ECLI:NL:RVS:2009:BK3613

Raad van State

Datum uitspraak
18 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200902077/1/H3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Vlasblom
  • W. Konijnenbelt
  • B.P. Vermeulen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vergunningverlening voor horecabedrijf in Delft

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de burgemeester van Delft tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage. De rechtbank had op 12 februari 2009 geoordeeld dat de burgemeester een vergunning voor de exploitatie van een horecabedrijf, het Grand-Café, had verleend in strijd met het bestemmingsplan en het woon- en leefklimaat. De burgemeester had op 11 april 2008 vergunning verleend voor de exploitatie van het horecabedrijf aan de [locatie] te [plaats]. De rechtbank oordeelde dat de burgemeester onvoldoende had onderzocht of de exploitatie van het horecabedrijf inbreuk maakte op het te beschermen woon- en leefklimaat. De burgemeester stelde dat de vergunning alleen betrekking had op het café en niet op de naastgelegen binnenruimte van de Vrije Akademie, waar ook activiteiten plaatsvonden. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 18 november 2009 behandeld en geoordeeld dat de burgemeester terecht de vergunning had verleend. De rechtbank had ten onrechte de activiteiten in de binnenruimte van de VAK betrokken bij de beoordeling van de vergunning. De Afdeling vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van de wederpartijen ongegrond. De burgemeester had voldoende rekening gehouden met de relevante factoren en de vergunning was rechtmatig verleend. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200902077/1/H3.
Datum uitspraak: 18 november 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de burgemeester van Delft,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 12 februari 2009 in zaak nr. 08/3758 in het geding tussen:
[wederpartijen], allen wonend te [woonplaats]
en
de burgemeester van Delft.
1. Procesverloop
Bij besluit van 11 april 2008 heeft de burgemeester van Delft (hierna: de burgemeester) aan [vergunninghouders] vergunning verleend voor de exploitatie van het horecabedrijf [Grand-Café] aan de [locatie] te [plaats]. Het besluit is voorbereid met de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.
Bij uitspraak van 12 februari 2009, verzonden op 18 februari 2009, heeft de rechtbank 's-Gravenhage (hierna: de rechtbank) het door [wederpartijen] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 11 april 2008 vernietigd en bepaald dat de burgemeester een nieuw besluit neemt met inachtneming van de uitspraak. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de burgemeester bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 25 maart 2009, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 30 maart 2009.
[wederpartijen] hebben een verweerschrift ingediend.
De burgemeester heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 oktober 2009, waar de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. drs. F.P. van der Linde en R. van der Plas, beiden werkzaam bij de gemeente, en [een der wederpartijen], in persoon, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [een der vergunninghouders], vennoot van [Grand-Café], als belanghebbende gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 8, eerste lid, van de Exploitatieverordening Horeca 1998 van de gemeente Delft (hierna: de Exploitatieverordening) is het verboden een horecabedrijf te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester.
Ingevolge het tweede lid, aanhef en onder a, weigert de burgemeester de vergunning indien de vestiging of de exploitatie van het horecabedrijf in strijd is met een geldend bestemmingsplan.
Ingevolge het derde lid kan de burgemeester de vergunning geheel of gedeeltelijk weigeren, indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat het woon- en leefklimaat in de omgeving van het horecabedrijf en/of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed door de aanwezigheid van het horecabedrijf.
Ingevolge het vierde lid houdt de burgemeester bij de toepassing van de in het derde lid genoemde weigeringsgrond rekening met:
a. het karakter van de straat en de wijk, waarin het horecabedrijf is gelegen of zal zijn gelegen;
b. de aard van het horecabedrijf;
c. de spanning, waaraan het woon- en leefklimaat ter plaatse reeds blootstaat of bloot zal komen te staan door de exploitatie van het horecabedrijf;
d. de concentratie van reeds aanwezige horecabedrijven in een bepaald gebied en het gevaar van cumulatie en overlast.
Ingevolge artikel 18, eerste lid, onder a, sub 1, van de voorschriften behorend bij het bestemmingsplan "Binnenstad", voor zover hier van belang, zijn de gronden op de kaart aangewezen voor gemengde doeleinden voor wat betreft de begane grond bestemd voor woningen, met de daarbij behorende nevenruimten zoals bergingen, alsmede voor nutsvoorzieningen, met dien verstande dat de desbetreffende panden tevens individueel bestemd zijn voor niet-woonfuncties, waaronder horeca, voorzover het desbetreffende adres voorkomt op de bij deze voorschriften behorende FLS-lijsten als bedoeld in bijlage IV bij deze voorschriften.
Volgens deze FLS-lijsten is in het pand aan de [locatie], waarop voormelde bestemming rust, horeca op de begane grond toegestaan.
2.2. De burgemeester heeft in zijn besluit van 11 april 2008 overwogen dat de aanvraag van een exploitatievergunning ziet op de lokaliteiten die behoren bij het horecabedrijf [Grand-Café] (hierna: het café), zoals op de bij de aanvraag gevoegde plattegrond is gemarkeerd. De aanvraag ziet niet op het gebruik van de naast het café gelegen binnenruimte van het gebouw van de Vrije Akademie (hierna: VAK). Volgens de burgemeester is de vestiging of de exploitatie van het horecabedrijf niet in strijd met een geldend bestemmingsplan, op de Wet milieubeheer gebaseerde voorschriften dan wel een leefmilieuverordening krachtens de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing. Het woon- en leefklimaat in de omgeving van het horecabedrijf dan wel de openbare orde wordt niet op ontoelaatbare wijze nadelig beïnvloed door de aanwezigheid van het horecabedrijf, aldus de burgemeester.
2.3. De rechtbank heeft overwogen dat de burgemeester bij het beslissen op een aanvraag om vergunning moet beoordelen of de exploitatie op de beoogde locatie inbreuk maakt op het te beschermen woon- en leefklimaat van die locatie of het gebied waartoe die locatie behoort. De burgemeester dient zorgvuldig vast te stellen om welke feitelijke activiteiten het gaat en vervolgens een zorgvuldige belangenafweging te maken, aldus de rechtbank. Het betoog in het besluit van 11 april 2008 dat de activiteiten die door het café worden georganiseerd in de binnenruimte van de VAK niet in strijd zijn met het bestemmingsplan en dat die ruimte op grond van een privaatrechtelijke overeenkomst tussen de gemeente Delft en het café mag worden gebruikt voor deze activiteiten, verdraagt zich volgens de rechtbank niet met het in de toelichting bij het bestemmingsplan Binnenstad opgenomen onderscheid tussen Dag- en avondhoreca II enerzijds en Disco's en danscafés anderzijds. De rechtbank heeft voorts overwogen dat [wederpartijen] de stelling dat de door het café ontplooide activiteiten niet overeenstemmen met de activiteiten waarvoor de exploitatievergunning is aangevraagd, voldoende hebben onderbouwd. De burgemeester diende daarom een nader onderzoek te verrichten naar de activiteiten van het horecabedrijf en het daarmee gepaard gaande geluid.
2.4. De burgemeester betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de exploitatievergunning slechts betrekking heeft op de exploitatie van het café en niet ook op de exploitatie van de binnenruimte van de VAK. De rechtbank heeft ten onrechte overwogen dat hij had moeten onderzoeken of de verlening van de exploitatievergunning, gezien de door het horecabedrijf georganiseerde activiteiten in de binnenruimte van de VAK, niet in strijd zou komen met het bestemmingsplan, aldus de burgemeester. Hij stelt dat eventuele geluidsoverlast vanuit de binnenruimte van de VAK dient te worden gereguleerd door middel van handhaving of andere vergunningen. De VAK is als verhuurder van de binnenruimte verantwoordelijk voor geluidsoverlast. Deze overlast vanuit de binnenruimte van de VAK tast de rechtmatigheid van de aan het café verleende exploitatievergunning dan ook niet aan, aldus de burgemeester.
2.4.1. De exploitanten van het café huren een bedrijfsruimte in het gebouw van de VAK ten behoeve van de exploitatie van het café. Voorts huren zij met enige regelmaat de, direct naast het café gelegen, binnenruimte van het gebouw van de VAK ten behoeve van feesten en partijen. Tussen partijen is niet in geschil dat een vergunning is aangevraagd voor de exploitatie van het café en dat deze aanvraag niet ziet op de huur van de binnenruimte van het gebouw van de VAK. Verder is niet in geschil dat de exploitatievergunning in overeenstemming met de aanvraag is verleend. De rechtbank heeft onbestreden vastgesteld dat de verlening van een vergunning ten behoeve van de exploitatie van de bedrijfsruimte van het café niet in strijd komt met het geldende bestemmingsplan Binnenstad.
De rechtbank heeft voorts terecht overwogen dat de burgemeester bij het beslissen op een aanvraag om vergunning moet beoordelen of de exploitatie op de beoogde locatie inbreuk maakt op het te beschermen woon- en leefklimaat van die locatie en het gebied waartoe die locatie behoort, als bedoeld in artikel 8, derde lid, van de Exploitatieverordening. De rechtbank heeft bij deze beoordeling echter ten onrechte de door het café in de binnenruimte van de VAK ontplooide activiteiten betrokken. De exploitatievergunning ziet niet op de incidentele huur van de binnenruimte van de VAK, maar uitsluitend op de exploitatie van de bedrijfsruimte van het café als zodanig. Nu het de VAK vrijstaat de binnenruimte aan eenieder te verhuren, is het gebruik van de binnenruimte niet onlosmakelijk verbonden met de exploitatie van het horecabedrijf. Een door [wederpartijen] gewenste beoordeling of de door het horecabedrijf georganiseerde feesten vergunningplichtig zijn dan wel in strijd komen met wettelijke bepalingen, raakt niet de rechtmatigheid van de aan de orde zijnde exploitatievergunning.
De door [wederpartijen] ondervonden geluidsoverlast wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door de feesten die plaatsvinden in de binnenruimte van de VAK. Het merendeel van de door hen gedane geregistreerde meldingen in het kader van geluidsoverlast ziet op die feesten en niet op de exploitatie van het café in de bedrijfsruimte gelegen naast de binnenruimte van de VAK. Ook een door [wederpartijen] ingediende, maar door de burgemeester niet geregistreerde melding, zag op het gebruik van de binnenruimte. De door [wederpartijen] overgelegde e-mailwisseling van 19 januari 2007 met de VAK, waarin is gewezen op de agendering van het café, betreft eveneens door hen geuite bezwaren gericht tegen het gebruik van de binnenruimte. De ter zitting bij de Afdeling door [wederpartijen] aangehaalde melding van geluidsoverlast op 25 oktober 2008 moet buiten beschouwing worden gelaten, daar deze betrekking heeft op overlast ondervonden na het besluit tot verlening van de exploitatievergunning. Nu de exploitatievergunning slechts ziet op de exploitatie van het café en niet op de huur van de binnenruimte ten behoeve van feesten, kan de door [wederpartijen] ondervonden overlast in verband met de feesten in de binnenruimte van de VAK niet tot het oordeel leiden dat de burgemeester zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het woon- en leefklimaat in de omgeving van het horecabedrijf en de openbare orde niet op ontoelaatbare wijze nadelig worden beïnvloed door de aanwezigheid van het café. Hierbij heeft de burgemeester terecht van belang geacht dat het café zich aan de noordzijde van het pand aan de Westvest bevindt, waar geen woonvoorzieningen in de directe omgeving zijn gelegen en dat met betrekking tot de exploitatie van de bedrijfsruimte van het café noch bij de politie noch bij het milieutoezicht recente gegronde klachten bekend zijn. Er is niet gebleken dat de registratie van meldingen van geluidsoverlast als gevolg van de exploitatie van de bedrijfsruimte van het café waarvan de burgemeester is uitgegaan, onvolledig was. Van de twee niet-geregistreerde meldingen uit 2007 zag in elk geval één melding op het gebruik van de binnenruimte van de VAK en niet op de exploitatie van het café. Van de andere melding konden [wederpartijen] tijdens de zitting bij de Afdeling desgevraagd niet verklaren of deze zag op de exploitatie van het café. Ten aanzien van het ter zitting bij de Afdeling door [wederpartijen] ingenomen standpunt dat de exploitatie van het café niet alleen geluidsoverlast met zich brengt, maar ook overlast van vertrekkende bezoekers, wordt overwogen dat [wederpartijen] niet aannemelijk hebben gemaakt dat deze overlast is gerelateerd aan de exploitatie van het café als zodanig. Voorts is niet gebleken dat aan het café een last onder dwangsom is opgelegd; blijkens het door de burgemeester overgelegde besluit van 19 juni 2003 is het de VAK waaraan een last onder dwangsom is opgelegd wegens overtreding van de ter zake geldende geluidsnorm.
Het betoog van de burgemeester slaagt derhalve. Hetgeen de burgemeester overigens heeft aangevoerd, behoeft onder deze omstandigheden geen bespreking.
2.5. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep van [wederpartijen] tegen het besluit van de burgemeester van 11 april 2008 alsnog ongegrond verklaren.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 12 februari 2009 in zaak nr. 08/3758;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. M. Vlasblom, voorzitter, en mr. W. Konijnenbelt en mr. B.P. Vermeulen, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.F.N. Pikart-van den Berg, ambtenaar van Staat.
w.g. Vlasblom w.g. Pikart-van den Berg
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 november 2009
350-581.