ECLI:NL:RVS:2009:BK3592

Raad van State

Datum uitspraak
10 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200904960/2/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • P.J.J. van Buuren
  • A.P. de Rooy
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan Heldensedijk 10 en 13 te Roggel

Op 10 november 2009 heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. Het verzoek was ingediend door [verzoeker], handelend onder de naam [Handelsstal/Manege], tegen het besluit van het college van gedeputeerde staten van Limburg van 2 juni 2009, waarbij goedkeuring werd verleend aan het bestemmingsplan 'Heldensedijk 10 en 13 te Roggel'. Dit bestemmingsplan voorziet in de ontwikkeling van een verblijfsrecreatief bungalowpark met maximaal 225 recreatieve verblijfseenheden. [verzoeker] betoogde dat de goedkeuring van het plan zou leiden tot geluidhinder voor zijn manege, die als geluidgevoelig object wordt beschouwd, en dat de nabijgelegen recreatiewoningen zijn bedrijfsvoering zouden belemmeren.

Tijdens de zitting op 27 oktober 2009 werd het verzoek behandeld. [verzoeker] voerde aan dat de stankcirkel rondom zijn manege onjuist was vastgesteld en dat de blauwe omlijning te dicht bij zijn percelen was getrokken. Het college stelde echter dat de blauwe omlijning op 100 meter afstand van het bouwblok van de manege was getrokken en dat de bouw van verblijfsaccommodaties binnen deze afstand niet mogelijk was. De voorzitter concludeerde dat er geen ernstige verkeersproblemen te verwachten waren en dat de bezwaren van [verzoeker] niet voldoende waren om een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzitter wees het verzoek af, met de overweging dat de belangen van [verzoeker] niet zwaarder wogen dan de belangen van de ontwikkeling van het bungalowpark. De beslissing werd genomen in het openbaar en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak benadrukt het voorlopige karakter van de beslissing en dat deze niet bindend is in de bodemprocedure.

Uitspraak

200904960/2/R2.
Datum uitspraak: 10 november 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker], handelend onder de naam [Handelsstal/Manege], gevestigd te [plaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Limburg,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 2 juni 2009, kenmerk 2009/9064, heeft het college van gedeputeerde staten van Limburg (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Leudal (hierna: de raad) bij besluit van 7 oktober 2008 vastgestelde bestemmingsplan "Heldensedijk 10 en 13 te Roggel" (hierna: het plan).
Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoeker], handelend onder de naam [Handelsstal/Manege] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 21 juli 2009, beroep ingesteld. [verzoeker] heeft zijn beroep aangevuld bij brief van 23 september 2009.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 21 juli 2009, heeft [verzoeker] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 27 oktober 2009, waar [verzoeker], vertegenwoordigd door mr. J.B.Th. van 't Grunewold, advocaat te Roermond, en het college, vertegenwoordigd door mr. P.F. Winkels, ambtenaar in dienst van de provincie, zijn verschenen. Voorts zijn als partij gehoord de raad, vertegenwoordigd door ing. R. Wilms en L. Goertz, ambtenaren in dienst van de gemeente, en de stichting Stichting Recreatiepark De Leistert en anderen, vertegenwoordigd door mr. H.H.B. Lamers, advocaat te Maastricht.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan voorziet in de ontwikkeling van een verblijfsrecreatief bungalowpark met maximaal 225 recreatieve verblijfseenheden ter plaatse van de Heldensedijk 10 en 13 te Roggel. Hiertoe is aan het gebied grotendeels de bestemming "Verblijfsrecreatieve doeleinden uit te werken" toegekend. Het plangebied sluit aan bij de reeds bestaande recreatieve voorzieningen van Recreatiepark De Leistert en [Manege].
2.3. Bij het bestreden besluit heeft het college het plan goedgekeurd met uitzondering van het bepaalde in artikel 3.1, sub a en b, artikel 3.2.1, sub b, c en d en de artikelen 3.2.2, 3.2.3 en 3.2.4 voor het gebied met de bestemming "Verblijfsrecreatieve doeleinden uit te werken" dat op de plankaart is gelegen binnen de door het college getrokken blauwe omlijning.
Op deze wijze wordt voorkomen dat binnen een afstand van 100 meter vanaf het bouwblok van [Manege] categorie I en II-objecten zoals bedoeld in het Besluit landbouw milieubeheer kunnen worden opgericht, aldus het college.
Het college stelt zich voorts op het standpunt er vanuit verkeerskundig oogpunt geen bezwaar bestaat tegen de realisering van het plan en dat de ontsluiting van het plangebied goed mogelijk is. In dit verband voert het college verder aan dat hij op korte termijn een tijdelijke tot 2013 geldende uitritvergunning ter hoogte van de Heldensedijk 13 zal verlenen.
Het college stelt zich verder op het standpunt dat de manege geen geluidgevoelig object is in de zin van de Wet geluidhinder.
2.4. [verzoeker] richt zich met zijn verzoek, gelet op het verhandelde ter zitting, tegen de goedkeuring van het plan, voor zover hiermee de bouw van recreatiewoningen binnen een strook van 100 meter van zijn percelen, kadastraal bekend als 1294, 1295 en 1296 (hierna: de kadastrale percelen 1294, 1295 en 1296) mogelijk wordt gemaakt. [verzoeker] betoogt dat de beoogde recreatiewoningen nabij zijn percelen voor hem geluidhinder met zich brengen en dat zijn manege, als geluidgevoelig object, ten onrechte niet bij het akoestisch onderzoek is betrokken. Voorts betoogt [verzoeker] dat deze nabijgelegen recreatiewoningen uit het oogpunt van geluidhinder tot een beknotting van zijn bedrijfsexploitatie zullen leiden, omdat zij aan de organisatie van grootschalige hippische evenementen op zijn terrein in de weg zullen staan. [verzoeker] voert in dit verband verder aan dat de stankcirkel rondom zijn manege bij het bestreden besluit onjuist is vastgelegd, nu bij het trekken van de blauwe omlijning uitsluitend rekening is gehouden met de kadastrale percelen 1295 en 1296. Bovendien is, volgens hem, de blauwe omlijning ten onrechte niet op 100 meter, maar slechts op 70 tot 75 meter afstand van zijn percelen vastgelegd.
[verzoeker] vreest verder verkeersdrukte op de Leistertweg als gevolg het komen en gaan van de bewoners van het bungalowpark. Volgens hem is daarnaast de toegang tot het bungalowpark onvoldoende gegarandeerd.
2.5. Ter zitting is gebleken dat de verwachting bestaat dat op korte termijn een ontwerp-uitwerkingsplan zal worden ingediend.
Gelet hierop is sprake van een spoedeisend belang bij [verzoeker] en dient te worden onderzocht of de aangevoerde bezwaren aanleiding geven voor het treffen van een voorlopige voorziening.
2.6. De voorzitter stelt vast dat, anders dan [verzoeker] heeft betoogd, de blauwe omlijning op de plankaart op 100 meter afstand van het bouwblok van de manege op de kadastrale percelen 1296 en 1295 is getrokken. Gezien het dictum van het bestreden besluit bezien in samenhang met de blauwe omlijning en de planvoorschriften, is de bouw van verblijfsaccommodaties en een voorzieningenpunt binnen deze afstand niet mogelijk. De voorzitter ziet niet in dat de stankcirkel hiermee onjuist is vastgesteld. Het enkele feit dat op het kadastrale perceel 1294 af en toe hippische evenementen worden georganiseerd, wat daar ook van zij, maakt dat oordeel niet anders.
2.7. Voor zover [verzoeker] vreest voor klachten van toekomstige recreanten op het gebied van geluidhinder, overweegt de voorzitter dat recreatiewoningen niet zijn aan te merken als woningen dan wel andere geluidgevoelige objecten in de zin van de Wet geluidhinder. Verder heeft het college ter zitting onweersproken betoogd dat de bedrijfswoning van Recreatiepark De Leistert op kortere afstand van de manege ligt dan de beoogde recreatiewoningen van het voorziene bungalowpark. Gelet op het voorgaande verwacht de voorzitter niet dat [verzoeker] door de gedeeltelijke goedkeuring aan het plan in zijn bedrijfsvoering wordt beperkt.
2.8. Voor zover [verzoeker] met verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 15 januari 2003 in zaak nr.
200200707/1heeft betoogd dat de manege een geluidgevoelig object is, is daarbij miskend dat een manege evenals een loods geen ander geluidgevoelig gebouw is in de zin van de Wet geluidhinder.
2.9. Met betrekking tot de door [verzoeker] gevreesde verkeersproblemen, overweegt de voorzitter als volgt. De voorzitter stelt voorop dat het verkeer van en naar het beoogde bungalowpark, blijkens de ter zitting getoonde inrichtingsschets, in hoofdzaak over de Heldensedijk en vervolgens voor een klein deel over de Leistertweg zal gaan lopen. Blijkens het verhandelde ter zitting bedraagt de capaciteit van provinciale wegen zoals de Heldensedijk (N562) tussen de 20.000 en 22.000 motorvoertuigen en is er volgens de verkeersgegevens uit 2007 op werkdagen sprake van 5.400 motorvoertuigen op de Heldensedijk. Uit het op 16 oktober 2006 uitgebrachte rapport "Rapport 2005.2109-5: Akoestisch onderzoek industrielawaai plan Vossen (Heldensedijk 10 en 13) te Roggel" (hierna: het akoestische onderzoek), dat in opdracht van Arcadis Regio B.V. is verricht door Cauberg-Huygen B.V., blijkt dat vanwege het voorziene bungalowpark een toename van 500 verkeersbewegingen per dag te verwachten is. Gelet op het voorgaande is de voorzitter van oordeel dat er geen ernstige verkeersproblemen te verwachten zijn op de Heldensedijk. De voorzitter ziet evenmin aanleiding voor het oordeel dat het college er niet van mocht uitgaan dat de rijbaan van de Leistertweg voldoende breed is voor een goede afwikkeling van het verkeer. Hierbij neemt de voorzitter in aanmerking dat [verzoeker] ter zitting heeft gesteld dat thans dagelijks ongeveer 50 vrachtwagens voor paardentransport de Leistertweg als toegang naar de manege gebruiken.
2.10. In hetgeen [verzoeker] voor het overige heeft aangevoerd, ziet de voorzitter evenmin aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.
2.11. Gezien het vorenstaande bestaat aanleiding om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A.P. de Rooy, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Buuren w.g. De Rooy
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 10 november 2009
466-602.