200903197/1/H1.
Datum uitspraak: 18 november 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van 24 maart 2009 in zaak nr. 08/1180 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Groningen.
Bij besluit van 28 februari 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Groningen (hierna: het college) geweigerd aan [appellant] bouwvergunning te verlenen voor het plaatsen van een duiventil op het perceel [locatie] te Groningen.
Bij besluit van 28 november 2008 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 24 maart 2009, verzonden op 27 maart 2009, heeft de rechtbank Groningen (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 29 april 2009, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting aan de orde gesteld op 28 oktober 2009.
2.1. Bij besluit van 14 juni 2004 heeft het college aan [appellant] bouwvergunning verleend voor het onderhavige bouwplan. Hierna heeft [appellant] de duiventil geplaatst.
Bij besluit van 29 augustus 2005 heeft het college het door omwonenden tegen het besluit van 14 juni 2004 gemaakte bezwaar gegrond verklaard, geweigerd vrijstelling voor het bouwplan te verlenen en alsnog de bouwvergunning geweigerd.
Bij uitspraak van 26 juni 2007 heeft de rechtbank het door [appellant] tegen het besluit van 29 augustus 2005 ingediende beroep ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 1 oktober 2007 in zaak nr. 200705489/2 heeft de Afdeling na vereenvoudigde behandeling het daartegen door [appellant] ingestelde hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 15 november 2007 in zaak nr. 200705489/3 heeft de Afdeling het daartegen door [appellant] gedane verzet ongegrond verklaard.
2.2. Ingevolge artikel 4:6, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) is, indien na een geheel of gedeeltelijk afwijzende beschikking een nieuwe aanvraag wordt gedaan, de aanvrager gehouden nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden te vermelden.
Ingevolge het tweede lid kan, wanneer geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden worden vermeld, het bestuursorgaan zonder toepassing te geven aan artikel 4:5 de aanvraag afwijzen onder verwijzing naar zijn eerdere afwijzende beschikking.
2.3. Het college heeft de afwijzing van de bouwaanvraag in het besluit op bezwaar gehandhaafd onder verwijzing naar de in 2.1 vermelde procedure, waarin een eerdere aanvraag van [appellant] voor de bouw van een duiventil door het college is geweigerd. De rechtbank heeft geoordeeld dat in dit geval sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 4:6, tweede lid, van de Awb.
2.4. [appellant] betoogt dat de rechtbank, door te overwegen dat geen sprake is van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden als bedoeld in artikel 4:6 van de Awb, zodat het college niet terug hoefde te komen op zijn in rechte onaantastbaar besluit van 29 augustus 2005, heeft miskend dat er op grote schaal duivenhokken en andere bouwwerken zijn geplaatst in zijn woonomgeving die zich op vergelijkbare wijze als de door hem gewenste duiventil op zichtassen bevinden.
2.4.1. In de uitspraak van 26 juni 2007 heeft de rechtbank geoordeeld dat geen sprake is van gelijke gevallen, zodat van schending van het gelijkheidsbeginsel geen sprake is. Na de genoemde uitspraken van de Afdeling staat dit oordeel van de rechtbank in rechte vast.
In zijn bezwaarschrift van 8 augustus 2008, gericht tegen het besluit van 28 februari 2008, heeft [appellant] een lijst, voorzien van foto's, overgelegd van 30 adressen die zich in de directe omgeving van zijn woning bevinden en waar volgens hem bouwwerken zijn opgericht op zichtassen. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat [appellant] niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij de lijst met foto's, waarbij hij de leeftijd van de bouwsels heeft vermeld, niet in het vorige geding heeft kunnen inbrengen. De rechtbank is dan ook terecht tot het oordeel gekomen dat geen sprake is van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden als bedoeld in artikel 4:6 van de Awb.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. W. van den Brink, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. T. van Goeverden-Clarenbeek, ambtenaar van Staat.
w.g. Van den Brink w.g. Van Goeverden-Clarenbeek
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 november 2009