ECLI:NL:RVS:2009:BK3602

Raad van State

Datum uitspraak
11 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200904295/2/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.C.K.W. Bartel
  • B.C. Bosnjakovic
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake het Tracébesluit Sporen in Arnhem

In deze zaak gaat het om een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot het Tracébesluit Sporen in Arnhem, vastgesteld door de minister van Verkeer en Waterstaat in mei 2009. De verzoekers, waaronder de stichting Geluidshinder Arnhem-West, hebben bezwaar gemaakt tegen de gevolgen van het besluit, met name de bouw van een keerwand en de kap van bomen. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de verzoeken op 11 november 2009 behandeld. De minister heeft verklaard dat de keerwand noodzakelijk is voor de aanpassing van de spoorinfrastructuur en dat de werkzaamheden geen onomkeerbare schade zullen veroorzaken. De voorzitter heeft overwogen dat de minister aannemelijk heeft gemaakt dat er geen ernstige trillingshinder te vrezen valt en dat de kap van bomen beperkt zal blijven. De verzoeken zijn afgewezen, omdat de belangen van de verzoekers niet opwegen tegen de noodzaak van de werkzaamheden. De voorzitter heeft benadrukt dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. De uitspraak is openbaar gemaakt op dezelfde datum.

Uitspraak

200904295/2/R1.
Datum uitspraak: 11 november 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
1. [verzoekers sub 1], wonend te [woonplaats],
2. de stichting Stichting Geluidshinder Arnhem-West, gevestigd te Arnhem,
3. [verzoekers sub 3], wonend te [woonplaats],
en
de minister van Verkeer en Waterstaat, in overeenstemming met de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van mei 2009 heeft de minister van Verkeer en Waterstaat (hierna: de minister), in overeenstemming met de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, het "Tracébesluit Sporen in Arnhem" (hierna: het Tracébesluit) vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoekers sub 1] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 6 juli 2009, de stichting Stichting Geluidshinder Arnhem-West (hierna: de stichting Geluidshinder) bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 7 juli 2009, en [verzoekers sub 3] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 7 juli 2009, beroep ingesteld.
Bij dezelfde brieven als waarmee beroep is ingesteld hebben [verzoekers sub 1] en [verzoekers sub 3] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 7 juli 2009, heeft de stichting Geluidshinder de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De minister heeft een nader stuk ingediend.
De voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 26 oktober 2009, waar [verzoekers sub 1], bij monde van [gemachtigde], vergezeld door S. Schuit, de stichting Geluidshinder, vertegenwoordigd door [penningmeester] aan de stichting verbonden, [verzoekers sub 3], bij monde van [gemachtigde], en de minister, vertegenwoordigd door mr. H.A.J. Gierveld, ambtenaar in dienst van het ministerie, mr. J.R.M. van der Poel, drs. ing. R.G.P. Vermeulen, ir. A.F.A. Verhaaren, ing. J.W. van den Brink en ing. J.P.V. Deen, allen werkzaam bij ProRail B.V., zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het verzoek van [verzoekers sub 3] houdt verband met de voorziene bouw van een geluidsscherm ter hoogte van de Heijenoordseweg vanwege aanpassing van het spoor. Ten behoeve van de bouw van dit geluidsscherm moeten bomen worden gekapt. Ter zitting heeft de minister met betrekking tot de voorziene werkzaamheden ten behoeve van de bouw van het geluidsscherm ter plaatse van de Heijenoordseweg verklaard dat daarmee niet zal worden aangevangen voordat de Afdeling in de bodemprocedure uitspraak heeft gedaan over het Tracébesluit. Gelet op deze verklaring bestaat ten aanzien van het verzoek van [verzoekers sub 3] geen onverwijlde spoed die het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigt.
Dit verzoek dient dan ook te worden afgewezen.
2.3. [verzoekers sub 1] hebben bezwaren naar voren gebracht tegen de situering en de lengte van een voorziene keerwand nabij hun woningen aan de Sonsbeeksingel en in de directe omgeving daarvan. Volgens hen is het mogelijk een kortere keerwand te plaatsen met minder ingrijpende gevolgen voor hun woon- en leefklimaat.
De stichting Geluidshinder richt zich tegen de in het Tracébesluit mogelijk gemaakte bouw van een keerwand ter hoogte van de Noordelijke Parallelweg vanwege de verplaatsing van het spoor in noordelijke richting en de voorgenomen bomenkap ten behoeve van de bouw van deze keerwand. Zij vreest onder meer voor trillingshinder door langsrijdende treinen en voor schade aan nabijgelegen monumentale woningen als gevolg van de werkzaamheden bij de bouw van de keerwanden. Voorts voert zij aan dat de voorgenomen kap van bomen langs de noordzijde van de sporen in het gebied dat op de kaarten bij het Tracébesluit is aangeduid als het gebied tussen kilometer 91,15 en 91,4 overbodig is, omdat daar geen keerwand is geprojecteerd.
2.4. De voorzitter stelt voorop dat de onderhavige procedure zich niet leent voor een uitgebreide beoordeling van de bezwaren van de stichting Geluidshinder en [verzoekers sub 1]. Dit kan eerst in de bodemprocedure plaatsvinden. Thans zal op grond van hetgeen zij aanvoeren worden beoordeeld of in afwachting van de uitspraak in de bodemprocedure aanleiding bestaat tot het treffen van een ordemaatregel, waarbij de betrokken belangen in aanmerking worden genomen. Voorts wordt daarbij het antwoord op de vraag betrokken of de op korte termijn voorziene werkzaamheden ter uitvoering van het Tracébesluit onomkeerbare gevolgen hebben. De onomkeerbare gevolgen die de werkzaamheden ten behoeve van de bouw van de keerwanden met zich brengen, zijn gelegen in de in verband daarmee voorgenomen bomenkap. Voor de beoordeling van de vraag of aanleiding bestaat voor het treffen van een ordemaatregel acht de voorzitter dan ook met name van belang of de verwachting is gerechtvaardigd dat het aangevoerde in de bodemprocedure zal leiden tot de conclusie dat de minister niet in redelijkheid heeft kunnen kiezen voor de situering van de keerwanden zoals in het Tracébesluit is opgenomen.
2.5. De minister stelt wat betreft de nabij de woningen van [verzoekers sub 1] voorziene keerwand dat de keerwand naar aanleiding van de naar voren gebrachte zienswijzen is bekort van 175 meter naar 105 meter. Gelet op de beperkte ruimte ter plaatse en de hoogteverschillen van het gebied, is de keerwand zoals voorzien in het Tracébesluit volgens de minister de enige mogelijkheid om de sporenwijziging te realiseren. Het door [verzoekers sub 1] aangedragen alternatieve ontwerp voor aanpassing van de sporen is volgens de minister ongewenst met het oog op onder meer betrouwbaarheid, veiligheid en kosten, omdat voor dat ontwerp niet-gestandaardiseerde wissels zouden moeten worden ontwikkeld. Bovendien voldoet een aantal overgangsbogen met dat ontwerp niet aan de minimaal tussen die bogen aan te houden afstand en zou het ontwerp leiden tot problemen bij de aansluiting op dek- en perronwanden, aldus de minister. Daar komt volgens de minister bij dat dit alternatieve ontwerp ten opzichte van de keerwand die het Tracébesluit mogelijk maakt slechts leidt tot behoud van een gering aantal extra bomen.
De minister acht het onvermijdelijk dat als gevolg van de uitbreiding van de spoorinfrastructuur het aanwezige groen deels zal moeten worden verwijderd. Dit zal volgens de minister tot een minimum worden beperkt, en zo mogelijk zal herplant plaatsvinden binnen het projectgebied.
2.5.1. Gezien de door de minister naar voren gebrachte motivering om de nabij de woningen van [verzoekers sub 1] voorziene keerwand te situeren op de wijze zoals het Tracébesluit mogelijk maakt en gezien zijn streven om zoveel mogelijk rekening te houden met het aanwezige groen, geeft het aangevoerde de voorzitter voorshands geen aanleiding voor het oordeel dat de minister bij de afweging van de betrokken belangen bij de besluitvorming omtrent de situering van de keerwand onvoldoende gewicht heeft toegekend aan het belang van [verzoekers sub 1] bij een zo gering mogelijke aantasting van hun woon- en leefklimaat.
2.6. De minister stelt dat inmiddels een kapvergunning is afgegeven voor de kap van bomen die moeten wijken voor de ter hoogte van de Noordelijke Parallelweg voorziene keerwand, en dat voor het gebied waarvoor de stichting Geluidshinder de noodzaak van bomenkap betwist omdat daar geen keerwand is voorzien, geen bomenkap zal plaatsvinden. De minister stelt zich verder op het standpunt dat het noodzakelijk is de keerwand te situeren op de voorziene locatie gezien de beperkte ruimte die ter plaatse beschikbaar is voor aanpassing van de sporen en vanwege de ontsluiting van het rangeerterrein ten zuiden van de Noordelijke Parallelweg op het nieuw te bouwen vierde perron. Het spoor zal voor rangeeractiviteiten met zeer lage snelheid worden bereden, zodat het niet relevant is voor de uitgevoerde trillingsberekeningen, aldus de minister.
Volgens de minister wordt voorafgaand aan de werkzaamheden bepaald welke woningen een risico op schade lopen, waarbij op basis van praktijkervaring een uitgangspunt van 50 meter tot de werkzaamheden wordt gehanteerd. Bij het bepalen van de wijze waarop de werkzaamheden worden uitgevoerd, wordt hiermee rekening gehouden. De minister stelt zich voorts op het standpunt dat bij de wijze waarop bouwwerkzaamheden ten behoeve van de keerwand plaatsvinden rekening wordt gehouden met de specifieke staat van de monumentale woningen, nu is gekozen voor een trillingsvrije bouwmethode. De minister heeft in dit verband toegelicht dat de nieuwe keerwand eerst wordt geconstrueerd en dat vervolgens de grond stapsgewijs wordt afgegraven, waarbij de nieuwe keerwand wordt gestabiliseerd.
2.6.1. Naar voorlopig oordeel van de voorzitter is de stelling van de minister aannemelijk dat voor ernstige trillingshinder als gevolg van treinverkeer langs de Noordelijke Parallelweg niet hoeft te worden gevreesd, nu het daar aan te leggen spoor niet met hoge snelheid zal worden bereden omdat het voor rangeeractiviteiten wordt gebruikt. Gelet hierop en gelet op de door de minister naar voren gebrachte noodzaak om de keerwand te situeren zoals in het Tracébesluit voorzien in verband met de aansluiting op het nieuw te realiseren perron, geeft hetgeen de stichting Geluidshinder heeft aangevoerd naar voorlopig oordeel van de voorzitter geen aanleiding voor het oordeel dat de minister het Tracébesluit op dit punt niet in redelijkheid heeft kunnen vaststellen.
Gelet op de verklaring van de minister dat geen bomen zullen worden gekapt op de door de stichting Geluidshinder bedoelde gronden die niet zijn benodigd voor de voorziene keerwand, bestaat geen aanleiding voor de vrees van de stichting Geluidshinder dat onnodig bomen worden gekapt.
Gelet op hetgeen de minister naar voren heeft gebracht omtrent de wijze waarop de werkzaamheden ten behoeve van de bouw van de keerwand worden uitgevoerd ter voorkoming van schade aan nabijgelegen monumentale woningen geeft het aangevoerde geen aanleiding voor de verwachting dat in de bodemprocedure zal worden geoordeeld dat de minister zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat op dit punt voldoende rekening is gehouden met de aanwezigheid van deze woningen.
2.7. In hetgeen de stichting Geluidshinder en [verzoekers sub 1] overigens hebben aangevoerd, ziet de voorzitter geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.
2.8. De conclusie is dat hetgeen de stichting Geluidshinder en [verzoekers sub 1] hebben aangevoerd, bij afweging van de betrokken belangen, geen aanleiding geeft om het Tracébesluit te schorsen. Hun verzoeken dienen derhalve te worden afgewezen.
2.9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst de verzoeken af.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. B.C. Bosnjakovic, ambtenaar van Staat.
w.g. Bartel w.g. Bosnjakovic
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 november 2009
528.