ECLI:NL:RVS:2009:BK3645

Raad van State

Datum uitspraak
18 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200901422/1/M2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • K. Brink
  • M. van Hulst
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Instemming met verslag en nazorgplan bodemsanering Parkplan Emma Woongebied 1 te Brunssum

Op 6 januari 2009 heeft het college van gedeputeerde staten van Limburg ingestemd met een verslag en nazorgplan voor de bodemsanering van de locatie Parkplan Emma Woongebied 1 te Brunssum. Dit besluit werd door [appellant] aangevochten bij de Raad van State, waarbij hij op 25 februari 2009 beroep instelde. De zaak werd behandeld door een enkelvoudige kamer op 4 september 2009, waar [appellant] en een vertegenwoordiger van het college aanwezig waren.

De Raad van State overwoog dat volgens artikel 39c van de Wet bodembescherming degene die de bodem heeft gesaneerd, een schriftelijk verslag moet indienen bij het college van gedeputeerde staten. Dit verslag behoeft instemming van het college, dat alleen instemt als de sanering conform de wet is uitgevoerd. Daarnaast moet er, indien er na sanering verontreiniging in de bodem aanwezig blijft, een nazorgplan worden ingediend. Dit plan moet ook de instemming van het college hebben.

In het verslag werd geconcludeerd dat na de sanering verontreiniging in de bodem aanwezig was gebleven, en er werden gebruiksvoorwaarden voor het perceel van [appellant] gesteld. [Appellant] betoogde dat deze voorwaarden onevenredig belastend waren, maar onderbouwde dit niet met concrete argumenten. Ook zijn andere beroepsgronden, waaronder de kwaliteit van de grond na sanering, werden door de Raad van State verworpen.

De Raad van State verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 18 november 2009.

Uitspraak

200901422/1/M2.
Datum uitspraak: 18 november 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Limburg,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 6 januari 2009 heeft het college van gedeputeerde staten van Limburg (hierna: het college) ingestemd met het verslag als bedoeld in artikel 39c, eerste lid, van de Wet bodembescherming van de bodemsanering op de locatie Parkplan Emma Woongebied 1 "grondgebonden woningen" te Brunssum (hierna: het verslag) alsmede met het voor die locatie opgestelde nazorgplan als bedoeld in artikel 39d, eerste lid, van deze wet.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 25 februari 2009, beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 september 2009, waar [appellant], in persoon, en het college, vertegenwoordigd door mr. J.G.M. Balvers, werkzaam bij de provincie, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 39c, eerste lid, van de Wet bodembescherming, voor zover van belang, doet degene die de bodem heeft gesaneerd, na de uitvoering van de sanering, daarvan zo spoedig mogelijk schriftelijk verslag aan het college van gedeputeerde staten.
Ingevolge het tweede lid behoeft het verslag de instemming van het college van gedeputeerde staten, dat slechts met het verslag instemt indien is gesaneerd overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens artikel 38.
Ingevolge artikel 39d, eerste lid, van de Wet bodembescherming, wordt, voor zover van belang, indien na de sanering verontreiniging in de bodem aanwezig is gebleven en in het verslag, bedoeld in artikel 39c is aangegeven dat beperkingen in het gebruik van de bodem of maatregelen als bedoeld in artikel 39c, eerste lid, onder f, noodzakelijk zijn, tegelijk met of zo spoedig mogelijk na de toezending van dat verslag door degene die de bodem heeft gesaneerd een nazorgplan ingediend waarin die beperkingen in het gebruik of die maatregelen worden beschreven.
Ingevolge het derde lid behoeft het nazorgplan de instemming van het college van gedeputeerde staten, dat slechts met het nazorgplan instemt indien de daarin opgenomen beperkingen in het gebruik van de bodem of maatregelen naar zijn oordeel voldoende zijn om er voor te zorgen dat de verontreiniging die na de sanering is achtergebleven niet zal leiden tot een vermindering van de kwaliteit van de bodem zoals beschreven in het verslag op grond van artikel 39c, eerste lid, onder b.
2.2. Bij besluit van 2 juli 1996 heeft het college op grond van artikel 39, tweede lid, van de Wet bodembescherming ingestemd met het saneringsplan voor de locatie "voormalig mijnterrein Emma", waar de locatie "grondgeboden woningen" deel van uitmaakt.
Bij besluit van 10 oktober 2006 heeft het college ingestemd met het herstelsaneringsplan voor de locatie "grondgebonden woningen" (hierna: het herstelsaneringsplan).
2.3. In het verslag is, voor zover hier van belang, met betrekking tot het perceel van [appellant] op de [locatie] te [plaats] geconcludeerd dat na de sanering op grond van het herstelsaneringsplan verontreiniging in de bodem aanwezig is gebleven. In het nazorgplan, voor zover hier van belang, zijn daarom gebruiksvoorwaarden voor het gebruik van dit perceel gesteld.
2.4. Het herstelsaneringsplan voorziet onder meer in sanering van voormeld perceel. Het besluit waarbij het college daarmee heeft ingestemd is in rechte onaantastbaar. Voor zover [appellant] aanvoert dat zijn perceel daarbij ten onrechte is betrokken kan dit in de huidige procedure niet meer aan de orde zijn. Dit betoog faalt dientengevolge.
2.5. [appellant] betoogt verder dat de op grond van het nazorgplan voor zijn perceel geldende gebruiksvoorwaarden voor hem onevenredig belastend zijn. Nu hij dit betoog niet heeft onderbouwd met concrete argumenten die betrekking hebben op de op grond van het nazorgplan geldende gebruiksvoorwaarden, faalt deze beroepsgrond.
2.6. Voor zover [appellant] heeft aangevoerd dat niet in overeenstemming met zogenoemde protocollen van TNO een uitgebreid onderzoek met betrekking tot zijn perceel heeft plaatsgehad heeft hij dit niet nader onderbouwd. Deze beroepsgrond faalt derhalve ook.
2.7. Verder voert [appellant] aan dat nadat zijn tuin opnieuw is aangelegd, na de sanering van zijn perceel, de kwaliteit van de grond van zijn tuin niet meer voldoet om daar planten, gras en bomen te laten groeien.
2.7.1. Met deze beroepsgrond richt [appellant] zich tegen de feitelijke uitvoering van het herstelsaneringplan. Het bestreden besluit heeft daarop geen betrekking zodat deze beroepsgrond faalt.
2.8. Het beroep is ongegrond.
2.9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. K. Brink, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. van Hulst, ambtenaar van Staat.
w.g. Brink w.g. Van Hulst
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 november 2009
402.