ECLI:NL:RVS:2009:BK2892

Raad van State

Datum uitspraak
11 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200808892/1/H2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T.M.A. Claessens
  • A.M. van Meurs-Heuvel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van subsidie vaststelling door het College zorgverzekeringen aan Stichting Samenwerkingsverband Eerstelijnsgezondheidszorg Reeshof

In deze zaak heeft de Raad van State op 11 november 2009 uitspraak gedaan over het beroep van de stichting Stichting Samenwerkingsverband Eerstelijnsgezondheidszorg Reeshof (hierna: Reeshof) tegen een besluit van het College zorgverzekeringen. Het College had op 8 november 2007 de subsidie voor het jaar 2006 vastgesteld op maximaal € 52.470,00, wat lager was dan de eerder verleende voorlopige subsidie van € 68.172,00. Reeshof was van mening dat deze verlaging onterecht was en dat het College niet tijdig had besloten op hun bezwaarschrift, wat hen belemmerde in het afbouwen van hun negatieve eigen vermogen.

De Raad van State heeft het beroep ongegrond verklaard. De Afdeling bestuursrechtspraak oordeelde dat de hoogte van de subsidie en de berekeningswijze daarvan rechtstreeks voortvloeien uit de Regeling zorgverzekering. Er was geen ruimte voor het College om af te wijken van de vastgestelde regels. De argumenten van Reeshof over de noodzaak om het negatieve eigen vermogen af te bouwen en de vermeende late besluitvorming van het College werden niet geaccepteerd. De Raad van State benadrukte dat de regels duidelijk waren en dat het College zich aan deze regels had gehouden.

De uitspraak bevestigt de strikte toepassing van de regelgeving omtrent subsidies en de verantwoordelijkheden van het College zorgverzekeringen. De Raad van State heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling, wat betekent dat de kosten voor de procedure niet door het College hoeven te worden vergoed. De uitspraak is openbaar gedaan en onderstreept de noodzaak voor organisaties om tijdig en adequaat te reageren op subsidiebesluiten.

Uitspraak

200808892/1/H2.
Datum uitspraak: 11 november 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de stichting Stichting Samenwerkingsverband Eerstelijnsgezondheidszorg Reeshof, gevestigd te Tilburg,
appellante,
en
het College zorgverzekeringen,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 8 november 2007 heeft het College zorgverzekeringen (hierna: het College) de aan de stichting Stichting Samenwerkingsverband Eerstelijnsgezondheidszorg Reeshof (hierna: Reeshof) voor het jaar 2006 verleende subsidie vastgesteld op maximaal € 52.470,00.
Bij besluit van 28 oktober 2008 heeft het College het door Reeshof hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft Reeshof bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 9 december 2008, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 15 januari 2009.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
Het College heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 oktober 2009, waar Reeshof, vertegenwoordigd door mr. A.F. de Koning, advocaat te 's-Hertogenbosch, vergezeld door [directeur] en [penningmeester], en het college, vertegenwoordigd door mr. J. Hallie en E. Koops, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 6.2.23, eerste lid, van de Regeling zorgverzekering (hierna: de Regeling) wordt het bedrag van de verleende instellingssubsidie, zonder toepassing van de in artikel 6.2.5 bedoelde vermindering, na uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten overeenkomstig de geldende verplichtingen, voor zover het niet is besteed aan de doeleinden waarvoor het is verstrekt, gereserveerd.
Ingevolge het zevende lid, voor zover thans van belang, bedraagt het totaal van de in het eerste lid bedoelde reservering in enig jaar ten hoogste 10% van het bedrag van de voor dat jaar verleende subsidie.
2.2. Bij besluit van 6 januari 2006 heeft het College voor het jaar 2006 Reeshof een voorlopige subsidie verleend ten bedrage van € 68.172,00.
Bij besluit van 8 november 2007, gehandhaafd bij het thans bestreden besluit, heeft het College de subsidie lager vastgesteld op maximaal € 52.470,00. Bij dit besluit heeft het College de mutatie van de egalisatiereserve gemaximeerd op 10% van de verleende subsidie in het jaar 2006 en bepaald op € 6.817,00. Hieraan heeft het College ten grondslag gelegd dat ingevolge de Regeling de reserve is gemaximeerd op 10% van de voor het jaar 2006 verleende subsidie.
2.3. Reeshof betoogt dat het, met het oog op de afbouw van de subsidies met ingang van het jaar 2007, genoodzaakt was maatregelen te nemen teneinde het negatieve eigen vermogen af te bouwen. Deze maatregelen hebben geleid tot een door Reeshof, uitgaande van de verleende subsidie van € 68.172,00, berekend voordelig exploitatiesaldo van € 23.798,00, hetgeen verrekend zou kunnen worden met het negatief eigen vermogen van € 22.458,00. Door de toevoeging aan de egalisatiereserve ten onrechte te maximeren op € 6.817,00, zijnde 10% van de verleende subsidie voor het jaar 2006, is het wegwerken van het negatieve eigen vermogen niet mogelijk, aldus Reeshof. Daarbij komt, aldus Reeshof, dat het College ten onrechte eerst op 8 november 2007 het subsidiebedrag lager heeft vastgesteld zodat zij hierop niet adequaat kon anticiperen, hetgeen in strijd is met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Reeshof acht in dit verband mede van belang dat het College niet tijdig op het bezwaarschrift heeft besloten en de wijziging en beëindiging van de subsidieregeling ten onrechte niet tijdig heeft bekend gemaakt.
2.3.1. Het betoog faalt. De hoogte van het subsidiebedrag en de berekeningswijze volgen rechtstreeks uit de Regeling en zijn niet afhankelijk van nadere beleidsregels. Noch uit de tekst van artikel 6.2.23 van de Regeling noch uit het systeem van de Regeling volgt dat het College enige beleidsruimte dan wel beoordelingsruimte toekomt ter bepaling van het maximumbedrag van de reserve. Hetgeen Reeshof heeft aangevoerd over de noodzaak om het negatieve eigen vermogen af te bouwen alsmede over de, volgens haar, late besluitvorming inzake de vaststelling van de subsidie en inzake de wijziging en beëindiging van de Regeling kan daaraan niet afdoen.
2.4. Het beroep is ongegrond.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. T.M.A. Claessens, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, ambtenaar van Staat.
w.g. Claessens w.g. Van Meurs-Heuvel
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 november 2009
47-616.