200809147/1/R1.
Datum uitspraak: 18 november 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1], wonend te [woonplaats],
2. [appellanten sub 2], allen wonend te [woonplaats],
3. [appellante sub 3], gevestigd te [plaats],
4. de vereniging Vereniging van Eigenaren Parkeergarage Kanaal-Noord, gevestigd te Apeldoorn,
appellanten,
het college van gedeputeerde staten van Gelderland,
verweerder.
Bij besluit van 24 oktober 2008, kenmerk 2008-007218, heeft het college van gedeputeerde staten van Gelderland (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Apeldoorn (hierna: de raad) op 10 april 2008 vastgestelde bestemmingsplan "Kanaaloevers Haven Centrum" (hierna: het plan).
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 19 december 2008, [appellanten sub 2] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 19 december 2008, [appellante sub 3] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 19 december 2008, en de vereniging Vereniging van Eigenaren Parkeergarage Kanaal-Noord (hierna: VvE Parkeergarage Kanaal-Noord) bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 23 december 2008, beroep ingesteld. [appellant sub 1] heeft haar beroep aangevuld bij brief van 19 januari 2009. [appellanten sub 2] hebben hun beroep aangevuld bij brief van 16 januari 2009. VvE Parkeergarage Kanaal-Noord heeft haar beroep aangevuld bij brief van 19 januari 2009.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft de raad een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellanten sub 2] hebben een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 oktober 2009, waar [appellant sub 1], vertegenwoordigd door G.J. Hingstman, werkzaam bij Stichting Univé Rechtshulp, [appellanten sub 2], bij monde van [gemachtigde], [appellante sub 3], vertegenwoordigd door mr. F.J.M. Wolbers, advocaat te Amersfoort, VvE Parkeergarage Kanaal-Noord, vertegenwoordigd door [voorzitter] van de VvE, bijgestaan door mr. A. Vinkenborg, werkzaam bij SRK Rechtsbijstand, en het college, vertegenwoordigd door P.G.A.L. Evers, ambtenaar in dienst van de provincie, zijn verschenen.
Voorts is daar gehoord de raad, vertegenwoordigd door N. Jansen en H.J.L. Selen, ambtenaren in dienst van de gemeente.
2.1. Het plan voorziet in de ontwikkeling van woningbouw en centrumvoorzieningen nabij de binnenstad van Apeldoorn.
2.2. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO), gelezen in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), rust op het college de taak om -in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen- te onderzoeken of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient het rekening te houden met de aan de raad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft het college er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
2.3. VvE Parkeergarage Kanaal-Noord en [appellanten sub 2] maken bezwaar tegen de vaststelling van het plan in afwijking van het ontwerp, nu bij de vaststelling van het plan de mogelijkheid tot koppeling van het appartementencomplex "Woondrôme" aan de Kanaalstraat met de voorziene woningbouw in het noordwesten van het plangebied is opgenomen en de bebouwingsmogelijkheden voor de voorziene woningbouw ook op andere punten zijn gewijzigd, terwijl op deze wijzigingen geen inspraak mogelijk is geweest.
2.3.1. Voorop staat dat de raad bij de vaststelling van een bestemmingsplan kan afwijken van het ontwerp. Slechts indien de afwijkingen van het ontwerp naar aard en omvang zo groot zijn dat een wezenlijk ander plan is vastgesteld, dient de wettelijke procedure opnieuw doorlopen te worden.
Deze situatie doet zich in dit geval niet voor. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de in het plan opgenomen mogelijkheid tot koppeling van het appartementencomplex "Woondrôme" aan de voorziene woningbouw in relatie tot de overige voorzieningen die het plan mogelijk maakt slechts een beperkte bouwmogelijkheid betreft. Ook voor het overige zijn de in het vastgestelde plan ten opzichte van het ontwerpplan aangebrachte wijzigingen niet dusdanig dat sprake is van een wezenlijk ander plan, nu de omvang en de locatie van de voorziene woningbouw in het ontwerpplan en het vastgestelde plan slechts in beperkte mate van elkaar afwijken.
De beroepen van [appellant sub 1], [appellanten sub 2] en VvE Parkeergarage Kanaal-Noord
2.4. [appellant sub 1], [appellanten sub 2] en VvE Parkeergarage Kanaal-Noord betogen dat het college ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plandeel met de bestemming "Woongebied" dat betrekking heeft op gronden in het noordwesten van het plangebied.
[appellant sub 1], [appellanten sub 2] en VvE Parkeergarage Kanaal-Noord voeren in dit verband aan dat de bebouwingsmogelijkheden die het plan biedt nabij het onder meer door [appellant sub 1] en [appellanten sub 2] bewoonde "Woondrôme" leiden tot windhinder. De door de raad voorgestane mogelijkheid om windhinder te beperken door "Woondrôme" en de voorziene bebouwing aan elkaar te koppelen met bebouwing biedt volgens hen geen oplossing, nu de vereniging van eigenaren van "Woondrôme" heeft geweigerd de voor een dergelijke koppeling vereiste instemming te verlenen. Het plan is dan ook niet uitvoerbaar voor zover het deze koppeling mogelijk maakt, zo voeren [appellant sub 1], [appellanten sub 2] en VvE Parkeergarage Kanaal-Noord aan. VvE Parkeergarage Kanaal-Noord betoogt dat, indien een dergelijke koppeling toch zou worden gerealiseerd, onvoldoende ruimte resteert voor de bestaande ontsluitingsweg ter plaatse van de voorziene koppeling.
[appellant sub 1] en [appellanten sub 2] wijzen daarnaast op verlies van privacy en op de schaduwwerking die de voorgenomen woningbouw met zich brengt. Verder betogen zij dat de voorgenomen ontwikkeling waardedaling van hun woningen tot gevolg heeft.
VvE Parkeergarage Kanaal-Noord stelt dat de voorziene bouw van een parkeergarage ten behoeve van de voorziene woningbouw de ontsluiting van de bestaande parkeergarage bij "Woondrôme" zal belemmeren. VvE Parkeergarage Kanaal-Noord voert voorts aan dat de kans bestaat dat de daktuin boven de bestaande parkeergarage te vaak zal worden betreden indien niet wordt voorzien in een deugdelijke afscheiding, met als gevolg mogelijke schade aan de parkeergarage.
2.4.1. Met de raad acht het college de afstand van de woningen in de nieuw geplande bebouwingswand tot "Woondrôme", variërend van 12 tot meer dan 70 meter, voor een stedelijke omgeving acceptabel.
Volgens het college maakt het plan de koppeling van de voorziene woningbouw aan "Woondrôme" wel mogelijk, maar stelt het de realisering daarvan niet verplicht. Mocht deze koppeling niet worden gerealiseerd dan zal windhinder op andere wijze worden gereduceerd, aldus het college. De raad heeft in dit verband gewezen op de mogelijkheid een hek te plaatsen.
Het college stelt zich op het standpunt dat het plan er niet aan in de weg staat dat de bestaande toegang tot de parkeergarage gehandhaafd blijft. Mocht de bestaande toegang niet worden gehandhaafd, dan staat het plan volgens het college evenmin in de weg aan het realiseren van een acceptabele alternatieve ontsluiting.
2.4.2. Tussen partijen is niet in geschil dat voor realisering van de koppeling tussen de voorziene woningbouw en "Woondrôme" toestemming is vereist van de vereniging van eigenaren van "Woondrôme". De omstandigheid dat de vereniging van eigenaren van "Woondrôme" deze toestemming niet heeft gegeven, sluit niet uit dat dit in de toekomst alsnog kan gebeuren. Hetgeen [appellant sub 1], [appellanten sub 2] en VvE Parkeergarage Kanaal-Noord hebben aangevoerd, geeft dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat het plan op dit punt niet uitvoerbaar is.
2.4.3. Tussen partijen is voorts niet in geschil dat ter plaatse van de gronden tussen "Woondrôme" en de voorziene bebouwing sprake zal zijn van een slecht windklimaat indien geen koppeling zal worden gerealiseerd en evenmin wordt voorzien in een toereikend alternatief voor deze koppeling. Ter zitting heeft de raad toegelicht dat, mocht de beoogde koppeling uiteindelijk niet mogelijk blijken omdat de daarvoor vereiste toestemming niet kan worden verkregen, in plaats van deze koppeling een glazen wand met een hoogte van achttien meter kan worden gerealiseerd waarmee een aanvaardbaar windklimaat kan worden gegarandeerd. Volgens de raad was dit oorspronkelijk, in overleg met de opsteller van de rapporten met de resultaten van het verrichte windhinderonderzoek, de voorgenomen wijze waarop windhinder zou worden tegengegaan en is pas later het idee ontstaan om "Woondrôme" en de voorziene bebouwing aan elkaar te koppelen. De raad heeft er op gewezen dat een soortgelijke wand onder meer bij het belastingkantoor in Apeldoorn reeds is gerealiseerd. Voor het realiseren van een dergelijke wand is geen instemming van de vereniging van eigenaren van "Woondrôme" vereist, omdat deze wand niet aan "Woondrôme" hoeft te worden gebouwd, zo heeft de raad ter zitting onweersproken gesteld. De Afdeling is van oordeel dat de raad met zijn toelichting ter zitting aannemelijk heeft gemaakt dat door middel van de door hem geschetste bouw van een glazen afscheidingswand kan worden voorzien in een aanvaardbaar windklimaat.
Het plan maakt realisering van de door de raad bedoelde afscheidingswand thans echter niet mogelijk. Of na realisering van de woningbouw tegenover "Woondrôme" windhinder tussen deze gebouwen voldoende kan worden tegengegaan, is afhankelijk van de vraag of toestemming wordt gegeven om deze bebouwing aan elkaar te koppelen, nu het plan niet voorziet in een adequaat alternatief ter voorkoming van windhinder voor het geval deze toestemming niet wordt gegeven. Hoewel niet is uitgesloten dat deze toestemming zal worden gegeven, staat niet vast dat dit zal gebeuren.
Het college heeft zich dan ook niet in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat met het voorliggende plan windhinder ook op andere wijze dan door vorenbedoelde koppeling voldoende kan worden tegengegaan.
2.4.4. Ten aanzien van de door [appellant sub 1] geuite twijfel of onderzoek heeft plaatsgevonden naar de gevolgen voor de bezonning die de in het vastgestelde plan opgenomen koppeling tussen het appartementencomplex "Woondrôme" en de voorziene woningbouw met zich brengt, stelt de Afdeling vast dat juist met het oog op deze wijziging opnieuw een bezonningsonderzoek heeft plaatsgevonden. Dit blijkt uit het als bijlage 1 bij de plantoelichting opgenomen rapport "Bestemmingsplan Kanaaloevers Haven Centrum; Bezonningsonderzoek galerijen achterzijde Woondrômecomplex" (Climatic Design Consult, 15 februari 2008).
In dit rapport staat vermeld dat, met uitzondering van de onderste twee bouwlagen in het zuidelijk deel van de oostvleugel van "Woondrôme" en de eerste twee/drie rijen vanaf de kop, aan de galerijen aan de achterzijde van "Woondrôme" nauwelijks tot geen verschillen in bezonning optreden als gevolg van het nieuwe bestemmingsplan. Verder staat daarin vermeld dat de woonkamers van de appartementen in het "Woondrôme"-complex aan de nauwelijks tot niet zonbeschenen noordwest-, noord- of noordoostzijde van het complex liggen. Daarom is bij het bezonningsonderzoek bezien of in de periode tussen 21 februari en 21 oktober sprake is van ten minste twee uur bezonning per dag aan de buitenzijde van de galerij aan de achterzijde, waar normaal gesproken een woonkamer zou zijn gesitueerd. Met uitzondering van één appartement is dit het geval, zo staat in het rapport. Volgens de raad worden de appartementen met nummers 240, 238 en 278 wat betreft vermindering van bezonning het meest geraakt. Ter zitting heeft de raad verklaard dat aan de eigenaren van deze drie appartementen zal worden aangeboden om de woning over te kopen tegen de waarde die de appartementen zouden vertegenwoordigen indien de met het plan mogelijk gemaakte bebouwing tegenover het "Woondrôme"-complex niet zou worden gerealiseerd.
[appellant sub 1] en [appellanten sub 2] hebben niet aannemelijk gemaakt dat het bezonningsonderzoek zodanige gebreken vertoont dat het college zich hierop bij het nemen van het bestreden besluit niet in redelijkheid had mogen baseren. Gelet op de uitkomsten van dit bezonningsonderzoek bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan wat betreft de gevolgen voor de bezonning van "Woondrôme" acceptabel is.
2.4.5. Gelet op de stedelijke omgeving waarin "Woondrôme" ligt en gezien de afstand van dit complex tot de daartegenover voorziene woningbouw van 12 tot 70 meter, bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat het college de gevolgen voor de bewoners van "Woondrôme" ten aanzien van hun privacy niet in redelijkheid acceptabel heeft kunnen achten.
2.4.6. Gelet op het voorgaande geeft het aangevoerde geen aanleiding voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan niet leidt tot een onaanvaardbare inbreuk op het woon- en leefklimaat van [appellant sub 1] en [appellanten sub 2].
2.4.7. Wat de eventueel nadelige invloed van het plan op de waarde van de woningen van [appellant sub 1] en [appellanten sub 2] betreft, bestaat geen grond voor de verwachting dat die waardevermindering zodanig zal zijn dat het college bij de afweging van de belangen hieraan een groter gewicht had moeten toekennen dan aan de belangen die met de realisering van de voorziene woningbouw aan de orde zijn.
2.4.8. Ten aanzien van de vrees van VvE Parkeergarage Kanaal-Noord dat de bereikbaarheid van de parkeergarage bij "Woondrôme" achteruitgaat, overweegt de Afdeling dat voor zover in het plan de gronden zijn begrepen die thans toegang geven tot de parkeergarage, daaraan de bestemming "Woongebied" dan wel de bestemming "Verblijfsgebied" is toegekend. De bestemming "Woongebied" maakt onder meer het gebruik van gronden als verblijfsgebied mogelijk. Uit de in de planvoorschriften gebruikte definitie voor verblijfsgebied volgt dat daaronder mede het gebruik als (ontsluitings)weg is begrepen. Het college heeft zich dan ook terecht op het standpunt gesteld dat het plan niet in de weg staat aan behoud van de ontsluiting van de parkeergarage conform de huidige situatie. De raad heeft gesteld dat uitgangspunt is dat de huidige toegang met de auto vanaf Kanaal-Noord tot de parkeergarage blijft bestaan, maar dat ook alternatieven worden onderzocht, die echter alleen kunnen en zullen worden gerealiseerd als VvE Parkeergarage Kanaal-Noord daarmee heeft ingestemd. Gelet hierop bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de bereikbaarheid van de parkeergarage met het plan voldoende is gewaarborgd.
Het college stelt met de raad dat van gemeentelijke zijde zorg wordt gedragen voor een deugdelijke afscheiding tussen de bestaande daktuin boven de parkeergarage en de nieuwe binnentuin achter de appartementengebouwen. De Afdeling is van oordeel dat geen aanleiding bestaat voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat hiermee voldoende kan worden tegemoetgekomen aan de vrees van VvE Parkeergarage Kanaal-Noord voor schade aan de parkeergarage door het betreden van de daarboven gelegen daktuin.
2.5. De conclusie is dat hetgeen [appellant sub 1], [appellanten sub 2] en VvE Parkeergarage Kanaal-Noord hebben aangevoerd, gelet op het overwogene in 2.4.3, aanleiding geeft voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plandeel met de bestemming "Woongebied", zoals nader aangeduid op de bij deze uitspraak behorende kaart, niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Hieruit volgt dat het college, door dit plandeel goed te keuren, heeft gehandeld in strijd met artikel 28, tweede lid, van de WRO in samenhang met artikel 10:27 van de Awb. De beroepen zijn in zoverre gegrond, zodat het bestreden besluit op dit punt dient te worden vernietigd. Voorts bestaat aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb zelfvoorziend in zoverre goedkeuring te onthouden aan voornoemd plandeel.
De aanleiding voor de onthouding van goedkeuring aan dit plandeel is slechts gelegen in de omstandigheid dat het plandeel, naast de mogelijkheid om "Woondrôme" en de voorziene woningbouw aan elkaar te koppelen, niet tevens voorziet in de mogelijke bouw van een glazen wand met een hoogte van achttien meter, zoals de raad ter zitting heeft geschetst. Derhalve zal de Afdeling de raad opdragen om alsnog in deze mogelijkheid te voorzien door binnen negen maanden na de verzending van deze uitspraak hiertoe een bestemmingsplan vast te stellen en dit vervolgens op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mede te delen.
2.5.1. Hetgeen [appellant sub 1], [appellanten sub 2] en VvE Parkeergarage Kanaal-Noord voor het overige hebben aangevoerd geeft geen aanleiding voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan, voor zover door hen bestreden en behoudens het in 2.5. bedoelde plandeel, niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
De beroepen zijn in zoverre ongegrond.
Het beroep van [appellante sub 3]
2.6. [appellante sub 3] betoogt dat het college ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plandeel met de bestemming "Woongebied" dat betrekking heeft op het perceel [locatie]. [appellante sub 3] voert daartoe aan dat zij ter plaatse legaal een sexinrichting annex escortbedrijf exploiteert en dat haar bedrijvigheid ten onrechte niet bij recht is toegestaan. Voorts betoogt [appellante sub 3] dat ten onrechte geen vervangende locatie voor deze bedrijvigheid is aangewezen. [appellante sub 3] betoogt verder dat onvoldoende is gemotiveerd waarom de in het plan opgenomen mogelijkheid om een sexinrichting te vestigen op gronden met de bestemming "Centrumdoeleinden" is beperkt tot een oppervlakte van 250 m².
2.6.1. Het college stelt zich op het standpunt dat de raad voldoende is tegemoetgekomen aan [appellante sub 3], nu het plan de vestiging van een sexinrichting met een grootte van 250 m² mogelijk maakt op gronden met de bestemming "Centrumdoeleinden", met een vrijstellingsmogelijkheid tot 275 m². Op deze gronden is een sexinrichting meer op zijn plaats dan in een woonomgeving, aldus het college.
2.6.2. De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat in het plangebied twee deelgebieden zijn te onderscheiden, te weten het centrumgebied en het gebied met woonfuncties. De raad is van mening dat een sexinrichting niet past in het woongebied, dat is voorzien op en in de directe omgeving van het perceel [locatie], maar dat deze sexinrichting wel past in het gebied dat wordt ontwikkeld als centrumgebied. Omdat nog niet vaststaat hoe dit centrumgebied er uiteindelijk uit gaat zien, is op de plankaart hiervoor nog geen specifieke locatie aangegeven. De raad stelt voorts dat het al tijdens de totstandkoming van het plan in overleg is getreden over verwerving van het perceel [locatie] en verplaatsing van de bedrijvigheid naar een andere locatie.
2.6.3. Gelet op de voorziene ontwikkeling van een woongebied op het perceel [locatie] en de directe omgeving van dat perceel, waar thans slechts enkele woningen staan, geeft hetgeen [appellante sub 3] heeft aangevoerd de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het college niet in redelijkheid heeft kunnen instemmen met het standpunt van de raad dat voortzetting van de bedrijvigheid van [appellante sub 3] op de huidige locatie niet wenselijk is. Ter zitting heeft de raad verklaard dat met de eigenaar van het perceel [locatie], die aan [appellante sub 3] bedrijfsruimte verhuurt, in onderhandeling zal worden getreden omtrent aankoop van dit perceel door de gemeente en dat desnoods tot onteigening zal worden overgegaan teneinde het eigendom van dit perceel te verkrijgen. Daargelaten of [appellante sub 3] zijn bedrijvigheid op de huidige locatie mag voortzetten op grond van het in het plan opgenomen overgangsrecht, zoals [appellante sub 3] betoogt, bestaat dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat het college goedkeuring had moeten onthouden aan het plandeel dat betrekking heeft op het perceel [locatie] omdat de bestemming "Woongebied" ter plaatse niet binnen de planperiode zou kunnen worden gerealiseerd.
In beginsel bestaat aan gemeentelijke zijde het voornemen om de eigenaar van het perceel waar [appellante sub 3] is gevestigd een nieuwe locatie aan te bieden. In verband hiermee heeft de raad in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder h, van de planvoorschriften de mogelijkheid opgenomen om in het plangebied een prostitutiebedrijf te vestigen op gronden met de bestemming "Centrumdoeleinden". De volgens het plan toegestane maximale toegestane vloeroppervlakte van 250 m² voor een prostitutiebedrijf is volgens de raad ontleend aan de huidige oppervlakte van de inrichting van [appellante sub 3], met enige marge. [appellante sub 3] heeft dit standpunt niet bestreden. Derhalve bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de in het plan opgenomen maximale vloeroppervlakte voldoende is voor de bedrijvigheid van [appellante sub 3].
Gelet op het voorgaande geeft het aangevoerde geen aanleiding voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de raad voldoende is tegemoetgekomen aan de belangen van [appellante sub 3]. Dat nog niet duidelijk is of [appellante sub 3] op een nieuwe locatie zal beschikken over voldoende parkeerruimte, zoals zij ter zitting heeft betoogd, leidt niet tot een ander oordeel, nu het plan voorziet in de mogelijkheid om voldoende boven- en ondergrondse parkeerruimte te realiseren op gronden met de bestemming "Centrumdoeleinden".
2.7. De conclusie is dat hetgeen [appellante sub 3] heeft aangevoerd geen aanleiding geeft voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan, voor zover door haar bestreden, niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2.8. Het college dient op na te melden wijze te worden veroordeeld in de proceskosten van [appellant sub 1] en VvE Parkeergarage Kanaal-Noord. Wat betreft [appellanten sub 2] is niet gebleken van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen. Ten aanzien van [appellante sub 3] bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart de beroepen van [appellant sub 1], [appellanten sub 2] en de vereniging Vereniging van Eigenaren Parkeergarage Kanaal-Noord gedeeltelijk gegrond;
II. vernietigt het besluit van het college van gedeputeerde staten van Gelderland van 24 oktober 2008, kenmerk 2008-007218, voor zover daarbij goedkeuring is verleend aan het plandeel met de bestemming "Woongebied", zoals aangegeven op de bij deze uitspraak behorende kaart;
III. onthoudt goedkeuring aan dit plandeel;
IV. bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het besluit van 24 oktober 2008;
V. draagt de raad van de gemeente Apeldoorn op om binnen negen maanden na de verzending van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen een bestemmingsplan voor voornoemd plandeel vast te stellen en dit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mede te delen;
VI. verklaart het beroep van [appellante sub 3] geheel, en de beroepen van [appellant sub 1], [appellanten sub 2] en de vereniging Vereniging van Eigenaren Parkeergarage Kanaal-Noord voor het overige, ongegrond;
VII. veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Gelderland tot vergoeding van bij [appellant sub 1] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Gelderland tot vergoeding van bij de vereniging Vereniging van Eigenaren Parkeergarage Kanaal-Noord in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 680,39 (zegge: zeshonderdtachtig euro en negenendertig cent), waarvan € 644,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VIII. gelast dat het college van gedeputeerde staten van Gelderland aan appellanten het door hen voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht ten bedrage van € 145,00 (zegge: honderdvijfenveertig euro) voor [appellant sub 1], € 145,00 (zegge: honderdvijfenveertig euro) voor [appellanten sub 2], met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen, en € 145,00 (zegge: honderdvijfenveertig euro) voor de vereniging Vereniging van Eigenaren Parkeergarage Kanaal-Noord, vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, voorzitter, en mr. G.N. Roes en mr. Th.C. van Sloten, leden, in tegenwoordigheid van mr. B.C. Bošnjaković, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Buuren w.g. Bošnjaković
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 november 2009