200900567/1/H1.
Datum uitspraak: 18 november 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 10 december 2008 in zaken nrs. 07/5476 en 08/120 in het geding tussen:
1. [appellant] en
2. de Vereniging van Eigenaars Appartementengebouw Heuvelstaete
het college van burgemeester en wethouders van Tilburg.
Bij besluit van 29 mei 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Tilburg (hierna: het college) aan Piusplein BV (hierna: Piusplein) ontheffing van de bouwverordening van de gemeente Tilburg (hierna: de bouwverordening) en bouwvergunning verleend voor het oprichten van 25 appartementen met commerciële ruimte en horeca aan het Piusplein en de Jan Aartestraat te Tilburg.
Bij besluit van 15 november 2007 heeft het college het door [appellant] en de Vereniging van Eigenaars Appartementengebouw Heuvelstaete daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 10 december 2008, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Breda (hierna: de rechtbank), voor zover thans van belang, het door [appellant] en de Vereniging van Eigenaars Appartementengebouw Heuvelstaete daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en het besluit van 15 november 2007 vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 21 januari 2009, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 18 februari 2009.
Bij besluit van 19 februari 2009 heeft het college het door [appellant] en de Vereniging van Eigenaars Appartementengebouw Heuvelstaete tegen het besluit van 29 mei 2007 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Voorts heeft het ontheffing verleend van de bouwverordening voor het laden en lossen.
Na het overlijden van [appellant] hebben zijn erfgenamen de procedure als zijn rechtsopvolgers voortgezet.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft Piusplein een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Tegen het besluit van 19 februari 2009 hebben de erven [appellant] en de Vereniging van Eigenaars Appartementengebouw Heuvelstaete bij brief van 10 april 2009 bij de rechtbank en vervolgens bij de Raad van State bij brief van 20 april 2009, ingekomen op 22 april 2009, beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft Piusplein een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Het college en Piusplein hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 september 2009, waar de erven [appellant] en de Vereniging van Eigenaars Appartementengebouw Heuvelstaete, vertegenwoordigd door mr. E. Beele, advocaat te 's-Hertogenbosch, en het college, vertegenwoordigd door mr. J.M.B. van Overdijk, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is daar Piusplein, vertegenwoordigd door mr. K.M. Peters, advocaat te Tilburg, M.P.F. Eijsermans en J.G.M. Coolen, gehoord.
2.1. Het bouwplan bestaat uit verschillende niveaus. De hoogte van het gedeelte dat aansluit op de Jan Aartestraat bedraagt 14 m, de hoogte van het middengedeelte bedraagt 27 m en de hoogte van het meest zuidelijk gelegen gedeelte bedraagt 17 m.
2.2. Het bouwplan is in strijd met artikel 2.5.20. van de bouwverordening. Het college heeft krachtens artikel 2.5.29. van de bouwverordening daarvan ontheffing verleend.
2.3. Het hoger beroep is gericht tegen de aangevallen uitspraak, voor zover de rechtbank daarbij heeft overwogen dat het college in redelijkheid ontheffing heeft kunnen verlenen van het verbod tot bouwen met overschrijding van de maximale bouwhoogte.
2.4. De erven [appellant] voeren aan dat de rechtbank heeft miskend dat het college in het Masterplan Piusplein heeft bepaald dat aan de zijde van de Jan Aartestraat zou worden gestreefd naar een maximale bouwhoogte van 12 m.
2.4.1. Het door de erven [appellant] bedoelde Masterplan Piusplein betreft een voorstel van het college, dat is behandeld in de vergadering van een raadscommissie van 11 juni 2001 en dat niet heeft geleid tot besluitvorming. Anders dan de erven [appellant] aanvoeren, kan het Masterplan Piusplein derhalve niet als beleidsregel in de zin van artikel 1:3, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) worden aangemerkt. De enkele omstandigheid dat het college heeft voorgesteld om te streven naar een maximale bouwhoogte van 12 m aan de zijde van de Jan Aartestraat, betekent voorts niet dat het als vaste gedragslijn hanteert om geen ontheffing te verlenen voor bouwplannen ter plaatse die hoger zijn dan 12 m. De rechtbank heeft, gelet op hoogte van de reeds bestaande bouw ter plaatse, terecht geoordeeld dat het college het belang van zuinig ruimtegebruik heeft mogen laten prevaleren boven de belangen van [appellant]. Tevens wordt in aanmerking genomen dat het bouwplan thans mogelijk wordt gemaakt door het bestemmingsplan "Hoogvenne-Armhoef 2007", dat op 17 juli 2009 in werking is getreden.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond.
2.6. Bij besluit van 19 februari 2009 heeft het college, gevolg gevend aan de aangevallen uitspraak, opnieuw beslist op het door [appellant] en de Vereniging van Eigenaars Appartementengebouw Heuvelstaete gemaakte bezwaar. Dit besluit wordt ingevolge de artikelen 6:18, eerste lid en 6:19, eerste lid, in samenhang met artikel 6:24 van de Awb, geacht eveneens onderwerp te zijn van het geding.
2.7. In de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank overwogen dat het bouwplan niet voldoet aan artikel 2.5.30., vierde lid, van de bouwverordening. Het college heeft bij besluit van 19 februari 2009 daarvan met toepassing van het vijfde lid ontheffing verleend.
2.8. De erven [appellant] en de Vereniging van Eigenaars Appartementengebouw Heuvelstaete betogen dat zij niet op juiste wijze zijn gehoord, aangezien zij zijn gehoord door een commissie waarvan de meerderheid van de leden bij de voorbereiding van het besluit van 29 mei 2007 betrokken is geweest.
2.8.1. Ingevolge artikel 7:5, eerste lid, van de Awb geschiedt het horen, tenzij het horen geschiedt door of mede door het bestuursorgaan zelf dan wel de voorzitter of een lid ervan, door:
a. een persoon die niet bij de voorbereiding van het bestreden besluit betrokken is geweest, of
b. meer dan een persoon van wie de meerderheid, onder wie degene die het horen leidt, niet bij de voorbereiding van het besluit betrokken is geweest.
Ingevolge artikel 7:13, eerste lid, van de Awb is dit artikel van toepassing indien ten behoeve van de beslissing op het bezwaar een adviescommissie is ingesteld:
a. die bestaat uit een voorzitter en ten minste twee leden,
b. waarvan de voorzitter geen deel uitmaakt van en niet werkzaam is onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan en
c. die voldoet aan eventueel bij wettelijk voorschrift gestelde andere eisen.
2.8.2. Blijkens het verslag van de hoorzitting van 10 februari 2009 zijn [appellant] en de Vereniging van Eigenaars Appartementengebouw Heuvelstaete gehoord door de Commissie voor de Bezwaarschriften, bestaande uit mr. S. Beljaars, L. Pols en T. Withoos, bijgestaan door A. van Dijk.
Het betreft hier, anders dan de erven [appellant] en de Vereniging van Eigenaars Appartementengebouw Heuvelstaete stellen niet een adviescommissie als bedoeld in artikel 7:13, eerste lid, van de Awb. Dit artikel is dan ook niet van toepassing.
Gelet op hetgeen ter zake uit de gedingstukken en het verhandelde ter zitting is gebleken, kan de stelling dat een meerderheid van de Commissie voor de bezwaarschriften, door wie [appellant] en de Vereniging van Eigenaars Appartementengebouw Heuvelstaete zijn gehoord, bij de voorbereiding van het besluit van 29 mei 2007 betrokken was niet als juist worden aanvaard. Geen grond bestaat derhalve voor het oordeel dat sprake is van strijd met artikel 7:5, eerste lid, van de Awb.
2.9. De erven [appellant] en de Vereniging van Eigenaars Appartementengebouw Heuvelstaete betogen dat het college niet met toepassing van artikel 2.5.30., vijfde lid, van de bouwverordening ontheffing van het vierde lid van die bepaling kan verlenen, aangezien niet op andere wijze in de nodige laad- en losruimte wordt voorzien. Daartoe voeren zij aan dat het in strijd is met de bedoeling van artikel 2.5.30. van de bouwverordening om in geval van nieuwbouw ontheffing te verlenen voor het laden en lossen in openbaar gebied. Voorts voeren zij daartoe aan dat voor het gebruiken van het trottoir een verkeersbesluit is benodigd.
2.9.1. Ingevolge artikel 2.5.30., vierde lid, van de bouwverordening moet, indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, in voldoende mate zijn voorzien in deze behoefte aan, in of onder dat gebouw, dan wel onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.
Ingevolge het vijfde lid, voor zover thans van belang, kunnen burgemeester en wethouders ontheffing verlenen van het bepaalde in het vierde lid:
a. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
b. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
2.9.2. In het besluit van 19 februari 2009 heeft het college vermeld dat tegenover het bouwplan een laad- en losplek ligt die vanuit de commerciële ruimten goed te gebruiken is zonder daarbij overlast voor het verkeer op de cityring te veroorzaken. Voorts heeft het college in dat besluit vermeld dat in de behoefte aan een grootschaliger laad- en losplek wordt voorzien aan de straatzijde waaraan het bouwplan is voorzien. Ter zitting is namens het college toegelicht dat voetgangers tijdens het laden en lossen op het trottoir hun weg kunnen vervolgen via de galerij onder de eerste bouwlaag van het bouwplan.
Nu op andere wijze in de nodige laad- of losruimte is voorzien, heeft het college met toepassing van artikel 2.5.30., vijfde lid, van de bouwverordening ontheffing kunnen verlenen. Geen grond bestaat voor het oordeel dat het college in geval van nieuwbouw geen gebruik kan maken van zijn bevoegdheid om ontheffing te verlenen voor het laden en lossen in openbaar gebied. De omstandigheid dat voor het gebruik van het trottoir aan die straatzijde een verkeersbesluit dient te worden genomen, met een eigen toetsingskader, staat evenmin aan verlening van de bouwvergunning in de weg.
2.10. Het beroep tegen het besluit van 19 februari 2009 is ongegrond.
2.11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep ongegrond;
II. verklaart het beroep tegen het besluit van 19 februari 2009 ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, voorzitter, en mr. W. van den Brink en mr. A.B.M. Hent, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.W.J. Sloots, ambtenaar van Staat.
w.g. Troostwijk w.g. Sloots
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 november 2009