduiding "mc-minicamping", voor zover betrekking hebbende op perceel Laar 76 te Veldhoven (hierna: de plandelen).
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 22 september 2009, hebben [verzoekers] de voorzitter verzocht deze voorlopige voorziening gedeeltelijk op te heffen.
Van de zijde van [verzoekers] en de raad van de gemeente Veldhoven (hierna: de raad) zijn nadere stukken ontvangen. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 19 oktober 2009, waar [verzoekers], vertegenwoordigd door [een der verzoekers] bijgestaan door mr. dr. L. Bier, advocaat te Vught en de raad, vertegenwoordigd door mr. B.A.P.M. Achterbergh, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen. Voorts zijn daar gehoord [wederpartijen], vertegenwoordigd door [gemachtigde] en bijgestaan door J.C.W. Dekkers-Hagelaar.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Bij uitspraak van 4 september 2009 is beoogd het bestreden besluit te schorsen voor zover daarbij goedkeuring is verleend aan dat deel van de plandelen dat gewijzigd is vastgesteld.
2.2.1. [verzoekers] hebben aan hun verzoek ten grondslag gelegd dat het gedeelte van de plandelen waarop de schorsing ziet groter is dan het gedeelte van die plandelen dat gewijzigd is vastgesteld. Kennelijk is tijdens de behandeling ter zitting op 15 augustus 2009 van de zijde van de raad niet de juiste ontwerpplankaart getoond, aldus [verzoekers].
2.2.2. De vertegenwoordiger van de raad heeft ter zitting erkend dat tijdens de behandeling ter zitting op 15 augustus 2009 niet de juiste ontwerpplankaart is getoond.
2.2.3. Gelet op de van de zijde van de raad ingekomen nadere stukken en het verhandelde ter zitting, stelt de voorzitter vast dat de bij uitspraak van 4 september 2009 uitgesproken schorsing van het bestreden besluit deels ziet op het gedeelte van de plandelen dat niet gewijzigd is vastgesteld. Gelet hierop ziet de voorzitter aanleiding de bij uitspraak van 4 september 2009 uitgesproken schorsing gedeeltelijk op te heffen, zoals met blauw is aangegeven op de bij deze uitspraak behorende kaart 1.
2.3. Gelet op het voorgaande wijst de voorzitter het verzoek om gedeeltelijke opheffing van de voorlopige voorziening toe.
2.4. Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. heft op de schorsing van het besluit van het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant van 26 mei 2009, nummer 1471002, voor zover die schorsing zich uitstrekt tot het gedeelte van de plandelen met de bestemming "Recreatieve en horecadoeleinden" met de aanduiding "mc-minicamping", voor zover betrekking hebbende op perceel Laar 76 te Veldhoven, dat niet gewijzigd is vastgesteld, zoals met blauw is aangegeven op de bij deze uitspraak behorende kaart 1;
II. veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant tot vergoeding van de bij [verzoekers] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen.
Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. K.M. Gerkema, ambtenaar van Staat.
w.g. Hoekstra w.g. Gerkema
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 november 2009
472.
<HR>
plankaart 1