ECLI:NL:RVS:2009:BK2935

Raad van State

Datum uitspraak
11 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200901371/1/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W. van den Brink
  • R.P.F. Boermans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Pavijen I-IV' van de gemeente Culemborg en de rechtsgeldigheid van de uitsluiting van bedrijfswoningen

Op 12 februari 2009 heeft de raad van de gemeente Culemborg het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Pavijen I-IV' vastgesteld. Tegen dit besluit heeft een appellant beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij hij zich verzet tegen de vaststelling van het plandeel met de bestemming 'Bedrijf - 2' op zijn perceel, omdat dit niet voorziet in een bedrijfswoning. De appellant stelt dat hij in het verleden een bouwvergunning heeft verkregen voor het bouwen van een autogarage met woning en dat hij ervan uitging dat de bestemming 'Bedrijfswoning' gehandhaafd zou blijven. Hij betoogt dat het gemeentebestuur ten onrechte heeft geconcludeerd dat de bedrijfswoning is komen te vervallen, en dat het nieuwe beleid van de gemeente om geen nieuwe bedrijfswoningen toe te staan een inbreuk op zijn bestaande rechten vormt.

De raad van de gemeente Culemborg verdedigt het besluit door te stellen dat het beleid is vastgesteld om geen nieuwe bedrijfswoningen op het bedrijventerrein toe te staan, en dat dit beleid in het algemeen belang is. De raad wijst erop dat de appellant in 1997 een bouwvergunning heeft aangevraagd voor het intern verbouwen van het pand, waarbij de bestemming 'opslagruimten en woning' is veranderd in 'kantoren'. De raad concludeert dat het pand na de verbouwing niet langer als bedrijfswoning kan worden beschouwd.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 30 september 2009 behandeld en op 11 november 2009 uitspraak gedaan. De Afdeling oordeelt dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plandeel met de bestemming 'Bedrijf - 2' niet in strijd is met de goede ruimtelijke ordening. Het beroep van de appellant wordt ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200901371/1/R3.
Datum uitspraak: 11 november 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
en
de raad van de gemeente Culemborg,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 12 februari 2009 heeft de raad van de gemeente Culemborg (hierna: de raad) het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Pavijen I-IV" (hierna: het plan) vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 25 februari 2009, beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De raad en [appellant] hebben nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 30 september 2009, waar de raad, vertegenwoordigd door A. Gijzel en H.M. Bonouvrié, ambtenaren in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het plan voorziet in de herziening en bundeling van de bestemmingsplannen "Industrieterrein III", "Industrieterrein IV" en het "Uitbreidingsplan in onderdelen" uit de periode 1973 - 1978.
2.2. [appellant] verzet zich tegen de vaststelling van het plandeel met de bestemming "Bedrijf - 2" op het perceel [locatie], voor zover dit niet voorziet in een bedrijfswoning nu dit adres niet is opgenomen in de "Lijst bestaande bedrijfswoningen" in 'Bijlage 3 bij de regels' van het plan.
[appellant] stelt daartoe dat hem op 10 augustus 1995 een bouwvergunning is verleend onder het voorheen geldende bestemmingsplan voor het bouwen van een autogarage met woning en opslagruimten op het betreffende perceel. [appellant] voert aan dat hij op 1 september 1997 weliswaar een bouwvergunning heeft aangevraagd voor het veranderen van het pand, maar dat daarbij beoogd werd om het gebruik van de bedrijfswoning te verruimen tot een multifunctioneel gebruik als kantoor/bedrijfswoning. [appellant] voert aan dat hij, gelet op de omstandigheid dat er geen bouwkundige wijzigingen in de woning hebben plaatsgevonden, ervan uitging dat de bestemming "Bedrijfswoning" gehandhaafd zou blijven. Volgens [appellant] heeft het gemeentebestuur uit zijn aanvraag om bouwvergunning ten onrechte afgeleid dat de bedrijfswoning is komen te vervallen. In dit verband wijst [appellant] er op dat de bedrijfswoning aan de [locatie] vanaf 1997 eerst zes jaar in gebruik is geweest als kantoor, maar daarna als tijdelijke woonruimte of kantoor met woonruimte in gebruik is gegeven aan vier huurders, die zich in het gemeentelijk bevolkingsregister hebben laten inschrijven.
[appellant] betoogt voorts dat het herziene gemeentelijke beleid om geen woningen meer toe te staan op het industrieterrein een inbreuk op bestaande rechten met zich brengt. De omstandigheid dat zijn bedrijfswoning niet is opgenomen in de voormelde "Lijst bestaande bedrijfswoningen" leidt volgens [appellant] tot een beperking van de gebruiksmogelijkheden van zijn pand en brengt een waardedaling en ongewenste leegstand met verlies aan inkomsten met zich.
[appellant] betoogt voorts dat van de 27 bestaande bedrijfswoningen die in voormelde lijst zijn opgenomen zich er 20 in een straal van 250 meter rond zijn pand bevinden. Naar de mening van [appellant] geeft het gebruik als woning van zijn pand de indruk dat het pand in gebruik is en draagt dit bij aan de sociale controle op de veiligheid.
2.3. De raad stelt zich op het standpunt dat met de "Startnotitie Bedrijventerrein Pavijen" van 13 oktober 2003 het beleid is vastgesteld om in beginsel geen nieuwe bedrijfswoningen op het bedrijventerrein toe te staan. Met dit beleid is volgens de raad, gelet op de omstandigheid dat de groeimogelijkheden voor bedrijven op het bedrijventerrein en een veilige woon- en leefomgeving ten aanzien van bedrijfswoningen voorop staan, het algemeen belang gediend.
De raad stelt voorts dat op 2 december 1997 aan [appellant] bouwvergunning is verleend voor het intern verbouwen van het pand. In de bouwaanvraag heeft [appellant] aangegeven dat de laatste bestemming "opslagruimten en woning" op de eerste verdieping wordt veranderd in "kantoren". Volgens de raad is na de interne verbouwing het gebruik van de eerste verdieping "kantoren" geworden. In dit verband voert de raad aan dat ook op de bouwtekening uitsluitend kantoren met bijbehorende ruimten zijn ingetekend en dat een ruimte ten behoeve van "wonen" ontbreekt.
Volgens de raad is met de uitvoering van het bouwplan in 1998 het gebruik van het pand als bedrijfswoning beëindigd en is in de eerste zes jaar daarna ook feitelijk geen sprake geweest van bewoning, als gevolg waarvan bij de inventarisatie van bestaande bedrijfswoningen op het "Bedrijventerrein Pavijen I-IV" in verband met het gewijzigde beleid in 2003 de bewoning van de [locatie] niet is geconstateerd.
2.4. Ingevolge artikel 5, eerste lid, aanhef en onder f, van de planregels zijn de voor "Bedrijf - 2" aangewezen gronden, voor zover hier van belang, bestemd voor bestaande bedrijfswoningen, conform de bij deze regels gevoegde 'Lijst bestaande bedrijfswoningen' (bijlage 3).
Ingevolge artikel 5, vierde lid, onder 1, aanhef en onder a, is het, voor zover hier van belang, in ieder geval niet toegestaan om de gronden en bouwwerken te gebruiken, te doen of laten gebruiken voor bewoning van bedrijfsgebouwen, voor zover het niet een bestaande bedrijfswoning betreft conform de bij deze regels gevoegde 'Lijst bestaande bedrijfswoningen' (bijlage 3).
2.5. De Afdeling overweegt dat in het algemeen aan een geldend bestemmingsplan geen blijvende rechten kunnen worden ontleend. De raad kan op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen en planregels voor gronden vaststellen. Het aan het plan ten grondslag gelegde en in 2003 vastgestelde beleid om geen nieuwe bedrijfswoningen op bedrijfsterreinen toe te staan is, gelet op de gestelde beperkingen voor bedrijven en bewoners, niet onredelijk. Met het vaststellen van de lijst in bijlage 3 bij de planregels heeft de raad beoogd de ten tijde van de beleidswijziging legaal aanwezige bedrijfswoningen als zodanig te bestemmen.
Niet in geschil is dat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Culemborg op 2 december 1997 aan [appellant] een bouwvergunning heeft verleend overeenkomstig zijn aanvraag van 1 september 1997 voor het gewijzigd uitvoeren van een bouwplan voor het [pand], waarvoor reeds in 1995 een bouwvergunning was afgegeven. Blijkens opgave op het aanvraagformulier wordt de bestemming "Opslagruimten en woning" na voltooiing gewijzigd in "Kantoren". Op de bijbehorende bouwtekening zijn op de eerste verdieping uitsluitend kantoorruimten met bijbehorende vergaderruimten, spreekkamers, pantry's en andere kantoorvoorzieningen ingetekend. De indeling van de begane grond is volgens de bouwtekening veranderd in een showroom met kantoren. De raad heeft zich, gelet op de strekking en bewoordingen van de bouwaanvraag en de daarbij behorende bouwtekening, terecht op het standpunt gesteld dat het pand met de bouwvergunning uit 1997 niet langer een bedrijfswoning omvat, waarmee bij het vaststellen van het plan rekening had moeten worden gehouden. Ook feitelijk was het pand, naar niet is bestreden, ten tijde van de beleidswijziging niet als bedrijfswoning in gebruik. Nu, anders dan de door [appellant] genoemde woningen, ten tijde van de beleidswijziging in 2003 op het perceel geen bedrijfswoning aanwezig was en daarvoor bovendien ook de vergunning ontbrak, is de Afdeling van oordeel dat de raad het perceel [locatie] te Culemborg terecht niet heeft opgenomen in de "Lijst bestaande bedrijfswoningen" in 'Bijlage 3 bij de regels' van het plan.
2.6. De conclusie is dat hetgeen [appellant] heeft aangevoerd geen aanleiding geeft voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plandeel strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins in zoverre is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Het beroep is ongegrond.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. W. van den Brink, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.P.F. Boermans, ambtenaar van Staat.
w.g. Van den Brink w.g. Boermans
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 november 2009
429-602.