ECLI:NL:RVS:2009:BK2891

Raad van State

Datum uitspraak
2 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200907429/1/H1 en 200907429/2/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • H.G. Lubberdink
  • J.A.A. van Roessel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen bouwvergunning voor appartementen en woningen in Oostzaan

In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van Oostzaan op 7 en 14 oktober 2008 vrijstelling en bouwvergunning verleend aan SKA Projectmanagement B.V. voor de bouw van 16 appartementen, 6 twee-onder-een-kapwoningen en 5 vrijstaande villa's op de locatie "De Korenaar". Rondom Korenaar heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij ook een verzoek om een voorlopige voorziening is gedaan. De voorzitter heeft het verzoek op 15 oktober 2009 behandeld. De Raad van State heeft in zijn uitspraak van 2 november 2009 geoordeeld dat het college terecht vrijstelling heeft verleend, ondanks dat het bouwplan in strijd is met het geldende bestemmingsplan. De voorzitter heeft overwogen dat de bezwaren van Rondom Korenaar, waaronder de aantasting van de kwaliteit van de omgeving en verkeersveiligheid, niet opwegen tegen de belangen van de bouw. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de besluitvorming van het college, die is gebaseerd op rapporten en adviezen van deskundigen. De Raad van State heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en de eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter bevestigd. De beslissing houdt in dat de bouwvergunning kan worden uitgevoerd, ondanks de bezwaren van de appellanten.

Uitspraak

200907429/1/H1 en 200907429/2/H1.
Datum uitspraak: 2 november 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het hoger beroep van:
[appellanten], onder de naam 'Rondom Korenaar', allen wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Haarlem van 8 september 2009 in zaak nrs. 09/2974 en 09/2975 in het geding tussen:
appellanten
en
het college van burgemeester en wethouders van Oostzaan.
1. Procesverloop
Bij besluiten van 7 en 14 oktober 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Oostzaan (hierna: het college) aan SKA Projectmanagement B.V. (hierna: vergunninghoudster) vrijstelling respectievelijk bouwvergunning verleend voor de bouw van 16 appartementen, 6 twee-onder-een-kapwoningen en 5 vrijstaande villa's (hierna: het bouwplan) op de locatie "De Korenaar" te Oostzaan.
Bij besluit van 2 juni 2009 heeft het college met toepassing van artikel 17 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO) vrijstelling verleend voor een tijdelijke bouwweg.
Bij besluit van 9 juni 2009 heeft het college het door [appellanten], onder de naam 'Rondom Korenaar' (hierna: Rondom Korenaar) tegen de besluiten van 7 en 14 oktober 2009 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 8 september 2009, verzonden op dezelfde dag, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Haarlem (hierna: de voorzieningenrechter) het door Rondom Korenaar tegen de besluiten van 2 en 9 juni 2009 ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft Rondom Korenaar bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 9 september 2009, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 6 oktober 2009.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 9 september 2009, heeft Rondom Korenaar de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 15 oktober 2009, waar [gemachtigden] in persoon, en het college, vertegenwoordigd door F.B. Dull, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting vergunninghoudster, vertegenwoordigd door P.L. Vierveijzer, als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2.2. Voor zover Rondom Korenaar betoogt dat de voorzieningenrechter ten onrechte is voorbij gegaan aan hetgeen zij naar voren heeft gebracht ten aanzien van de ten behoeve van het project in 2002 verleende kapvergunning faalt dit betoog, nu deze kapvergunning in onderhavige procedure niet ter beoordeling voorligt.
2.3. Hetgeen Rondom Korenaar heeft aangevoerd met betrekking tot de procedure ten aanzien van het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan Kom Oostzaan kan niet leiden tot vernietiging van de aangevallen uitspraak, nu deze procedure thans niet ter beoordeling voorligt.
2.4. Niet in geschil is dat het bouwplan in strijd is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Herziening Veenbraak" (hierna: het bestemmingsplan). Om het bouwplan niettemin mogelijk te maken, heeft het college met toepassing van artikel 19, tweede lid, van de WRO, vrijstelling daarvoor verleend.
2.5. Rondom Korenaar betoogt dat de voorzieningenrechter heeft miskend dat het bouwplan leidt tot een onevenredige aantasting van de kwaliteit van de omgeving met name nu waardevol groen verdwijnt.
2.5.1. Dit betoog faalt. Het college heeft aan de besluitvorming ten grondslag gelegd dat de locatie waarop het bouwplan wordt gerealiseerd aansluit op de reeds bestaande bebouwing, zodat de beleving vanuit het natuur- en recreatiegebied 'Het Twiske' niet ingrijpend zal veranderen. Weliswaar zal een aanzienlijk deel van het bestaande groen op de locatie verdwijnen, doch in de omgeving resteert voldoende groen en het bouwplan voorziet in de zorgvuldige inbedding van bebouwing met groen en water. De voorzieningenrechter heeft terecht geen grond gezien voor het oordeel dat ten gevolge van het bouwplan zodanig groot verlies van groenvoorzieningen en aantasting van de omgeving zal optreden, dat het college om die reden in redelijkheid geen vrijstelling daarvoor heeft kunnen verlenen.
Hetgeen Rondom Korenaar aanvoert ten aanzien van de berekening van het totaal aan verhard oppervlak na realisering van het bouwplan, doet, wat daar ook van zij, aan het vorenstaande niet af. Overigens heeft het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier bij besluit van 10 september 2009 de op 6 november 2008 verleende Keurontheffing, met enkele aanpassingen, in stand gelaten.
2.6. Voorts betoogt Rondom Korenaar dat de voorzieningenrechter heeft miskend dat de verkeersveiligheid van met name fietsers rondom de naastgelegen basisschool in het gedrang komt door toename van het aantal verkeersbewegingen.
2.6.1. Het college heeft aan de besluitvorming ten grondslag gelegd de memo 'Verkeersstromen project Het rijk der eilanden' van Grontmij van 4 februari 2008, waaruit blijkt dat tijdens het drukste uur maximaal 27 motorvoertuigen vanuit de nieuwe woningen zullen rijden. De voorzieningenrechter heeft terecht geen aanleiding gezien om te oordelen dat in dit rapport is uitgegaan van onjuiste aannames ten aanzien van het aantal verkeersbewegingen.
Het college heeft naar voren gebracht dat aan de westzijde van de school een alternatieve verbinding tussen de Bloemenbuurt en Doktersbuurt zal worden gerealiseerd ten behoeve van het langzame verkeer. De rijbaan op de huidige brug wordt verbreed en voetgangers krijgen een eigen naastgelegen brug. Voor zover Rondom Korenaar betoogt dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft vastgesteld dat er een scheiding zal plaatsvinden tussen autoverkeer en fietsverkeer, overweegt de voorzitter dat in de aangevallen uitspraak slechts is overwogen dat er zoveel mogelijk sprake zal zijn van een scheiding van het autoverkeer en het langzame verkeer van fietsers en voetgangers. Voor zover Rondom Korenaar heeft aangevoerd dat het verkeersonveilig is dat het fietspad direct naast een watergang zal lopen, heeft de voorzieningenrechter terecht gewezen op de mogelijkheid om een hek te plaatsen tussen de watergang en het fietspad. Voor zover Rondom Korenaar zich onder verwijzing naar een brief van het college van 1 juli 2008 aan de gemeenteraad van Oostzaan, waarin is aangegeven dat een ontsluiting via de noordzijde ongeschikt wordt geacht, op het standpunt stelt dat de zuidzijde van de wijk een vergelijkbare inrichting kent en aldus evenmin een goede ontsluiting kan vormen, faalt dit betoog, nu het college heeft aangegeven dat aan de zuidzijde de infrastructuur juist wordt aangepast om goede ontsluiting mogelijk te maken.
De voorzieningenrechter heeft dan ook terecht geen aanleiding gezien voor het oordeel dat het college zich in niet redelijkheid op het standpunt geeft kunnen stellen dat de verkeersveiligheid niet in de weg stond aan het verlenen van vrijstelling. Anders dan Rondom Korenaar betoogt staat aan vorenstaand oordeel niet in de weg dat de besluitvorming ten aanzien van de te nemen infrastructurele maatregelen nog niet is afgerond.
Ten slotte geeft hetgeen Rondom Korenaar heeft aangevoerd geen grond voor het oordeel dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat het college het voor het bouwplan benodigde aantal parkeerplaatsen op juiste wijze heeft berekend.
Het betoog faalt
2.7. Anders dan Rondom Korenaar betoogt is niet gebleken dat de Woonvisie Oostzaan en het Waterplan Oostzaan zich tegen het bouwplan verzetten. In het Waterplan Oostzaan wordt uitdrukkelijk melding gemaakt van onderhavig bouwplan als een voorziene ruimtelijke ontwikkeling.
2.8. Anders dan Rondom Korenaar aanvoert, heeft de voorzieningenrechter terecht geen grond gezien voor het oordeel dat het college onvoldoende inzicht heeft verworven in de mogelijke aanwezigheid van cultuurhistorische en archeologische waarden, nu niet in geschil is dat de locatie niet is opgenomen op de provinciale cultuurhistorische waardenkaart en er zich op de bouwlocatie geen monumentale of behoudenswaardige objecten bevinden.
2.9. Voor zover Rondom Korenaar betoogt dat de voorzieningenrechter heeft miskend dat het college onvoldoende rekening heeft gehouden met de effecten van het bouwplan op het naastgelegen natuurgebied 'Het Twiske' faalt dit betoog. In de 'Quickscan bouwlocatie De Korenaar Oostzaan' van 12 juli 2007 van NatuurBeleven die het college aan de besluitvorming ten grondslag heeft gelegd, is opgenomen dat de nieuwe situatie geen negatieve invloed zal hebben op de natuurwaarden in 'Het Twiske' en dat voor het bouwplan geen ontheffing ingevolge de Flora- en faunawet nodig is.
2.10. Het betoog van Rondom Korenaar dat de commissie van Welstandszorg Noord-Holland (hierna: de welstandscommissie) had dienen te toetsen aan het bestemmingsplan en dat ten onrechte geen rekening is gehouden met de aanwezigheid van 'Het Twiske', faalt. Aan de besluitvorming heeft het college het positieve welstandsadvies van de welstandscommissie van 12 augustus 2008, waarin wordt verwezen naar de eerder afgegeven welstandsadviezen met betrekking tot het bouwplan, ten grondslag gelegd. Niet is gebleken dat de adviezen naar inhoud of wijze van totstandkoming zodanige gebreken vertonen dat het college deze niet aan zijn oordeel omtrent de welstand ten grondslag heeft mogen leggen. Hetgeen Rondom Korenaar heeft aangevoerd geeft geen grond voor het oordeel dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft overwogen dat de welstandscommissie het plan terecht heeft getoetst aan de in de Welstandsnota opgenomen gebiedsgerichte criteria voor het gebied "Uitbreiding Kom en Veenbraak", waarin de ligging van dat gebied ten opzichte van 'Het Twiske' uitdrukkelijk is vermeld. Dat het bestemmingsplan ter plaatse geen bebouwing toelaat, maakt dit niet anders.
2.11. Ten slotte betoogt Rondom Korenaar dat de voorzieningenrechter heeft miskend dat door de tijdelijke bouwweg het plantsoen waarin deze is voorzien onbruikbaar wordt en dat onvoldoende zekerheid bestaat dat de weg zal verdwijnen.
2.11.1. Dit betoog faalt. In het besluit van 2 juni 2009 heeft het college aangegeven dat het met het oog op de verkeersveiligheid niet gewenst is om bouwverkeer via de bestaande ontsluiting te laten rijden. Het college heeft de vrijstelling voor de bouwweg verleend voor een periode van twee jaar, gelet op de te verwachten bouwperiode. De voorzieningenrechter heeft terecht geen grond gezien voor het oordeel dat het college onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de tijdelijke bouwweg niet langer dan de wettelijke termijn aanwezig zal zijn en evenmin voor het oordeel dat het college aan dit besluit een onjuiste belangenafweging ten grondslag heeft gelegd.
2.12. Dat de voorzieningenrechter niet met zoveel woorden op alle door Rondom Korenaar in beroep aangevoerde argumenten is ingegaan, betekent niet dat de voorzieningenrechter niet alle argumenten bij zijn beoordeling heeft betrokken. Hij was niet gehouden elk argument in de uitspraak afzonderlijk te behandelen om de door Rondom Korenaar aangevoerde gronden afdoende te bespreken. Er is voorts geen grond om aan te nemen dat de voorzieningenrechter niet alles wat Rondom Korenaar naar voren heeft gebracht bij zijn beoordeling van het beroep heeft betrokken.
2.13. Nu het college het door Rondom Korenaar tegen de besluiten van 7 en 14 oktober 2009 ingediende bezwaar ongegrond heeft verklaard en de voorzieningenrechter het beroep tegen de besluiten van 2 en 9 juni 2009 ongegrond heeft verklaard, heeft de voorzieningenrechter terecht geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling, nu evenmin is gebleken van bijzondere omstandigheden die daartoe nopen.
2.14. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.15. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.16. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.A.A. van Roessel, ambtenaar van Staat.
w.g. Lubberdink w.g. Van Roessel
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 november 2009
444