200804918/1/R1 en 200805000/1.
Datum uitspraak: 11 november 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. de stichting Stichting 's-Hertogenbossche Monumentenzorg, gevestigd te Vught,
2. de stichting Stichting Vughts Landschap, gevestigd te Vught,
3. de stichting Stichting de Groene Koepel, gevestigd te Vught, en anderen
4. de vereniging Platform Vught Structureel, gevestigd te Vught,
5. [appellanten sub 5], wonend te [woonplaats],
6. de stichting Stichting Natuur- en Milieugroep Vught, gevestigd te Vught,
7. [appellanten sub 7], wonend te [woonplaats],
het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
verweerder.
Bij besluit van 13 mei 2008, nr. 1337603, heeft het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Vught (hierna: de raad) bij besluit van 27 september 2007 vastgestelde bestemmingsplan "Stadhouderspark".
Bij besluit van 13 mei 2008, nr. 1337607, heeft het college besloten over de goedkeuring van het door de raad bij besluit van 27 september 2007 vastgestelde bestemmingsplan "Twee percelen oostzijde Kruishoeveweg".
Tegen het eerstgenoemde besluit hebben de stichting Stichting
's-Hertogenbossche Monumentenzorg (hierna: stichting 's-Hertogenbossche Monumentenzorg) bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 29 juni 2008, de stichting Stichting Vughts Landschap (hierna: stichting Vughts Landschap) bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 30 juni 2008, de stichting Stichting de Groene Koepel en anderen (hierna: stichting de Groene Koepel en anderen) bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 1 juli 2008 de vereniging Platform Vught Structureel (hierna: Platform Vught Structureel) bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 1 juli 2008, [appellanten sub 5] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 2 juli 2008, de stichting Stichting Natuur- en Milieugroep Vught (hierna: stichting Natuur- en Milieugroep Vught) bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 2 juli 2008 en [appellanten sub 7] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 2 juli 2008, beroep ingesteld. Deze beroepen zijn geregistreerd onder zaak
no. 200804918/1/R1.
Tegen het laatstgenoemde besluit hebben Stichting Vughts Landschap bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 30 juni 2008, stichting de Groene Koepel en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 1 juli 2008 en [appellanten sub 7] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 2 juli 2008, beroep ingesteld. Deze beroepen zijn geregistreerd onder zaak no. 200805000/1.
Stichting 's-Hertogenbossche Monumentenzorg heeft haar beroep aangevuld bij brief van 29 juli 2008. Stichting Vughts Landschap heeft haar beroep aangevuld bij brief van 27 juli 2008. [appellanten sub 5] hebben hun beroep aangevuld bij brief van 6 augustus 2008.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft desverzocht een deskundigenbericht uitgebracht.
Stichting 's-Hertogenbossche Monumentenzorg, stichting de Groene Koepel en anderen, Platform Vught Structureel, [appellanten sub 5], de raad en het college hebben hun zienswijze daarop naar voren gebracht.
De raad heeft een schriftelijke uiteenzetting omtrent de beroepen ingediend. Deze is aan de andere partijen gezonden.
Stichting 's-Hertogenbossche Monumentenzorg, Platform Vught Structureel, stichting Natuur- en Milieugroep Vught, [appellanten sub 7], het college en de raad hebben nadere stukken ingediend. Deze zijn aan de andere partijen gezonden.
De Afdeling heeft de zaken ter zitting behandeld op 14 september 2009, waar stichting Vughts Landschap, vertegenwoordigd door Ph.L. Rutten, stichting 's-Hertogenbossche Monumentenzorg, vertegenwoordigd door mr. drs. H.F.A.M. Schuurmans, stichting de Groene Koepel en anderen, vertegenwoordigd door J.H. Lam, Platform Vught Structureel, vertegenwoordigd door mr. M.E.G. van Erp, stichting Natuur- en Milieugroep Vught, vertegenwoordigd door [voorzitter] en ir. R.P.J. Jasker, [appellanten sub 7], vertegenwoordigd door W.J. Schipper en het college, vertegenwoordigd door mr. P.M.C. van Driel-Faasen, ambtenaar in dienst van de provincie, zijn verschenen. Voorts zijn daar gehoord de raad, vertegenwoordigd door drs. ing. M.A. Pullens, ing. J.H.G. van Engelen, mr. P.W. Elfring, ing. A.M.M. Huijberts en A.H.J.M. van den Heijkant, allen ambtenaren in dienst van de gemeente, en Bouwfonds Ontwikkeling B.V., vertegenwoordigd door mr. A.R. Metselaar en mr. J.C. Ellerman, beiden advocaat te Amsterdam, en ir. M.P.L. Rijs, werkzaam bij Bouwfonds Ontwikkeling B.V.
2.1. Ter zitting heeft de vertegenwoordiger van de raad betoogd dat de stichting 's-Hertogenbossche Monumentenzorg niet kan worden aangemerkt als belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb). Hiertoe heeft de vertegenwoordiger van de raad ter zitting aangevoerd dat de statuten en de feitelijke werkzaamheden van de stichting 's-Hertogenbossche Monumentenzorg onvoldoende aanknopingspunten bieden om te kunnen aannemen dat het belang van de stichting 's-Hertogenbossche Monumentenzorg rechtstreeks is betrokken bij het bestemmingsplan "Stadhouderspark". Bovendien hebben de werkzaamheden van de stichting 's-Hertogenbossche Monumentenzorg geen betrekking op het grondgebied van de gemeente Vught, aldus de vertegenwoordiger van de raad ter zitting.
2.1.1. Ingevolge artikel 54, tweede lid, onder b, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: de WRO) kan uitsluitend een belanghebbende beroep instellen tegen een besluit inzake goedkeuring van een bestemmingsplan. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb, wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Ingevolge het derde lid worden ten aanzien van rechtspersonen als hun belangen beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.
Voor de vraag of een rechtspersoon belanghebbende is als bedoeld in artikel 1:2, eerste en derde lid, van de Awb, is bepalend of de rechtspersoon krachtens zijn statutaire doelstelling en blijkens zijn feitelijke werkzaamheden een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken algemeen of collectief belang in het bijzonder behartigt.
2.1.2. Op grond van artikel 2, eerste lid van de statuten van stichting 's-Hertogenbossche Monumentenzorg heeft deze stichting tot doel:
het bevorderen der instandhouding van het historisch ruimtelijk karakter van de stad en van de monumenten met inbegrip van hun directe omgeving.
Op grond van artikel 2, tweede lid, van de statuten, samengevat weergegeven, tracht de stichting haar doel te verwezenlijken door middel van onder meer het verschaffen van financiële middelen voor het restaureren van monumenten, het kritisch en constructief volgen van het gemeentelijk beleid op stedenbouwkundig, architectonisch en monumentaal gebied, het geven van voorlichting en cursussen en het organiseren van lezingen en symposia en dergelijke.
Ingevolge artikel 2, derde lid, onder g, van de statuten worden onder monumenten verstaan alle gebouwen, grachten, waterlopen, wallen, rondelen, bastions en forten gelegen op of binnen de begrenzing van de vesting 's-Hertogenbosch, zoals aangeduid op de aan de statuten gehechte overzichtskaart, voor zover deze gebouwen, grachten, waterlopen, wallen, rondelen, bastions en forten behoren of hebben behoord tot de vestingwerken van de vesting 's-Hertogenbosch met inbegrip van hun directe omgeving.
In haar beroepschrift heeft stichting 's-Hertogenbossche Monumentenzorg toegelicht dat 'de stad' in de statutaire doelstelling historisch dient te worden uitgelegd en dat daarmee de statutaire doelstelling alles omvat waarbij de vroegere Stelling van 's-Hertogenbosch en de geschiedenis van 's-Hertogenbosch als vestingstad is betrokken.
Het plan voorziet onder meer in bebouwing van het zuidelijk schootsveld van het rijksmonument fort Isabella, een vestingwerk ten behoeve van de verdediging van de stad 's-Hertogenbosch opgericht, gelegen tussen Vught-Noord en 's-Hertogenbosch. Gelet hierop stelt stichting 's-Hertogenbossche Monumentenzorg zich op het standpunt dat zij een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken belang in het bijzonder behartigt. In een nader stuk heeft stichting 's-Hertogenbossche Monumentenzorg verder toegelicht en onderbouwd dat zij onder andere deelneemt aan diverse klankbordgroepen rondom ruimtelijke ontwikkelingen in 's-Hertogenbosch, waaronder de Klankbordgroep Vestingwerken welke de restauratie van de vestingwerken van de stad 's-Hertogenbosch begeleidt en dat zij lezingen en congressen (mede-)organiseert, waaronder het internationale congres 'De vesting als Korset' in oktober 2005.
2.1.3. Uit het vorenstaande volgt dat de feitelijke werkzaamheden van stichting 's-Hertogenbossche Monumentenzorg zien op de vestingwerken van de vesting 's-Hertogenbosch. In aanmerking genomen dat fort Isabella (hierna: het fort) is gelegen binnen de begrenzing van de vesting 's-Hertogenbosch, zoals aangeduid op de onder 2.1.2. genoemde overzichtskaart, dat het zogenoemde zuidelijke schootsveld van het fort in het plangebied van het bestemmingsplan "Stadhouderspark" ligt en dat dit plan voorziet in bebouwing van dat schootsveld, is de Afdeling van oordeel dat stichting 's-Hertogenbossche Monumentenzorg een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken belang in het bijzonder behartigt en derhalve kan worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Awb.
2.1.4. Het beroep van [appellanten sub 7] is mede namens [3 appellanten] ingesteld. Uit de stukken is gebleken dat zij ten tijde van het nemen van het bestreden besluit niet langer woonachtig waren in dan wel in de nabijheid van het plangebied. Gesteld noch gebleken is dat een objectief en persoonlijk belang van hen rechtstreeks door het besluit zou worden geraakt. Gelet hierop kunnen zij niet worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb bij het bestreden besluit zodat zij daartegen ingevolge artikel 54, tweede lid, aanhef en onder d, van de WRO, geen beroep kunnen instellen. Het beroep van [appellanten sub 7] is dan ook niet-ontvankelijk voor zover dat is ingesteld namens [3 appellanten].
2.2. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de WRO, gelezen in samenhang met artikel 10:27 van de Awb, rust op het college de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te onderzoeken of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient het college rekening te houden met de aan de raad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft het college er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
2.3. Het bestemmingsplan "Stadhouderspark" (hierna ook: het plan) voorziet in een planologische regeling voor de bouw van ongeveer 650 woningen, de aanleg van de noordelijke ontsluitingsweg Vught-Noord, een school en een sportvoorziening in het noorden van Vught.
In het bestemmingsplan "Twee percelen oostzijde Kruishoeveweg" (hierna ook: het compensatieplan) is een planologische regeling opgenomen voor de uit het bestemmingsplan "Stadhouderspark" voortvloeiende natuurcompensatieverplichting.
2.4. Stichting Vughts Landschap en [appellanten sub 7] betogen dat met betrekking tot het plan een (beoordelings)plicht tot het maken van een milieu-effectrapportage (hierna: m.e.r.) bestaat vanwege de milieugevolgen van het plan.
2.4.1. Het college heeft ingestemd met het standpunt van de raad dat geen (beoordelings)plicht tot het maken van een m.e.r. bestaat, vanwege de relatief beperkte omvang van de voorziene woningbouw.
2.4.2. In bijlage 3 van het Besluit milieu-effectrapportage 1994 (hierna: het Besluit mer) zijn in categorie C11.1 activiteiten met betrekking tot de bouw van woningen vermeld waarbij het maken van een m.e.r. verplicht is. Daarnaast zijn in categorie D11.1 en D11.2 activiteiten vermeld met betrekking tot de bouw van woningen waarop de m.e.r. beoordelingsplicht van toepassing is.
De Afdeling stelt vast dat met de voorziene bouw van 650 woningen de in bovengenoemde categorieën vermelde drempelwaarden niet worden overschreden, zodat geen (beoordelings)plicht tot het maken van een milieu-effectrapportage bestaat.
2.5. Stichting 's-Hertogenbossche Monumentenzorg, stichting de Groene Koepel en anderen en [appellanten sub 7] betogen dat de noodzaak voor de bouw van 650 woningen niet is aangetoond. Zij voeren hiertoe aan dat ten onrechte is uitgegaan van de in 2002 voor Noord-Brabant vastgestelde woningbehoefte, nu in 2005 de woningbehoefte voor Noord-Brabant naar beneden is bijgesteld. [appellanten sub 7] hebben voorts gewezen op de discussienotitie Woonvisie van 2 maart 2009 (hierna: de discussienotitie) waarin wordt uitgegaan van een daling van het aantal huishoudens in Vught in de periode 2008-2015. Deze discussienotitie achten zij een nadere onderbouwing van hun standpunt dat er geen noodzaak bestaat voor de bouw van 650 woningen.
Stichting 's-Hertogenbossche Monumentenzorg en [appellanten sub 7] voeren verder aan dat onvoldoende rekening is gehouden met de grote leegstand in Vught. Volgens [appellanten sub 7] wordt het aantal woningzoekenden in Vught overschat.
2.5.1. Het college stelt dat het plangebied in het provinciale Uitwerkingsplan Stedelijke Regio Waalboss (hierna: het uitwerkingsplan) is aangewezen als inbreidingslocatie voor ongeveer 650 woningen. Dit aantal is gebaseerd op de bevolkings- en woningbehoefteprognose van 2002. Hoewel deze prognose in 2005 is geactualiseerd en naar beneden is bijgesteld, is in regionaal verband afgesproken vast te houden aan het aantal te bouwen woningen zoals vastgelegd in het uitwerkingsplan, met name omdat de regionale stagnatie in de woningbouwproductie, welke is ontstaan doordat de vraag naar woningen de laatste jaren is toegenomen terwijl het aanbod achterbleef, moet worden opgelost. Bovendien stijgt de woningbehoefte, ondanks dat het aantal inwoners afneemt, als gevolg van een toenemende individualisering. Het college heeft in dit verband erop gewezen dat in de geactualiseerde bevolkings- en woningbehoefteprognose van 2005 staat dat tot 2030 de woningvoorraad in Noord-Brabant zal moeten groeien met 177.000 woningen, waarvan er tot 2015 100.000 moeten worden gerealiseerd om de spanning op de woningmarkt terug te dringen. Als gevolg hiervan dienen in de periode 2002 - 2015 in de gemeente Vught 1550 woningen te worden gerealiseerd. Woningbouw binnen het gebied Stadhouderspark is een van de belangrijkste invullingen van die taakstelling. Een zekere mate van leegstand, 440 woningen in 2005, betekent in dit verband niet zonder meer dat geen woningen meer hoeven te worden gebouwd. Er is namelijk hoofdzakelijk sprake van frictieleegstand als gevolg van verhuizingen, sterftegevallen, renovatie, sloop en dergelijke; de leegstand is niet het gevolg van een dalende woningbehoefte, aldus het college.
2.5.2. De Afdeling stelt vast dat de bouw van 650 woningen zoals voorzien in het plan past binnen de aan de hand van de geactualiseerde bevolkings- en woningbehoefteprognose van 2005 vastgestelde regionale taakstelling voor de gemeente Vught van 1550 woningen in de periode tot 2015. De vertegenwoordiger van het college heeft zich ter zitting uitdrukkelijk op het standpunt gesteld dat in de meest recente cijfers zoals vermeld in de discussienotitie geen aanleiding is gezien die regionale taakstelling voor de gemeente Vught aan te passen. Gezien die taakstelling heeft de raad in de in 2005 geconstateerde leegstand van 440 woningen voorts geen aanleiding hoeven zien het in het plan voorziene aantal woningen naar beneden bij te stellen. [appellanten sub 7] hebben voorts niet aannemelijk gemaakt dat de raad is uitgegaan van onjuiste gegevens omtrent het aantal woningzoekenden in Vught.
Gelet op het vorenstaande acht de Afdeling de noodzaak van de voorziene woningbouw voldoende aangetoond. Voor zover [appellanten sub 7] betogen dat het woningbouwprogramma voorziet in teveel goedkope woningen, overweegt de Afdeling dat de inhoud van het provinciale dan wel gemeentelijke woningbouwprogramma niet ter beoordeling voorligt.
2.6. Stichting de Groene Koepel en anderen en [appellanten sub 7] betogen voorts dat het plan ten aanzien van deelgebied De Hagen voorziet in een bebouwingsdichtheid van 47 woningen per hectare, hetgeen zodanig hoog is dat geen aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd. Verder past die bebouwingsdichtheid volgens hen niet bij de bestaande stedenbouwkundige structuur van Vught-Noord.
2.6.1. Het college stelt zich op het standpunt dat Vught, mede vanwege de ligging tussen diverse beschermde ecologische gebieden, zeer beperkte woningbouwmogelijkheden heeft. Als gevolg daarvan wordt voor iedere woningbouwlocatie een maximale benutting van de woningbouwcapaciteit nagestreefd, uiteraard binnen de grenzen van een goede ruimtelijke ordening, aldus het college. De nettowoningdichtheid per deelgebied varieert; in deelgebied De Hagen is de nettowoningdichtheid het hoogst. Dit komt voort uit locatiespecifieke kenmerken. Zo zijn ter plaatse geen bijzondere natuurlijke of landschappelijke waarden aanwezig en evenmin een historisch occupatiepatroon waar rekening mee moet worden gehouden. Het deelgebied leent zich derhalve voor een optimale woonstratenverkaveling. Dit neemt niet weg dat ook met betrekking tot dit deelgebied aansluiting is gezocht bij de bestaande omgeving. Zo grenzen achtertuinen aan achtertuinen langs de oneven zijde van de Kampdijklaan en is bij de Prinsenlaan gekozen voor een invulling met (half)vrijstaande huizen die met hun voorzijde en voortuin gericht zijn op de Prinsenlaan. Voorts grenst dit woongebied aan het omvangrijke groene uitloopgebied Kanaalzone, hetgeen de woonkwaliteit van dit gebied in positieve zin beïnvloedt, aldus het college. Verder zal de openbare ruimte aan de voorzijde van de woningen worden ingericht met groene hagen en zijn er naast het bestemmingsvlak "Groen (G)", dat een groenzone mogelijk maakt aan de noordzijde van dit deelgebied, binnen de bestemming "Wonen-2" vijf locaties waar geen bebouwing is voorzien en waar een hoogwaardige inrichting van de openbare ruimte wordt beoogd met onder andere speelplekken en groenvoorzieningen. Gelet op het vorenstaande volgt het college stichting de Groene Koepel en anderen en [appellanten sub 7] niet in hun stelling dat in De Hagen, vanwege de voorziene woningdichtheid, geen sprake zal zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
2.6.2. De gronden binnen deelgebied De Hagen hebben de bestemming "Wonen-2 (W-2)". Ingevolge artikel 17, eerste lid, onder a, d en e, zijn deze gronden bestemd voor wonen, speelvoorzieningen en groenvoorzieningen. Ingevolge het tweede lid onder 1, sub a, b en g dient de op de plankaart aangegeven bebouwingstypologie te worden aangehouden, mogen hoofdgebouwen uitsluitend binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak worden gebouwd en mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan op de plankaart is aangegeven. Ingevolge het tweede lid, onder 2 sub a en c, mogen aan- en uitbouwen en bijgebouwen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden opgericht, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen voor zover gesitueerd buiten het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 30 m². Op de plankaart is aangegeven dat in de uiterste noordoosthoek van dit plandeel gestapelde woningen mogen worden gebouwd, dat aan de zuidzijde van het plandeel halfopen woningen zijn voorzien en dat de overige bouwvlakken zijn bestemd voor gesloten woningen, waarbij de bouwhoogte voor de gesloten en halfopen woningen maximaal 10 meter en voor de voor de gestapelde woningen maximaal 13 meter mag bedragen.
2.6.3. Gelet op omvang en situering van de bouwvlakken op de plankaart, in samenhang bezien met de planvoorschriften zoals genoemd onder 2.6.2., ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het plandeel niet zodanig zou kunnen worden ingericht dat ter plaatse een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gewaarborgd. In dit verband overweegt de Afdeling dat de kwaliteit van een woonomgeving niet uitsluitend samenhangt met de woningdichtheid. In het door [appellanten sub 7] aangevoerde heeft het college derhalve geen grond hoeven zien voor het oordeel dat de woningdichtheid in deelgebied De Hagen zodanig hoog is dat reeds daarom ter plaatse geen aanvaardbaar woon- en leefklimaat mogelijk is. De Afdeling neemt daarbij voorts in aanmerking dat rekening is gehouden met de bestaande stedenbouwkundige structuur van Vught-Noord, nu tegenover de bestaande, vrijstaande huizen aan de Prinsenlaan is gekozen voor een invulling waarbij (half)vrijstaande huizen en gestapelde woningen alleen mogelijk zijn in de uiterste noordoosthoek van het plandeel. Gelet op het vorenstaande faalt het betoog van stichting de Groene Koepel en anderen en [appellanten sub 7].
2.7. De noordelijke ontsluitingsweg dient zowel ter ontsluiting van het plangebied als van het bestaande noordelijke deel van Vught. Met de weg wordt beoogd de verkeerscongestie in Vught-Noord op te lossen. De weg sluit ten zuiden van het plangebied aan op de Loonsebaan. Ten noorden van het plangebied wordt de weg van een tunnel onder het spoor voorzien.
2.8. Stichting Vughts Landschap, stichting de Groene Koepel, stichting Natuur- en milieugroep Vught en [appellanten sub 7] betogen dat bij de onderbouwing van nut en noodzaak van de noordelijke ontsluitingsweg de bestaande en toekomstige verkeersintensiteiten op de Loonsebaan zijn overschat. Stichting Natuur- en milieugroep Vught heeft in dit verband voorts betoogd dat is uitgegaan van een te hoog aantal motorvoertuigen per etmaal (hierna: mvt/etm) vanwege de te bouwen woningen.
2.8.1. In de plantoelichting staat, voor zover thans van belang, dat Vught-Noord in de huidige situatie een moeizame ontsluitingsstructuur kent, die met name wordt veroorzaakt door de ligging van het gebied tussen de N65 en het afwateringskanaal 's-Hertogenbosch-Drongelen en de doorsnijding door een tweetal spoorlijnen. In de bestaande situatie vormt de route vanaf de Loonsebaan, via de Taalstraat/Bosscheweg en de Vughterweg de voornaamste ontsluiting van Vught-Noord naar
's-Hertogenbosch, maar deze route is ontoereikend voor een blijvend goede en veilige afwikkeling van het verkeer. In 2001 is in het kader van de besluitvorming omtrent de randweg 's-Hertogenbosch en naar aanleiding van de verkeersstudie 'Randweg Vught-Noord afweging alternatieven' van 29 januari 2001, opgesteld door BRO, geconcludeerd dat een aansluiting nodig is van Vught-Noord op de randweg 's-Hertogenbosch. De noordelijke ontsluitingsweg is vervolgens opgenomen in het op 21 februari 2002 door de raad vastgestelde Verkeers- en vervoerplan (hierna: het VVP) en de aansluiting op de randweg en de onderdoorgang Vught-Noord zijn in het bestemmingsplan "Randweg s-'Hertogenbosch-Vught" opgenomen.
In 2005 heeft Goudappel Coffeng nogmaals een verkeerskundige studie uitgevoerd naar de huidige en toekomstige verkeersknelpunten in Vught-Noord. De resultaten van dat onderzoek zijn neergelegd in het rapport 'Model- en kruispuntberekeningen Vught-Noord' van 26 september 2005. In dat rapport staat dat de huidige verkeersstructuur, zelfs zonder de toevoeging van woningen in Vught-Noord, niet voldoet en binnen afzienbare tijd grote capaciteitsproblemen zal kennen. Zo zullen op de kruispunten Boslaan-N65 en Loonsebaan-Taalstraat-Bosscheweg al binnen afzienbare tijd grote capaciteitsproblemen ontstaan en zullen zich op andere wegen nieuwe knelpunten voordoen omdat de problemen op bovengenoemde kruispunten elkaar zullen versterken, met als gevolg dat de verkeersafwikkeling in een groot deel van Vught-Noord ernstig wordt verstoord. Deze bevindingen ondersteunen het eerdere in het VVP vastgelegde voornemen de noordelijke ontsluitingsweg aan te leggen, aldus de raad.
2.8.2. De prognoses van verkeersintensiteiten die aan het plan ten grondslag liggen zijn berekend met de Regionale Verkeersmilieukaart (hierna: de RVMK) voor de regio 's-Hertogenbosch. Deze RVMK is een zogenoemd multimodaal computermodel waarmee, onder meer aan de hand van de meest recente verkeerstellingen, de voorziene ruimtelijke ontwikkelingen en verwachtingen met betrekking tot de ontwikkeling van brandstofprijzen en prijzen van het openbaar vervoer, verkeersintensiteiten op de wegen in de regio geprognosticeerd kunnen worden. De RMVK is gebruikt ten behoeve van het rapport 'Ontsluiting Vught-Noord, afweging randweg Vught-Noord", van 10 mei 2001, opgesteld door BRO, het bovengenoemde rapport van Goudappel Coffeng en de actualisatie van prognoses van verkeersintensiteiten van december 2006.
In het rapport van BRO van 10 mei 2001 staat dat de verkeersintensiteiten op de Loonsebaan tussen 1998 en 2010 zullen toenemen van 4.125 mvt/etm tot 5.800 mvt/etm. In het rapport van Goudappel Coffeng van 26 september 2005 zijn de spitsuurintensiteiten voor enkele kruispunten in Vught-Noord berekend. Daarbij is uitgegaan van drie scenario's: een referentiescenario voor het jaar 2015 waarbij enkel de relevante infrastructurele projecten en de autonome groei van het verkeer zijn berekend; een maximumscenario voor het jaar 2015 waarbij ook de bijdrage van 800 extra woningen in Vught-Noord aan de verkeerssituatie is berekend en een tussenscenario waarin is onderzocht in welk jaar congestieproblemen zich zullen voordoen. Volgens het rapport zullen de verkeersintensiteiten op de Loonsebaan tussen 1997 en 2015 jaarlijks gemiddeld met 8% toenemen, als gevolg waarvan al in 2006 congestieproblemen op de Loonsebaan ontstaan.
De prognoses van verkeersintensiteiten zijn opnieuw berekend aan de hand van een geactualiseerde versie van de RVMK van februari 2007 en zijn als bijlage 5 gevoegd bij de plantoelichting. Deze actuele prognoses bieden inzicht in de ontwikkeling van verkeersintensiteiten op verschillende wegen in en rond het plangebied tussen de jaren 2005 en 2015, uitgaande van het scenario dat de noordelijke ontsluitingsweg en de randweg rond
's-Hertogenbosch zijn gerealiseerd.
2.8.3. Uit de bovenvermelde rapporten leidt de Afdeling af dat Vught-Noord een problematische ontsluitingsstructuur kent, dat de huidige verkeersstructuur binnen afzienbare tijd grote capaciteitsproblemen zal kennen en dat de noordelijke ontsluitingsweg leidt tot vermindering van die problemen. Hiertoe overweegt de Afdeling dat uit tabel 2 in bijlage 1 bij de reactie van de raad op het deskundigenbericht blijkt dat in de autonome ontwikkeling, dat wil zeggen de situatie zonder de bouw van de in het plan voorziene woningen en zonder de aanleg van de noordelijke ontsluitingsweg, de verkeersintensiteiten op de wegvakken Loonsebaan-oost, Bosscheweg en Taalstraat aanmerkelijk hoger zijn in vergelijking met de situatie waarin de woningen en de noordelijke ontsluitingsweg wel worden gerealiseerd.
In reactie op de stelling van onder andere [appellanten sub 7] dat de voor de Loonsebaan berekende verkeersintensiteiten niet overeenkomen met de werkelijkheid, heeft de raad gesteld dat in het rapport van 26 september 2005 is uitgegaan van een toekomstige situatie met de randweg 's-Hertogenbosch en het afgesloten zijn van de wegen door de Gement, maar zonder de noordelijke ontsluitingsweg, zodat de geprognosticeerde verkeersintensiteit reeds daarom niet vergelijkbaar is met de huidige situatie. De raad wijst er verder op dat de prognoses van verkeersintensiteiten opnieuw zijn berekend aan de hand van de geactualiseerde versie van de RVMK van februari 2007, waarin onder andere nieuwe tellingen van de heersende verkeersintensiteiten zijn verwerkt. Naar aanleiding van het gestelde in het deskundigenbericht dat het niet zonder meer mogelijk is op basis van de geactualiseerde verkeersintensiteiten nut en noodzaak van de noordelijke ontsluitingsweg vast te stellen omdat de geactualiseerde prognose is gebaseerd op één scenario, heeft de raad de in het onderzoek van 2005 gehanteerde scenario's laten doorrekenen met de geactualiseerde RVMK. De uitkomsten daarvan zijn neergelegd in bijlage 1 bij de reactie van de raad op het deskundigenbericht. Daaruit blijkt dat voor de diverse wegvakken enige verschillen worden geconstateerd, maar dat de prognose voor het totale verkeersaanbod ter hoogte van de aansluiting Loonsebaan-Bosscheweg-Taalstraat op hoofdlijnen gelijk blijft.
Bij de berekening van de verkeersintensiteiten is voorts uitgegaan van een verkeersaantrekkende werking van de te bouwen woningen van 5 tot 6 mvt/etm. Ter onderbouwing daarvan heeft de raad verwezen naar de publicatie 'Verkeersgeneratie woon- en werkgebieden' van oktober 2007 van het Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water- en Wegenbouw en de Verkeerstechniek (hierna: het CROW) waarin voor het woonmilieutype 'landelijke omgeving' een gemiddelde van minimaal 7 mvt/etm per woning wordt gehanteerd. Niet bestreden is dat de gemeente Vught, gelet op de woningdichtheid, kan worden aangemerkt als woonmilieutype 'landelijke omgeving'.
Gelet op het vorenstaande bestaat geen grond voor het oordeel dat de verkeersaantrekkende werking van de te bouwen woningen is overschat, is niet aannemelijk gemaakt dat de bestaande en toekomstige verkeersintensiteiten op de Loonsebaan zijn overschat en acht de Afdeling nut en noodzaak van de noordelijke ontsluitingsweg voldoende onderbouwd.
2.9. In samenhang met de aanleg van de noordelijke ontsluitingsweg zal de spoorwegovergang ter hoogte van de Loonsebaan-Bréautélaan worden gesloten. Het Platform Vught Structureel betoogt dat daardoor de ontsluiting van Vught-Noord in zuidelijke richting wordt beperkt. Dit klemt te meer daar ten zuiden van de N65 diverse voorzieningen zijn gevestigd zoals scholen en winkels. Bovendien zullen de verkeersintensiteiten op diverse wegen volgens haar onevenredig toenemen, hetgeen zal leiden tot een verkeerschaos.
2.9.1. Vught-Noord wordt in de bestaande situatie verbonden met het zuidelijk deel van Vught door de Boslaan, de Bréautélaan en de route vanaf de Loonsebaan via de Zonneweilaan, de Lekkerbeetjenlaan en de J.F. Kennedylaan naar de N65. Deze routes hebben elk een gelijkvloerse kruising met de N65.
2.9.2. Het college heeft ingestemd met het standpunt van de raad dat er met name op de route via de Loonsebaan grote afwikkelingsproblemen zullen plaatsvinden als de wegenstructuur niet wordt aangepast. De voorziene groei van het treinverkeer zal er namelijk toe leiden dat de spoorwegovergang meer dan een half uur per uur gesloten zal zijn, met als gevolg een zeer slechte afwikkeling van het autoverkeer via de Loonsebaan. Aangezien het autoverkeer eveneens toeneemt als gevolg van autonome groei en vanwege de voorziene woningen, zal er ter hoogte van het oostelijk deel van de Loonsebaan regelmatig sprake zijn van verkeersopstoppingen voor de spoorwegovergang. De aanleg van de noordelijke ontsluitingsweg maakt het mogelijk de spoorwegovergang ter hoogte van de Loonsebaan-Bréautélaan te sluiten en op deze locatie een verkeersveilige ongelijkvloerse verbinding te maken voor voetgangers en fietsers. De noordelijke ontsluitingsweg heeft via een ongelijkvloerse aansluiting een verbinding met de Bosscheweg. Via de Bosscheweg en de Taalstraat kan het centrum eenvoudig worden bereikt. Hoewel de route via de noordelijke ontsluitingsweg voor sommige bewoners leidt tot een beperkte omrijdbeweging, is er nauwelijks sprake van tijdverlies omdat automobilisten niet meer hoeven te wachten voor een gesloten spoorwegovergang en de desbetreffende wegen zodanig zijn gedimensioneerd dat deze het autoverkeer comfortabel en snel kunnen afwikkelen. Hierbij wijst de raad er nog op dat via de toekomstige tunnel in de Loonsebaan het langzame verkeer een directe verbinding heeft met het centrum van Vught.
De noordelijke ontsluitingsweg vormt samen met het middendeel van de Loonsebaan, het noordelijk deel van de Zonneweilaan, het middendeel van de Lekkerbeetjenlaan en het meest zuidelijke deel van de J.F. Kennedylaan de belangrijkste gebiedsontsluitingstructuur in Vught-Noord. Hiernaast hebben het zuidelijk deel van de Boslaan, de Taalstraat en de Bosscheweg ook een ontsluitingsfunctie voor het verkeer in Vught-Noord. Dit is vastgelegd in het VVP. Als gevolg van deze keuze zullen de desbetreffende ontsluitingswegen meer verkeer te verwerken krijgen. Daarentegen zal de randweg 's-Hertogenbosch naar verwachting veel sluipverkeer binnen Vught wegnemen, waardoor de Kampdijklaan, Aert Heymanlaan en delen van de Loonsebaan minder verkeer te verwerken zullen krijgen. De in het VVP opgenomen verkeersstructuur leidt bovendien tot een lagere verkeersintensiteit op de Bosscheweg en de Taalstraat. Mede om de capaciteit van de Boslaan en de J.F. Kennedylaan, maar tevens van de gehele N65, te vergroten zijn aanvullende maatregelen voorzien. Ook de Lekkerbeetjenlaan en de Zonneweilaan zullen worden heringericht. Gelet hierop heeft het college ingestemd met het standpunt van de raad dat het opheffen van de aansluiting van de Bréautélaan op de N65 niet zal leiden tot verkeerskundige problemen.
2.9.3. Uit de geactualiseerde prognose van de verkeersintensiteiten zoals opgenomen in bijlage 5 bij de plantoelichting blijkt dat de verkeersintensiteiten plaatselijk aanzienlijk toenemen, zoals bijvoorbeeld op de route vanaf de Loonsebaan via de Zonneweilaan, de Lekkerbeetjenlaan en de J.F. Kennedylaan. In reactie op het betoog van Platform Vught Structureel dat de capaciteit van deze wegen niet zonder meer kan worden vergroot, heeft de raad gesteld dat daarvoor maatregelen moeten worden genomen zoals het aanvragen van kapvergunningen, het aanpassen van het parkeerregime, de aanleg van parkeervakken en wellicht de verwerving van particuliere gronden. Het Platform Vught Structureel heeft niet aannemelijk gemaakt dat deze maatregelen niet getroffen kunnen worden. De Afdeling overweegt verder dat de toename van de verkeersintensiteiten niet uitsluitend het gevolg is van het plan maar tevens samenhangt met de keuze voor de in het VVP neergelegde verkeersstructuur. Hiertoe overweegt de Afdeling dat uit tabel 2 in bijlage 1 bij de reactie van de raad op het deskundigenbericht blijkt dat in de autonome ontwikkeling, dat wil zeggen de situatie zonder de bouw van de in het plan voorziene woningen en zonder de aanleg van de noordelijke ontsluitingsweg, de verkeersintensiteiten op de wegvakken Loonsebaan-oost, Bosscheweg en Taalstraat aanmerkelijk hoger zijn in vergelijking met de situatie waarin de woningen en de noordelijke ontsluitingsweg wel worden gerealiseerd. Gelet hierop heeft het college zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan niet zal leiden tot de door het Platform Vught Structureel gevreesde verkeerskundige problemen.
2.10. Platform Vught Structureel betoogt voorts dat vanwege de intensivering van het treinverkeer tussen Tilburg en 's-Hertogenbosch verkeersopstoppingen zullen ontstaan ter hoogte van de spoorwegovergangen op de Zonneweilaan en de Boslaan.
2.10.1. De raad stelt aan de hand van het rapport "Landelijke Markt en Capaciteitsanalyse Spoor" van november 2007, opgesteld door Pro Rail, en het regionale verkeersmodel, dat bij de spoorwegovergangen 8 maal per dag wachtrijen kunnen ontstaan van gemiddeld drie of vier auto's. De verkeersafwikkeling op de Zonneweilaan en de aanpalende straten zal hierdoor niet stagneren, aldus de raad. In het nadere rapport 'Verkeersanalyse spoorovergang Zonneweilaan' (hierna: het nadere rapport) van 29 augustus 2009, opgesteld door Goudappel Coffeng, wordt deze conclusie cijfermatig onderbouwd, aldus de raad.
2.10.2. Platform Vught Structureel bestrijdt de conclusies van het nadere rapport nu deze volgens haar zijn gebaseerd op metingen uitgevoerd in de vakantieperiode, welke niet representatief zijn. Verder wordt ten onrechte uitgegaan van gemiddelde wachttijden in plaats van maximale wachttijden. Bovendien is bij de beoordeling van de effecten op de middellange termijn ten onrechte uitgegaan van minder goederentreinen per uur ten opzichte van 2007 vanwege de huidige economische crisis.
2.10.3. Dienaangaande overweegt de Afdeling dat uit het nadere rapport blijkt dat de gehanteerde wegverkeersintensiteiten voor de huidige situatie zijn ontleend aan tellingen uit 2008 en dat voor het jaar 2015 gebruik is gemaakt van geprognosticeerde verkeersintensiteiten. De metingen waarop Platform Vught Structureel doelt hebben betrekking op de onderzoeksvragen hoe vaak en hoe lang de spoorwegovergang gesloten is. De Afdeling volgt Platform Vught Structureel niet in haar stelling dat deze metingen niet representatief zouden zijn omdat deze in de vakantieperiode hebben plaatsgevonden. Het is voorts niet ongebruikelijk of onjuist dat conclusies zijn getrokken op basis van gemiddelden in plaats van de maximale cijfers. Verder is in het nadere rapport voor de bepaling van de huidige situatie uitgegaan van minder goederentreinen per uur ten opzichte van 2007 vanwege de huidige economische crisis en is voor de prognose van het aantal treinen in 2015 gebruik gemaakt van het bovenvermelde rapport "Landelijke Markt en Capaciteitsanalyse Spoor".
Gelet op het vorenstaande ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de invloed van het spoorverkeer op de verkeersafwikkeling in Vught-Noord onvoldoende is bezien.
2.11. Volgens Stichting Natuur en Milieugroep Vught zal de noordelijke ontsluitingsweg als gevolg van de gekozen inrichting onnodig veel ruimte in beslag nemen. Samen met [appellanten sub 7] betoogt zij voorts dat de noordelijke ontsluitingsweg vanwege de ruime opzet daarvan en het ontbreken van verkeerslichten sluipverkeer zal aantrekken, waardoor de werkelijke verkeersintensiteiten hoger zullen zijn dan de geprognosticeerde verkeersintensiteiten.
2.11.1. De raad stelt dat de noordelijke ontsluitingsweg de functie heeft van gebiedsontsluitingsweg, bedoeld om Vught-Noord in de richting van zowel Vught-Centrum als 's-Hertogenbosch, Waalwijk, Utrecht en Tilburg te ontsluiten. Gezien deze functie van de weg wordt in de "Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom" (hierna: ASVV 2004) uitgegaan van een tweebaansweg met rijbaanscheiding en een 50 km-status, met aan weerszijden fietsvoorzieningen. In de huidige situatie is de congestie op het Heetmanplein in 's-Hertogenbosch aanleiding voor veel automobilisten om door middel van de diverse verblijfstraten in Vught-Noord de Gement te bereiken waardoor het Heetmanplein gemeden kan worden. De randweg
's-Hertogenbosch zal dit sluipverkeer wegnemen. Om sluipverkeer op de noordelijke ontsluitingsroute tegen te gaan is in het VVP aan het grootste deel van de Loonsebaan de functie van erftoegangsweg toegekend. Dit met uitzondering van het wegdeel tussen de aantakking van de noordelijke ontsluitingweg op de Loonsebaan en de kruising met de Zonneweilaan, dat deel uitmaakt van de noordelijke ontsluitingsroute. Het westelijk deel van de Loonsebaan zal worden opgenomen binnen het 30 km gebied zodat deze route geen aantrekkelijk alternatief wordt voor de N65. Ook zal er in de toekomst geen verbinding meer zijn, met uitzondering voor landbouw en bestemmingsverkeer, tussen de Gement en de noordelijke ontsluitingsweg. Indien er door onvoorziene omstandigheden alsnog sluipverkeer gebruik gaat maken van de noordelijke ontsluitingsroute zullen aanvullende maatregelen genomen worden, zoals het instellen van eenrichtingsverkeer, het aanbrengen van snelheidsremmende voorzieningen of een knip in de weg, aldus de raad. Het vorenstaande in aanmerking genomen heeft het college zich op het standpunt gesteld dat met de inrichting van de noordelijke ontsluitingsweg en de te nemen verkeersmaatregelen een goede balans is gevonden tussen het kunnen functioneren als gebiedsontsluitingsweg en het tegengaan van sluipverkeer op deze weg.
2.11.2. In de plantoelichting staat dat de noordelijke ontsluitingsweg ruim wordt opgezet met gescheiden hoofdbanen voor het doorgaand gemotoriseerd verkeer met een breedte van 3,25 meter. Langs de weg worden een vrijliggend fietspad met een breedte van 2,50 meter en een ventweg met een breedte van 4,50 meter aangelegd, zodat langzaam verkeer op een veilige manier van deze route gebruik kan maken. Verder is voorzien in parkeergelegenheid (1,80 meter) en een stoep (1,75 meter). Tussen het fietspad, de rijbanen voor het doorgaande verkeer en de ventweg zijn drie bermen met elk een breedte van 2,00 meter voorzien. Deze bermen zullen onder andere met bomen worden beplant.
2.11.3. In het deskundigenbericht staat, voor zover thans van belang, dat verkeerslichten en andere verkeersregulerende maatregelen de parameters vormen waarmee verkeersmodellen verkeersintensiteiten berekenen. De aan- of afwezigheid van verkeerslichten en andere verkeersregulerende maatregelen op de noordelijke ontsluitingsweg komt daarom tot uitdrukking in de berekende verkeersintensiteiten.
2.11.4. In aanmerking genomen dat stichting Natuur en Milieugroep Vught en [appellanten sub 7] het gestelde in het deskundigenbericht zoals hierboven vermeld niet hebben bestreden, alsmede gezien de onder 2.11.1. vermelde verkeerskundige maatregelen die reeds zijn getroffen dan wel in de toekomst zullen worden getroffen om eventueel sluipverkeer op de noordelijke ontsluitingsroute tegen te gaan, acht de Afdeling de vrees van stichting Natuur en Milieugroep Vught en [appellanten sub 7] dat de geprognosticeerde verkeersintensiteiten zijn onderschat omdat de noordelijke ontsluitingsroute sluipverkeer zal aantrekken ongegrond. Hierbij neemt de Afdeling nog in aanmerking dat, mocht er in de toekomst ondanks de bovenbedoelde maatregelen toch sluipverkeer optreden, er geen aanknopingspunten worden gevonden voor het oordeel dat dit niet adequaat zou kunnen worden opgelost, gezien de onder 2.11.1. vermelde aanvullende verkeerskundige maatregelen die in dat geval kunnen worden getroffen.
Ten aanzien van het voorziene ruimtebeslag van de noordelijke ontsluitingsweg stelt de Afdeling vast dat de inrichting van de weg zoals dat blijkt uit de plantoelichting aansluit bij de in het ASVV 2004 opgenomen richtlijnen, met dien verstande dat in de ASVV 2004 een middenberm van tenminste 0,60 meter breed wordt aanbevolen. De raad heeft toegelicht dat door de voorziene, 2,00 meter brede, groene bermen het verkeer op de noordelijke ontsluitingsweg op een subtiele manier zal worden afgeremd en het landschappelijke karakter wordt benadrukt. De brede bermen zullen tevens fungeren als parkeervoorziening bij grootschalige evenementen die enkele malen per jaar op de atletiekaccommodatie worden georganiseerd en als infiltratievoorziening voor regenwater.
Het vorenstaande in aanmerking genomen, heeft het college naar het oordeel van de Afdeling in het door de Stichting Natuur en Milieugroep Vught aangevoerde geen aanleiding hoeven zien in zoverre goedkeuring te onthouden aan het plandeel met de bestemmingen "Verkeer (V)" en "Verkeer-Verblijf (V-V)". Voor zover [appellanten sub 7] stellen dat de noordelijke ontsluitingsweg door middel van een kruispunt op de Kampdijklaan zou moeten aansluiten in plaats van door middel van een rotonde omdat daardoor een verkeersveiligere situatie zou ontstaan en voorts minder beslag op de openbare ruimte zou worden gelegd, overweegt de Afdeling dat in het plan niet is vastgelegd op welke wijze de noordelijke ontsluitingsweg op de Kampdijklaan zal aansluiten. Dit betreft een uitvoeringskwestie die in deze procedure niet aan de orde kan komen.
2.12. De aanleg van de noordelijke ontsluitingsroute is gedeeltelijk voorzien op gronden die in het streekplan "Brabant in Balans" (hierna: het streekplan) zijn aangewezen als Groene Hoofdstructuur (hierna: GHS), namelijk de gronden behorende bij fort Isabella en de Vughtse Heide. De singel van het fort is aangemerkt als "GHS, subzone natuurparel" en de Vughtse Heide is aangewezen als "GHS, subzone overig bos- en natuurgebied". Uit het streekplan volgt dat bij de aanleg van niet-recreatieve infrastructuur in de bovengenoemde subzones het 'nee, tenzij-principe' van toepassing is. Dit principe houdt in dat stedelijke uitbreiding slechts kan worden toegestaan als daar zwaarwegende maatschappelijke belangen aan ten grondslag liggen, en pas nadat een onderzoek heeft aangetoond dat er geen alternatieve locaties voorhanden zijn buiten de GHS en de AHS-landschap, of andere oplossingen waardoor de aantasting van natuur- en de hiermee samenhangend landschapswaarden wordt voorkomen. In het geval van een dergelijke onontkoombaarheid moet verzekerd zijn dat de aantasting van de natuurwaarden en de daarmee samenhangende landschapswaarden tot het minimum word beperkt en wordt gecompenseerd, aldus het streekplan. Onder zwaarwegende maatschappelijke belangen moet volgens het streekplan in ieder geval worden verstaan openbare, niet uitsluitend of overwegend particuliere belangen. Veiligheids-, volksgezondheids-, en wezenlijke milieubelangen zijn zonder meer zwaarwegend. Belangen die worden gediend door de aanleg van (inter)nationale, provinciale en regionale infrastructuur zijn dat ook, als nut en noodzaak daarvan zijn komen vast te staan, aldus het streekplan.
2.12.1. Stichting Vughts Landschap, stichting de Groene Koepel en anderen, stichting Natuur- en milieugroep Vught en [appellanten sub 7] stellen dat het zwaarwegend maatschappelijk belang van de noordelijke ontsluitingsweg niet is aangetoond en voeren hiertoe aan dat bij de onderbouwing van nut en noodzaak van de noordelijke ontsluitingsweg de bestaande en toekomstige verkeersintensiteiten op de Loonsebaan zijn overschat.
Zoals hiervoor reeds is weergegeven onder 2.8.1. is in de plantoelichting uiteengezet dat de noordelijke ontsluitingsweg noodzakelijk is ter verbetering van de huidige ontsluitingsstructuur van Vught-Noord, alsmede om een aansluiting te realiseren op de randweg 's-Hertogenbosch. Onder 2.8.3. is verder overwogen dat niet aannemelijk is gemaakt dat de bestaande en toekomstige verkeersintensiteiten op de Loonsebaan zijn overschat en dat het nut en de noodzaak van de noordelijke ontsluitingsroute aan de hand van de aan het plan ten grondslag liggende rapportages voldoende zijn onderbouwd. Gelet hierop ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat aan de aanleg van de noordelijke ontsluitingsweg een zwaarwegend maatschappelijk belang ten grondslag ligt zoals bedoeld in het bovenvermelde streekplanbeleid.
2.13. Stichting Vughts Landschap, stichting de Groene Koepel en anderen, stichting Natuur- en milieugroep Vught en [appellanten sub 7] stellen voorts dat onvoldoende onderzoek is verricht naar alternatieve ontsluitingsmogelijkheden in het plangebied waarbij de aantasting van natuur- en landschapswaarden wordt voorkomen, zoals ondertunneling van de Loonsebaan ter hoogte van de spoorovergang.
2.13.1. Ten aanzien van het onderzoek naar alternatieven staat in de plantoelichting beschreven dat alternatieve tracés moeten worden gezocht tussen de Vughtse tunnel en de Loonsebaan. Daarbij is overwogen om de aansluiting op de Loonsebaan te laten verlopen via de Kampdijklaan, de Loyolalaan of de Jonker van Bergaignelaan. In dat verband is geconstateerd dat deze woonstraten een dermate smal profiel hebben dat de aanleg van een gebiedsontsluitingsweg ter plaatse niet mogelijk en ook niet wenselijk is. Het doortrekken van de gebiedsontsluitingsweg langs de rand van de Vughtse Heide tot aan de Loonsebaan is daarom de enige reële optie voor een verkeersveilige ontsluiting, waarbij de bestaande woongebieden van Vught-Noord zoveel mogelijk worden ontzien. Tevens draagt de ligging van de weg, ten noorden van de bestaande woongebieden van Vught-Noord, bij aan het realiseren van een heldere afronding van het dorp, aldus de plantoelichting.
2.13.2. De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat reeds in de jaren '90 is komen vast te staan dat ter plaatse van de huidige spoorovergang Loonsebaan een tunnel voor alle verkeer ruimtelijk niet haalbaar is. Alleen door het slopen van woningen ontstaat ruimte om zowel een tunnel als een parallelweg te realiseren om de bereikbaarheid van de aanliggende woningen en straten te garanderen. De raad wijst erop dat in het rapport "Vught - onderdoorgang Loonsebaan haalbaarheidsstudie" van 3 juli 2008 wordt onderschreven dat een onderdoorgang nimmer een volwaardig alternatief voor de noordelijke ontsluitingsweg kan zijn, gezien de ruimtelijke beperkingen en de beperkte afwikkelingscapaciteit van het kruispunt Bosscheweg-Taalstraat. Daarnaast is de Loonsebaan in het VVP aangemerkt als hoofdfietsroute. Dit betekent dat dit deel van de Loonsebaan, door het ontbreken van ruimte voor vrijliggende fietspaden, bij voorkeur zo verkeersluw mogelijk moet zijn om een veilige fietsroute te kunnen creëren. Gelet hierop acht de raad het onwenselijk om ter plaatse een volwaardige autotunnel aan te leggen en het oostelijk deel van de Loonsebaan als hoofdontsluitingsstructuur aan te merken. Bovendien zou daarbij vervolgens het probleem ontstaan dat de kruising Loonsebaan-Bosscheweg-Taalstraat het verkeersaanbod in die situatie onvoldoende zou kunnen verwerken, aldus de raad.
2.13.3. Het bovenstaande in aanmerking genomen, hetgeen door stichting Vughts Landschap, stichting de Groene Koepel en anderen, stichting Natuur- en milieugroep Vught en [appellanten sub 7] niet gemotiveerd is weersproken, is de Afdeling van oordeel dat het college in redelijkheid heeft kunnen instemmen met het standpunt van de raad dat een tunnel onder de Loonsebaan voor alle verkeer niet mogelijk is en dat deze alternatieve ontsluitingsvariant daardoor onvoldoende tegemoet komt aan de verkeerskundige problemen waarvoor de noordelijke ontsluitingsweg een oplossing dient te vormen. Er bestaat geen grond voor het oordeel dat deze alternatieve ontsluitingsmogelijkheid onvoldoende zou zijn onderzocht.
2.14. Stichting Vughts Landschap stelt voorts dat compensatie is voorzien binnen de Ecologische Hoofdstructuur (hierna: de EHS) hetgeen zich niet verdraagt met het provinciale beleid inzake natuurcompensatie, meer in het bijzonder omdat niet is voldaan aan de voorwaarde dat de voorziene compensatie een grote meerwaarde zal hebben ten opzichte van het vastgelegde ambitieniveau voor het beheersgebied. Zij voert hiertoe aan dat de percelen aan de Kruishoeveweg reeds een grote ecologische natuurwaarde kennen en dat onvoldoende is gemotiveerd dat de voorziene compensatie daaraan een duidelijke meerwaarde zal toevoegen. Verder vreest de stichting Vughts Landschap dat de bestaande oppervlakte EHS in de gemeente Vught zal afnemen als gevolg van het compensatieplan.
2.14.1. Op grond van artikel vier, derde lid, onder a, van de "Beleidsregel Natuurcompensatie" (hierna: de beleidsregel) van november 2005 is compensatie in EHS-beheersgebieden mogelijk onder de voorwaarden dat, voor zover thans van belang, compensatie leidt tot een meerwaarde ten opzichte van het voor het gebied vastgelegde ambitieniveau en dat het oppervlak beheersgebied dat wordt aangewend voor compensatie elders opnieuw als EHS wordt begrensd, dan wel dat het terugvloeit naar de provinciale hectarenpot voor beheersgebied, zodat de totale oppervlakte aan beheersgebied gelijk blijft. Het college stelt dat aan deze voorwaarden is voldaan. Zo blijkt volgens het college uit het rapport "Actuele en potentiële natuurwaarden in het compensatiegebied aan de Kruishoeveweg te Vught" (hierna: het rapport), van juni 2007, opgesteld door Ecologisch Adviesbureau Cools, dat de voorziene compensatie een duidelijke meerwaarde biedt ten opzichte van het vastgelegde ambitieniveau voor het ter plaatse geldende EHS-beheersprogramma omdat meer natuurdoeltypen worden ontwikkeld waarbij met name het moerasbos een grote kwaliteitslag aan het gebied kan toevoegen. Tevens biedt de nieuwe gebiedsinrichting (groei)potenties voor zowel de bestaande als nieuwe (gewenste) natuurwaarden. Voorts grenst de locatie aan het grotere, bestaande natuurgebied de IJzeren Man, waardoor een robuustere groenstructuur kan ontstaan ten opzichte van de huidige situatie. Als gevolg van de herbegrenzing zal 44.515 m² beheersgebied verloren gaan. Deze oppervlakte zal worden toegevoegd aan de oppervlakte nog te begrenzen beheersgebied, dan wel zal worden opgenomen als uitbreiding van de oppervlakte ten behoeve van de zogenaamde 'ruime-jas-gebieden'. Hierdoor zal het oppervlak EHS in de provincie Noord-Brabant gelijk blijven. Daarnaast zal het Natuurgebiedsplan worden gewijzigd in die zin dat de 38.000 m² te compenseren natuur als EHS-bestaande natuur met de daarbij behorende natuurdoeltypen zal worden opgenomen. Van de resterende 6.515 m² is thans het te realiseren natuurdoeltype nog niet bekend, zodat deze oppervlakte bij de effectuering van een toekomstige compensatieverplichting op een zelfde wijze aan het Natuurgebiedsplan zal worden toegevoegd.
2.14.2. In het rapport staat dat de beoogde compensatielocatie Kruishoeveweg bestaat uit twee relatief soortenarme weilanden aansluitend aan bestaand bos. De potentiële (meer)waarden voor flora en vegetatie zullen zich voornamelijk bevinden in de ontwikkeling van moerasbos en van open water met verlandings- en moerasvegetaties. In het rapport wordt uitvoerig beschreven dat door middel van een doelgerichte inrichting van het compensatiegebied een waardevol leefgebied kan ontstaan voor onder meer struweel- en bosrandvogels, bosvogelsoorten en moerasvogelsoorten. Als gevolg van de aanleg van moerasbos kan een waardevol leefgebied ontstaan voor diverse amfibiesoorten. Er is een ecologische visie en een inrichtingsvoorstel voor het compensatiegebied opgesteld. Door de uitvoering van de compensatie conform het inrichtingsvoorstel zal binnen het compensatiegebied de gradiënt sterk toenemen van laag naar hoog en van tamelijk droog naar nat. Er ontstaat zodoende een gevarieerd leefgebied dat ruimte biedt aan vele planten- en diersoorten. Dit verhoogt de potenties voor zowel de reeds bestaande als nieuwe natuurwaarden, aldus het rapport.
2.14.3. Gelet op het rapport ziet de Afdeling in het door stichting Vughts Landschap aangevoerde geen grond voor het oordeel dat onvoldoende is gemotiveerd dat de voorziene compensatie zal leiden tot de ontwikkeling van natuurwaarden die een duidelijke ecologische meerwaarde hebben ten opzichte van de huidige aanduiding als beheersgebied. Stichting Vughts Landschap heeft het rapport niet inhoudelijk bestreden en evenmin anderszins aangegeven waarom het niet aan het bestemmingsplan "Twee percelen oostzijde Kruishoeveweg" ten grondslag had mogen worden gelegd. In de beleidsregel is voorts niet bepaald dat herbegrenzing van de EHS moet plaatsvinden binnen de gemeente waar oppervlak aan EHS verloren gaat als gevolg van compensatie. Gelet hierop heeft het college in het betoog dat de bestaande oppervlakte EHS in de gemeente mogelijk zal afnemen als gevolg van het compensatieplan geen aanleiding hoeven zien goedkeuring aan het compensatieplan te onthouden.
2.15. Stichting Vughts Landschap betoogt verder dat de afstand van 48 meter die is gehanteerd om het oppervlak wegens verstoring te compenseren GHS te berekenen te klein is. Zij voert hiertoe aan dat in het aan het plan ten grondslag liggende rapport "Gevolgen natuurbeschermingswetgeving ontwikkeling kazerneterreinen te Vught" van juni 2004 opgesteld door adviesbureau Tauw B.V. (hierna: het rapport van Tauw) wordt uitgegaan van een verstoringsafstand van 100 meter vanwege de noordelijke ontsluitingsweg.
2.15.1. In het rapport van Tauw staat, voor zover thans van belang, dat voor geluid een verstoringsafstand geldt van ongeveer 100 meter rond wegtracés in een vrij gesloten gebied (50-90% bos), uitgaande van een maximumsnelheid van 80 kilometer per uur en 10.000 mvt/etm.
In het door de raad opgestelde "Compensatievoorstel natuur en landschap" (hierna: het compensatievoorstel) van 27 september 2007, zijn met behulp van een rekenmodel aan de hand van parameters zoals maximumsnelheid, type wegdek en verkeersintensiteiten geluidscontouren voor 58 dB(A) en 43 dB(A) berekend. Daarbij is uitgegaan van een maximumsnelheid van 50 km per uur en 9.000 mvt/etm. De berekende contouren vormen tezamen een contour met een breedte van 48 meter.
2.15.2. De Afdeling stelt vast dat de in het rapport van Tauw aangehouden verstoringsafstand van 100 meter is gebaseerd op andere parameters dan die ten grondslag liggen aan de in het compensatievoorstel berekende verstoringsafstand. De raad heeft in dit verband toegelicht dat in het rapport van Tauw destijds een grofmazige aanname is gedaan, onder andere uitgaande van een 80 km weg, en dat deze globale inschatting in het compensatievoorstel is aangescherpt aan de hand van een nauwkeuriger rekensysteem. Stichting Vughts Landschap heeft niet aangegeven waarom niet van de in het compensatievoorstel gehanteerde berekening zou mogen worden uitgaan. Gelet hierop heeft het college in het door stichting Vughts Landschap aangevoerde geen aanleiding hoeven zien voor het oordeel dat niet kan worden ingestemd met de in het plan gehanteerde verstoringsafstand.
2.16. Stichting Vughts Landschap, stichting de Groene Koepel en anderen en stichting Natuur- en milieugroep Vught stellen voorts dat als gevolg van realisering van het plan de thans in het plangebied voorkomende bijzondere vogelsoorten zoals de Bosuil en de Wielewaal zullen verdwijnen.
2.16.1. Ingevolge artikel 11 van de Flora- en Faunawet (hierna: de Ffw) is het verboden nesten, holen, of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van dieren behorende tot een beschermde inheemse diersoort te beschadigen, te vernielen, uit te halen, weg te nemen of te verstoren.
2.16.1.1. De vragen of voor de uitvoering van het plan ten aanzien van de in het plangebied aanwezige soorten een ontheffing op grond van de Ffw nodig is en zo ja, of deze ontheffing kan worden verleend, komen in beginsel aan de orde in een procedure op grond van de Ffw. Dat doet er niet aan af dat het college geen goedkeuring aan het plan had kunnen verlenen, indien en voor zover het op voorhand in redelijkheid had moeten inzien dat de Ffw aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat. Naar de aanwezigheid van beschermde inheemse diersoorten is onderzoek gedaan. In het rapport van Tauw staat, voor zover thans van belang, dat in het plangebied geen vaste verblijfplaatsen van broedvogels voorkomen. Gelet hierop heeft het college geen aanleiding hoeven zien voor het oordeel dat de Ffw aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat.
2.16.1.2. Voor zover stichting Vughts Landschap betoogt dat ten onrechte niet is getoetst aan de per 1 oktober 2005 in werking getreden Natuurbeschermingswet 1998 omdat het rapport 'Gevolgen natuurbeschermingswetgeving ontwikkeling kazerneterreinen te Vught', opgesteld door Tauw, dateert van 2004, overweegt de Afdeling dat dit betoog feitelijke grondslag mist nu aan het plan tevens ten grondslag ligt het rapport 'Quickscan Natuurbeschermingswet Ontwikkeling Kazerneterreinen' (hierna: de quickscan) van 16 februari 2006, opgesteld door Croonen adviseurs, waarin de door stichting Vughts Landschap bedoelde toets is uitgevoerd.
Cultuurhistorische waarden
2.17. Ten noorden van het plangebied Stadhouderspark ligt Fort Isabella (hierna: het fort). Het fort is thans in gebruik als opvanglocatie voor asielzoekers. Ten zuiden van dit fort liggen de voormalige sportvelden van het fort. Op deze gronden, die onderdeel uitmaken van het voormalig zuidelijke schootsveld van het fort en die op de provinciale Cultuurhistorische Waardenkaart (hierna: de CHW) zijn aangeduid als "Historische Geografie (vlak), Hoog", is onder andere woningbouw voorzien. Het fort is gebouwd als een regelmatige vijfhoekige schans en heeft met bastions, ravelijnen, een enveloppe en de gracht een typische stervormige structuur. Die stervormige structuur bestaat in de huidige situatie nog voornamelijk aan de westzijde.
De Frederik Hendrik kazerne (hierna: de kazerne) ligt in het plangebied, tussen de bebouwing van Vught-Noord en het afwateringskanaal. De kazerne is gebouwd in 1938 en bestond oorspronkelijk uit een groot aantal losstaande gebouwen. In 2005 is de kazerne buiten gebruik gesteld en in de huidige situatie resteert nog slechts een klein aantal gebouwen. Enkele daarvan blijven behouden en zijn in het plan bestemd voor maatschappelijke en recreatieve doeleinden.
2.18. Stichting 's-Hertogenbossche Monumentenzorg, stichting Vughts Landschap, stichting Natuur- en milieugroep Vught en [appellanten sub 7] betogen dat het plan afbreuk doet aan de cultuurhistorische waarden van het fort. Als gevolg van de voorziene bebouwing zal de open ruimte van het zuidelijk schootsveld van het fort verloren gaan. Daarbij is ten onrechte voorbij gegaan aan de afwegingscriteria uit het streekplan. Stichting 's-Hertogenbossche Monumentenzorg stelt voorts dat de kenmerkende stervorm van het fort als gevolg van het plan wordt aangetast.
Stichting Vughts Landschap stelt verder dat de kazerne ten onrechte niet is opgenomen in de CHW. Stichting 's-Hertogenbossche Monumentenzorg en [appellanten sub 7] betogen dat de cultuurhistorische en militairgeschiedkundige waarden van de kazerne teniet worden gedaan nu een te beperkt aantal gebouwen behouden zal blijven en de centrale vijver verloren gaat. [appellanten sub 7] stellen voorts dat het plan in strijd is met de in ontwikkeling zijnde plannen voor de zogenoemde "Groene Vesting" die zich richten op herstel van de verdedigingslinie van Frederik Hendrik van 1629 rond de stad 's-Hertogenbosch.
2.18.1. Het college stelt dat de kazerne niet is opgenomen op de CHW en evenmin in het Monumenten Inventarisatie Project. Niettemin blijven negen beeldbepalende gebouwen behouden. Het fort heeft grote cultuurhistorische waarden en is op de CHW samen met de omgeving hoog gewaardeerd. Het college acht woningbouw ter plaatse van de voormalige sportvelden van het fort aanvaardbaar aangezien groot belang wordt toegekend aan het tijdig en in voldoende mate kunnen voorzien in noodzakelijke woningbouw binnen de gemeente Vught en binnen de regio Waalboss. Daarnaast speelt het gebied ten zuiden van de noordelijke ontsluitingsweg een belangrijke rol bij de vorming van een hoogwaardige dorpsrandbeëindiging van Vught-Noord.
Ten aanzien van de plannen voor de zogenoemde "Groene Vesting" heeft het college ingestemd met het standpunt van de raad dat dit een (particulier) initiatief betreft waaraan onder andere de gemeente Vught actief deelneemt en dat binnen het project geen bestuurlijk vastgelegde plannen bestaan die strijdig zijn met de thans voorliggende bestemmingsplannen.
2.18.2. Niet in geschil is dat de kazerne niet is opgenomen op de CHW. Voor zover wordt betoogd dat dit ten onrechte is, overweegt de Afdeling dat die kwestie in deze procedure niet aan de orde kan komen.
De raad heeft toegelicht dat bij de planvoorbereiding een analyse is gemaakt van de gebouwen van de kazerne die in aanmerking komen voor hergebruik, waarbij de beeldbepalende waarde van de gebouwen is betrokken. In overleg met de lokale monumentencommissie en medewerkers van de provinciale monumentenafdeling heeft deze analyse geresulteerd in de keuze voor het behoud van de gebouwen zoals die zijn opgenomen in het plan. De vijver betreft voorts een kunstmatig aangelegde vijver zonder specifieke historische waarde of natuurwaarde, aldus de raad. Gelet hierop heeft het college in het door stichting 's-Hertogenbossche Monumentenzorg en [appellanten sub 7] aangevoerde in redelijkheid geen aanleiding hoeven zien voor het oordeel dat het plan leidt tot een aantasting van de cultuurhistorische en militairgeschiedkundige waarden van de kazerne. [appellanten sub 7] hebben voorts niet aannemelijk gemaakt dat het plan in strijd is met de plannen voor de zogenoemde "Groene Vesting".
De Afdeling volgt stichting 's-Hertogenbossche Monumentenzorg niet in haar stelling dat de kenmerkende stervorm van het fort vanwege het plan wordt aangetast, nu de stervorm in de huidige situatie voornamelijk aan de westzijde van het fort aanwezig is en die gronden niet binnen het plangebied liggen.
2.18.2.1. Niet in geschil is dat de voormalige sportvelden van het fort op de CHW zijn aangeduid als "Historische Geografie (vlak), Hoog", dat op grond van het provinciale beleid ter plaatse in beginsel alleen ruimtelijke ingrepen toelaatbaar zijn die gericht zijn op voortzetting of het herstel van de historische functie en die leiden tot het behoud of versterking van de cultuurhistorische (landschaps)waarden en dat de op die gronden voorziene woningbouw niet kan worden aangemerkt als een dergelijke ruimtelijke ingreep. In het bestreden besluit is evenwel niet inzichtelijk gemaakt dat het college dit provinciale beleid in zijn afweging heeft betrokken. Voor zover de vertegenwoordiger van het college ter zitting heeft gesteld dat in het desbetreffende deelgebied De Hagen de bouwblokken zodanig ten opzichte van elkaar zijn geprojecteerd dat in noord-zuid richting verschillende zichtlijnen naar het fort openblijven, overweegt de Afdeling dat deze zichtlijnen zullen worden geblokkeerd door diverse bouwblokken die in het deelgebied in oost-west richting zijn geprojecteerd.
Gelet op het vorenstaande berust het bestreden besluit in zoverre niet op een deugdelijke motivering. De beroepen van stichting Vughts Landschap, stichting 's-Hertogenbossche Monumentenzorg, stichting Natuur- en milieugroep Vught en [appellanten sub 7] zijn op dit punt gegrond. Het bestreden besluit dient wegens strijd met artikel 3:46 van de Awb te worden vernietigd, voor zover daarbij goedkeuring is verleend aan het plandeel met de bestemming "Wonen-2 (W-2)". Gelet op de samenhang met de plandelen met de bestemmingen "Groen (G)" en "Verkeer-Verblijf (V-V)", voor zover deze betrekking hebben op de voormalige sportvelden van het fort, dient ook de goedkeuring daarvan te worden betrokken in de vernietiging, zoals weergegeven op de bij deze uitspraak behorende kaart 1.
2.19. Stichting Vughts Landschap en [appellanten sub 7] betogen dat in het aan het plan ten grondslag liggende luchtkwaliteitsonderzoek ten onrechte is getoetst aan het Besluit luchtkwaliteit 2005 (hierna: het Blk 2005) in plaats van aan de Wet milieubeheer (luchtkwaliteiteisen).
2.20. Op 15 november 2007 is de wet van 11 oktober 2007 tot wijziging van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteiteisen) in werking getreden. Bij deze wet is het Blk 2005 ingetrokken.
Ingevolge artikel V, voor zover thans aan de orde, van deze wet zijn titel 5.2 van de Wet milieubeheer en bijlage 2 van die wet en de op titel 5.2 berustende bepalingen niet van toepassing op een vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet met toepassing van artikel 7 van het Blk 2005 vastgesteld besluit. Het plan is vastgesteld op 27 september 2007. Derhalve brengt het voormelde overgangsrecht met zich dat het Blk 2005 in dit geval van toepassing is. Het betoog faalt.
2.21. [appellanten sub 7] betogen voorts dat de bijdrage van het treinverkeer aan de luchtkwaliteit ten onrechte niet is onderzocht.
2.21.1. De raad stelt dat in het aan het plan ten grondslag liggende luchtkwaliteitsonderzoek als uitgangspunt is gehanteerd dat de bijdrage van het treinverkeer is verdisconteerd in de achtergrondconcentratie, maar dat niettemin door Tauw aanvullend onderzoek is verricht naar de effecten van diesellocomotieven op de luchtkwaliteit. De resultaten van het aanvullend onderzoek zijn neergelegd in het rapport "Invloed treinverkeer Stadhouderspark te Vught" van 30 juni 2009. In dat rapport staat dat de bijdrage van het treinverkeer aan de luchtverontreiniging niet leidt tot grenswaarde- en/of plandrempeloverschrijdingen voor zwevende deeltjes (PM10) en stikstofdioxide (NO2).
2.21.2. Het aanvullend onderzoek kan worden aangemerkt als een nadere onderbouwing van de in het kader van de voorbereiding van het plan door Croonen adviseurs B.V. uitgevoerde luchtkwaliteitsonderzoek. Het aanvullende onderzoek in aanmerking genomen, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat onvoldoende onderzoek heeft plaatsgevonden naar de gevolgen van het plan voor de luchtkwaliteit.
Het beroep van [appellanten sub 7] voor het overige
2.22. [appellanten sub 7] betogen dat de financiële uitvoerbaarheid van het plan onvoldoende inzichtelijk is gemaakt.
2.22.1. Dienaangaande overweegt de Afdeling dat uit de stukken, waaronder de plantoelichting, blijkt dat onderzoek is gedaan naar de financiële uitvoerbaarheid van het plan. De plantoelichting geeft inzicht in de uitkomsten van dat onderzoek, namelijk dat de ontwikkeling van Stadhouderspark resulteert in een tenminste budgetneutraal saldo, waarbij de kosten voor onder meer verwerving van de locatie en de realisatie van de openbare ruimte worden gedekt door de verkoop van bouwrijpe kavels en enkele bestaande gebouwen. Gelet hierop ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de financiële uitvoerbaarheid van het plan onvoldoende inzichtelijk is gemaakt.
2.23. [appellanten sub 7] kunnen zich voorts niet verenigen met de locatie van de voorziene school ten noorden van de noordelijke ontsluitingsweg. Zij vrezen voor een verkeersonveilige situatie nu de leerlingen van de school de noordelijke ontsluitingsweg via een rotonde dienen over te steken.
2.23.1. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat het verzorgingsgebied van de voorziene school groter is dan het plangebied, omdat de school ook een functie heeft voor de ten noorden van de N65 gelegen woonwijken. Om die reden is het wenselijk dat de school goed bereikbaar is vanuit de andere wijken in Vught-Noord en in verband daarmee direct gelegen is aan de noordelijke ontsluitingsweg. Om de verkeersveiligheid rondom de school te kunnen waarborgen worden veilige fietsvoorzieningen aangelegd en wordt het parkeerterrein gescheiden van de fietsroute gesitueerd. Door middel van een rotonde zullen fietsers de noordelijke ontsluitingsweg oversteken. Een rotonde is binnen de bebouwde kom de meest verkeersveilige gelijkvloerse kruispuntvorm, aldus het college.
2.23.2. In aanmerking genomen dat het plan bovengenoemde verkeersmaatregelen mogelijk maakt, ziet de Afdeling in het door [appellanten sub 7] aangevoerde geen aanleiding voor het oordeel dat de verkeersveiligheid ter hoogte van de voorziene school en de ontsluiting daarvan op de noordelijke ontsluitingsweg niet kan worden gewaarborgd.
2.24. Verder wordt betoogd dat onvoldoende is onderbouwd dat binnen het plangebied voldoende parkeergelegenheid kan worden gerealiseerd. [appellanten sub 7] vrezen in dit verband dat de parkeerdruk aan de Kampdijklaan zal toenemen als gevolg van het plan.
2.24.1. In de plantoelichting staat dat in het plangebied de gemeentelijke parkeernormen gelden die zijn gebaseerd op parkeerkencijfers zoals opgenomen in de publicatie 'Parkeerkencijfers - Basis voor parkeernormering' van juni 2003 van het CROW. De gemeentelijke parkeernormen worden ook gehanteerd op grond van de gemeentelijke bouwverordening bij het verlenen van bouwvergunningen. Omdat de raad het uitgangspunt hanteert dat elk plan in de eigen parkeerbehoefte dient te doorzien, zal bij het verlenen van bouwvergunningen duidelijk worden hoeveel parkeerplaatsen in het plangebied feitelijk zullen worden gerealiseerd. Op grond van de bouwverordening zal het college van burgemeester en wethouders een verplichting kunnen opleggen voor de aanleg van ruimten in, op, onder of rond een gebouw om in de parkeerbehoefte te kunnen voorzien.
Op grond van de planvoorschriften zijn parkeervoorzieningen mogelijk binnen de bestemmingen "Verkeer (V)" en "Verkeer-Verblijf (V-V)". Daarnaast is ondergronds bouwen ten behoeve van parkeervoorzieningen mogelijk binnen de bestemmingen "Wonen-1 (W-1)", "Wonen-2 (W-2)", "Wonen-Woonpark 1 (W-Wp1)" en "Wonen-Woonpark 2 (W-Wp2)".
2.24.2. In het deskundigenbericht staat dat het plan, gezien de plankaart in samenhang met de planvoorschriften, voldoende ruimte biedt om de benodigde parkeerplaatsen te kunnen realiseren. [appellanten sub 7] hebben dit niet gemotiveerd bestreden. Gelet hierop ziet de Afdeling geen aanleiding voor een ander oordeel. Het betoog van [appellanten sub 7] faalt.
2.25. Voor zover [appellanten sub 7] betogen dat geen rekening is gehouden met een mogelijk in de toekomst te realiseren waterberging ter hoogte van de Gement, stelt de Afdeling op grond van het deskundigenbericht vast dat aan de hand van de m.e.r.-studie "MER Hoogwateraanpak 's-Hertogenbosch" van 19 december 2008 de voorkeur uitgaat naar het realiseren van een waterberging in 's-Hertogenbosch. Bovendien is in het plan ten noorden van de noordelijke ontsluitingsweg een bergings- en infiltratievoorziening voorzien. Het betoog faalt.
2.26. Ten aanzien van het betoog dat het plan zich niet verdraagt met de 'Totaalvisie Gement-Bossche Broek' voor zover het de aanleg van een ecologische verbindingszone (hierna: evz) ten zuiden van het fort betreft, heeft de raad gesteld dat een evz op die locatie niet langer wordt voorgestaan door de betrokken instanties en dat de evz in plaats daarvan ten noorden van het fort, buiten het plangebied, zal worden aangelegd. Dit betoog faalt derhalve eveneens.
Het beroep van [appellanten sub 5]
2.27. [appellanten sub 5] kunnen zich niet verenigen met de goedkeuring van het plandeel met de bestemming "Wonen-1 (W-1)" voor zover toegekend aan een deel van de Jonker van Bergaignelaan. Dit betreft een eigen weg die sinds 1947 in gebruik is als toegangsweg voor de aan die weg gelegen woningen. Dit gebruik is niet langer mogelijk als de woonbestemming wordt gerealiseerd.
2.27.1. De raad erkent dat de feitelijke situatie afwijkt van de planologische situatie en stelt dat in het inmiddels in procedure gebrachte ontwerpbestemmingsplan "Taalstraat-Loyolalaan" aan de Jonker van Bergaignelaan als geheel een passende verkeersbestemming is toegekend.
2.27.2. Uit het vorenstaande volgt dat het plan op dit punt niet met de ingevolge artikel 3:2 van de Awb vereiste zorgvuldigheid is vastgesteld. Door het plan op dit punt niettemin goed te keuren, heeft het college gehandeld in strijd met dit artikel in samenhang met artikel 10:27 van de Awb. Het beroep van [appellanten sub 5] is gegrond, zodat het bestreden besluit dient te worden vernietigd, voor zover daarbij goedkeuring is verleend aan het plandeel met de bestemming "Wonen-1 (W-1)", voor zover toegekend aan de Jonker van Bergaignelaan. De Afdeling ziet aanleiding zelfvoorziend goedkeuring te onthouden aan het plan in zoverre.
Gelet op het vorenstaande behoeft het beroep van [appellanten sub 5] voor het overige geen bespreking meer.
2.28. Ten aanzien van stichting Natuur- en milieugroep Vught, [appellanten sub 7] en [appellanten sub 5] dient het college op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld. Ten aanzien van stichting Vughts Landschap en stichting 's-Hertogenbossche Monumentenzorg is niet gebleken van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen. Ten aanzien van stichting de Groene Koepel en anderen en Platform Vught Structureel bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep van [appellanten sub 7] niet-ontvankelijk voor zover dat mede is ingediend namens [3 appellanten];
II. verklaart het beroep van [appellanten sub 5] geheel en de beroepen van stichting Stichting 's-Hertogenbossche Monumentenzorg, stichting Stichting Vughts Landschap, stichting Stichting Natuur- en Milieugroep Vught en [appellanten sub 7] gedeeltelijk gegrond;
III. vernietigt het besluit van het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant van 13 mei 2008, kenmerk 1337603, voor zover daarbij goedkeuring is verleend aan:
a. het plandeel met de bestemmingen "Wonen-2 (W-2)", "Groen (G)" en "Verkeer-Verblijf (V-V)", voor zover toegekend aan de voormalige sportvelden van het fort, zoals weergegeven op de bij deze uitspraak behorende kaart 1 en
b. het plandeel met de bestemming "Wonen-1 (W-1)", voor zover toegekend aan de Jonker van Bergaignelaan;
IV. onthoudt goedkeuring aan het onder III.b. genoemde plandeel;
V. bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het besluit van 13 mei 2008, nr. 1337603, voor zover daarbij is besloten omtrent de goedkeuring van het onder III.b. genoemde plandeel;
VI. verklaart de beroepen van stichting Stichting de Groene Koepel en anderen en vereniging Platform Vught Structureel geheel en de beroepen van stichting Stichting 's-Hertogenbossche Monumentenzorg, stichting Stichting Vughts Landschap, stichting Stichting Natuur- en Milieugroep Vught en [appellanten sub 7] voor het overige ongegrond;
VII. veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant tot vergoeding van bij appellanten in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 33,19 (zegge: drieëndertig euro en negentien cent) voor stichting Stichting Natuur- en Milieugroep Vught, tot een bedrag van € 33,19 (zegge: drieëndertig euro en negentien cent) voor [appellanten sub 7], met dien verstande dat betaling aan één van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen en tot een bedrag van € 483,00 (zegge: vierhonderddrieëntachtig euro) voor [appellanten sub 5], geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan één van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;
VIII. gelast dat het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant aan appellanten het door hen betaalde griffierecht vergoedt ten bedrage van € 288,00 (zegge: tweehonderdachtentachtig euro) voor stichting Stichting Vughts Landschap, ten bedrage van € 288,00 (zegge: tweehonderdachtentachtig euro) voor stichting Stichting 's-Hertogenbossche Monumentenzorg, ten bedrage van € 288,00 (zegge: tweehonderdachtentachtig euro) voor stichting Stichting Natuur- en Milieugroep Vught en ten bedrage van € 288,00 (zegge: tweehonderdachtentachtig euro) [appellanten sub 7], met dien verstande dat betaling aan één van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen, en ten bedrage van € 145,00 (zegge: honderdvijfenveertig euro) voor [appellanten sub 5], met dien verstande dat betaling aan één van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, voorzitter, en mr. W. van den Brink en mr. J.G.C. Wiebenga, leden, in tegenwoordigheid van mr. K.M. Gerkema, ambtenaar van Staat.
w.g. Bartel w.g. Gerkema
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 november 2009