ECLI:NL:RVS:2009:BK2901

Raad van State

Datum uitspraak
4 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200904685/2/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.C.K.W. Bartel
  • K.M. Gerkema
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan Buitengebied 1988 te Veldhoven

Op 7 april 2009 heeft de raad van de gemeente Veldhoven het bestemmingsplan "Buitengebied 1988, partiële herziening 2007 Transport- en sorteerbedrijf aan de Locht" vastgesteld. Tegen dit besluit hebben verzoekers [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] op 30 juni 2009 beroep ingesteld bij de Raad van State. Tevens hebben zij verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft de verzoeken op 20 oktober 2009 behandeld. De raad van de gemeente Veldhoven en belanghebbende [belanghebbende 1] waren ook aanwezig op de zitting. De voorzitter heeft overwogen dat het bestemmingsplan voorziet in een uitbreiding van het bedrijventerrein Heibloem voor [belanghebbende 1]. De bestaande bedrijventerrein heeft een omvang van 6,1 hectare en de uitbreiding bedraagt ongeveer 2,4 hectare. Verzoekers hebben aangevoerd dat de uitbreiding in strijd is met provinciaal beleid en dat het rood-met-groen-beleid niet correct is toegepast. De raad heeft echter gesteld dat het plan niet in strijd is met het provinciale beleid, aangezien het college van gedeputeerde staten geen beroep heeft ingesteld tegen het gewijzigde plan. De voorzitter heeft geen aanleiding gezien om de voorlopige voorziening toe te wijzen, omdat niet is gebleken dat de wettelijke procedure niet correct is gevolgd en er geen onomkeerbare gevolgen zullen optreden tijdens de bodemprocedure. De verzoeken om voorlopige voorziening zijn afgewezen en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200904685/2/R3.
Datum uitspraak: 4 november 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
1. [verzoeker sub 1], wonend te [woonplaats],
2. [verzoeker sub 2], wonend te [woonplaats],
en
de raad van de gemeente Veldhoven,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 7 april 2009 heeft de raad van de gemeente Veldhoven het bestemmingsplan "Buitengebied 1988, partiële herziening 2007 Transport- en sorteerbedrijf aan de Locht ([belanghebbende 1])" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [verzoeker sub 1] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 30 juni 2009, en [verzoeker sub 2] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 30 juni 2009, beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 30 juni 2009, heeft [verzoeker sub 1] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 30 juni 2009, heeft [verzoeker sub 2] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
[verzoeker sub 1], [verzoeker sub 2], de raad en [belanghebbende 1] hebben nadere stukken ingediend. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 20 oktober 2009, waar [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2], beiden vertegenwoordigd door mr. M.T.C.A. Smets, advocaat te Amsterdam, en de raad, vertegenwoordigd door M. Yücesan-van Drunen, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is daar gehoord [belanghebbende 1], vertegenwoordigd door ing. E Roelofsen, mr. A.A.N. van der Aa, [gemachtigde] en [belanghebbende 2], bijgestaan door mr. D. Wintraecken.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan voorziet in uitbreiding van het bedrijventerrein Heibloem ten behoeve van het ter plaatse gevestigde bedrijf [belanghebbende 1].
Het bestaande bedrijventerrein heeft een omvang van 6,1 hectare en is in gebruik bij [betonfabriek] en diverse bedrijfsonderdelen van [belanghebbende 1], namelijk [recycling], [Internationaal Transport], [Containers] en [Kraanverhuur] Het plan voorziet in een uitbreiding van ongeveer 2,4 hectare ten noordoosten van het bestaande terrein voor de opslag van puin en stalling van materieel, waaronder een mobiele puinbreker.
2.3. [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] kunnen zich niet verenigen met de vaststelling van het plan en voeren daartoe, naast enkele formele bezwaren, onder meer aan dat in strijd met het ter zake geldende provinciale beleid is voorzien in een uitbreiding van meer dan 15% en dat het rood-met-groen-beleid niet juist is toegepast.
2.3.1. De raad stelt zich op het standpunt dat het plan niet in strijd is met het provinciale beleid en wijst daartoe op de omstandigheid dat het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant (hierna: het college) een zienswijze heeft ingediend tegen het ontwerpplan, maar dat het college tegen het gewijzigd vastgestelde plan geen beroep heeft ingesteld.
2.3.2. De voorzitter ziet in de aangevoerde formele bezwaren geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening, aangezien voorshands niet is gebleken dat de wettelijke procedure niet of onjuist is gevolgd, en evenmin van onregelmatigheden als gevolg waarvan [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] in hun belangen zouden kunnen zijn geschaad. Op voorhand acht de voorzitter evenmin aannemelijk dat het plan in strijd is met het ter zake geldende provinciale beleid, waarbij mede in aanmerking wordt genomen dat het college geen beroep heeft ingesteld en evenmin een reactieve aanwijzing heeft gegeven.
Onder deze omstandigheden en gelet op de belangen van [belanghebbende 1] ziet de voorzitter geen aanleiding het plan te schorsen. Daarbij wordt mede in aanmerking genomen dat hangende de behandeling van het geding in de bodemprocedure geen onomkeerbare gevolgen zullen optreden, nu de vertegenwoordiger van [belanghebbende 1] ter zitting heeft toegelicht dat het plangebied gedurende die periode zal worden gebruikt en ingericht voor opslag van puin en stalling van materieel, waaronder een mobiele puinbreker, en voor deze activiteiten geen bouwvergunningen zijn vereist.
2.4. De verzoeken om voorlopige voorziening worden afgewezen.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst de verzoeken af.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. K.M. Gerkema, ambtenaar van Staat.
w.g. Bartel w.g. Gerkema
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 november 2009
472.