200904685/2/R3.
Datum uitspraak: 4 november 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
1. [verzoeker sub 1], wonend te [woonplaats],
2. [verzoeker sub 2], wonend te [woonplaats],
de raad van de gemeente Veldhoven,
verweerder.
Bij besluit van 7 april 2009 heeft de raad van de gemeente Veldhoven het bestemmingsplan "Buitengebied 1988, partiële herziening 2007 Transport- en sorteerbedrijf aan de Locht ([belanghebbende 1])" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [verzoeker sub 1] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 30 juni 2009, en [verzoeker sub 2] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 30 juni 2009, beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 30 juni 2009, heeft [verzoeker sub 1] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 30 juni 2009, heeft [verzoeker sub 2] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
[verzoeker sub 1], [verzoeker sub 2], de raad en [belanghebbende 1] hebben nadere stukken ingediend. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 20 oktober 2009, waar [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2], beiden vertegenwoordigd door mr. M.T.C.A. Smets, advocaat te Amsterdam, en de raad, vertegenwoordigd door M. Yücesan-van Drunen, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is daar gehoord [belanghebbende 1], vertegenwoordigd door ing. E Roelofsen, mr. A.A.N. van der Aa, [gemachtigde] en [belanghebbende 2], bijgestaan door mr. D. Wintraecken.
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan voorziet in uitbreiding van het bedrijventerrein Heibloem ten behoeve van het ter plaatse gevestigde bedrijf [belanghebbende 1].
Het bestaande bedrijventerrein heeft een omvang van 6,1 hectare en is in gebruik bij [betonfabriek] en diverse bedrijfsonderdelen van [belanghebbende 1], namelijk [recycling], [Internationaal Transport], [Containers] en [Kraanverhuur] Het plan voorziet in een uitbreiding van ongeveer 2,4 hectare ten noordoosten van het bestaande terrein voor de opslag van puin en stalling van materieel, waaronder een mobiele puinbreker.
2.3. [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] kunnen zich niet verenigen met de vaststelling van het plan en voeren daartoe, naast enkele formele bezwaren, onder meer aan dat in strijd met het ter zake geldende provinciale beleid is voorzien in een uitbreiding van meer dan 15% en dat het rood-met-groen-beleid niet juist is toegepast.
2.3.1. De raad stelt zich op het standpunt dat het plan niet in strijd is met het provinciale beleid en wijst daartoe op de omstandigheid dat het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant (hierna: het college) een zienswijze heeft ingediend tegen het ontwerpplan, maar dat het college tegen het gewijzigd vastgestelde plan geen beroep heeft ingesteld.
2.3.2. De voorzitter ziet in de aangevoerde formele bezwaren geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening, aangezien voorshands niet is gebleken dat de wettelijke procedure niet of onjuist is gevolgd, en evenmin van onregelmatigheden als gevolg waarvan [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] in hun belangen zouden kunnen zijn geschaad. Op voorhand acht de voorzitter evenmin aannemelijk dat het plan in strijd is met het ter zake geldende provinciale beleid, waarbij mede in aanmerking wordt genomen dat het college geen beroep heeft ingesteld en evenmin een reactieve aanwijzing heeft gegeven.
Onder deze omstandigheden en gelet op de belangen van [belanghebbende 1] ziet de voorzitter geen aanleiding het plan te schorsen. Daarbij wordt mede in aanmerking genomen dat hangende de behandeling van het geding in de bodemprocedure geen onomkeerbare gevolgen zullen optreden, nu de vertegenwoordiger van [belanghebbende 1] ter zitting heeft toegelicht dat het plangebied gedurende die periode zal worden gebruikt en ingericht voor opslag van puin en stalling van materieel, waaronder een mobiele puinbreker, en voor deze activiteiten geen bouwvergunningen zijn vereist.
2.4. De verzoeken om voorlopige voorziening worden afgewezen.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. K.M. Gerkema, ambtenaar van Staat.
w.g. Bartel w.g. Gerkema
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 november 2009