200902336/1/H1.
Datum uitspraak: 18 november 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 30 januari 2009 in zaak nr. 08/2436 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Uithoorn.
Bij besluit van 7 februari 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Uithoorn (hierna: het college) aan Waternet aanlegvergunning verleend voor het ophogen van gronden van de Ringdijk Zuiderlegmeerpolder tussen de Dwarsweg en de Kalslagerweg te De Kwakel, gemeente Uithoorn, ten behoeve van dijkonderhoud.
Bij besluit van 28 mei 2008 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 30 januari 2009, verzonden op 2 februari 2009, heeft de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 2 april 2009, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 30 april 2009.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 oktober 2009, waar [appellant], bijgestaan door M. van Pelt, en het college, vertegenwoordigd door E.C. van der Salm-Zandvliet, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is Waternet, vertegenwoordigd door mr. J. Smit, daar als belanghebbende gehoord.
2.1. [appellant] stelt dat in het proces-verbaal van de zitting bij de rechtbank onjuistheden voorkomen en dat de rechtbank ten onrechte J. Smits als getuige heeft gehoord. [appellant] betoogt verder dat de rechtbank heeft miskend dat een beter alternatief voor de plannen van Waternet voorhanden is en dat het college de bij de vergunning betrokken belangen onvoldoende heeft afgewogen.
2.2. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 8 februari 2006, in zaak nr.
200502440/1), dient in beginsel te worden uitgegaan van de juistheid van hetgeen door de griffier is vastgelegd in het proces-verbaal van het verhandelde ter zitting. Alleen indien er duidelijke aanwijzingen zijn dat het proces-verbaal geen juiste weergave is van het ter zitting verhandelde, kan van dit uitgangspunt worden afgeweken. Daarvan is in dit geval geen sprake. Het betoog faalt.
2.3. J. Smits is ter zitting bij de rechtbank opgetreden als gemachtigde namens Waternet, dat als vergunninghouder in de procedure is betrokken. [appellant] is er derhalve ten onrechte van uitgegaan dat Smit is gehoord als getuige, waarmee zijn betoog faalt.
2.4. Voor zover [appellant] beoogde te stellen dat het verslag van de hoorzitting van de Bezwaarschriftencommissie onvolledig was, moet worden opgemerkt dat hij ter zitting heeft toegegeven dat hij door mogelijke onvolledigheden niet in zijn belang is geschaad. Daarom zal de Afdeling daaraan voorbijgaan.
2.5. De door [appellant] in hoger beroep aangevoerde grond met betrekking tot een alternatief voor de plannen van Waternet is niet aan de orde, nu het college diende te beslissen op de aanvraag van Waternet zoals die aan hem is voorgelegd.
2.6. Hetgeen [appellant] in hoger beroep heeft aangevoerd met betrekking tot de belangenafweging door het college, is een herhaling van hetgeen hij hierover in beroep bij de rechtbank heeft aangevoerd. In de overwegingen van de aangevallen uitspraak is de rechtbank hierop ingegaan. [appellant] heeft in hoger beroep geen redenen aangevoerd waarom de door de rechtbank gegeven weerlegging van de desbetreffende beroepsgrond in de aangevallen uitspraak onjuist of onvolledig zou zijn. De Afdeling ziet in zoverre geen aanleiding voor vernietiging van de aangevallen uitspraak.
2.7. Hetgeen [appellant] naar voren heeft gebracht met betrekking tot een hem opgelegde last onder dwangsom in verband met het onderhoud van een sloot op en nabij zijn perceel, heeft geen betrekking op de thans in het geding zijnde aanlegvergunning en moet daarom in deze procedure buiten bespreking blijven.
2.8. Eerst ter zitting heeft [appellant] betoogd dat ten onrechte een deugdelijk onderzoek naar de natuurwaarden ontbreekt. Deze beroepsgrond dient met het oog op de goede procesorde buiten beschouwing te worden gelaten nu [appellant], door eerst in deze fase van de procedure deze grond naar voren te brengen, het college de mogelijkheid heeft ontnomen hierop adequaat te reageren. Er valt niet in te zien dat [appellant] deze grond niet eerder in hoger beroep naar voren had kunnen brengen.
2.9. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. W. Konijnenbelt, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. V. van Dorst, ambtenaar van Staat.
w.g. Konijnenbelt w.g. Van Dorst
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 november 2009