ECLI:NL:RVS:2009:BK3665

Raad van State

Datum uitspraak
18 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200902089/1/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Handhaving van bestuursdwang door college van burgemeester en wethouders van Deurne met betrekking tot opslag van materialen op perceel

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Hertogenbosch, die op 12 februari 2009 het beroep van [appellant] ongegrond verklaarde. Het college van burgemeester en wethouders van Deurne had op 26 maart 2008 bestuursdwang gelast, waarbij [appellant] werd opgedragen de opslag van diverse materialen op zijn perceel te staken en het perceel op te schonen voor 1 mei 2008. Het college verklaarde het bezwaar van [appellant] tegen dit besluit op 12 november 2008 ongegrond.

De Raad van State oordeelt dat het college bevoegd was om handhavend op te treden. [appellant] betoogde dat het college niet had aangetoond dat er sprake was van strijdig gebruik van het perceel, maar de Raad van State oordeelde dat de voorzieningenrechter terecht had overwogen dat het college voldoende bewijs had geleverd, onder andere door middel van foto's die na de controle op 19 maart 2008 waren gemaakt.

De Raad van State bevestigt de uitspraak van de voorzieningenrechter en oordeelt dat [appellant] niet aannemelijk heeft gemaakt dat de materialen op het perceel in overeenstemming waren met de bestemmingsplannen. De rechtbank had terecht geoordeeld dat het college bevoegd was om handhavend op te treden tegen de opslag van materialen en machines op het perceel. Het hoger beroep van [appellant] wordt ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd.

Uitspraak

200902089/1/H1.
Datum uitspraak: 18 november 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats], gemeente Deurne,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 12 februari 2009 in zaak nrs. 08/4490 en 09/14 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Deurne.
1. Procesverloop
Bij besluit van 26 maart 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Deurne (hierna: het college), voor zover thans van belang, [appellant] onder aanzegging van bestuursdwang gelast de opslag van diverse materialen op het perceel [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel), voor 1 mei 2008 te staken en gestaakt te houden, zodanig dat het perceel geheel is opgeschoond.
Bij besluit van 12 november 2008 heeft het college, voor zover thans van belang, het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 12 februari 2009, verzonden op 13 februari 2009, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de voorzieningenrechter) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 25 maart 2009, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 20 mei 2009.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het college heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 oktober 2009, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. R.J.G. Ensink, advocaat te Tilburg, en het college, vertegenwoordigd door mr. C.M.C. de Ridder, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Komplan Helenaveen, eerste herziening" (hierna: het bestemmingsplan) rusten op het perceel de bestemmingen "Buitenlint" en "Agrarische doeleinden A".
Ingevolge artikel 4, eerste lid, van de planvoorschriften is het verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de gegeven bestemmingen.
Ingevolge het tweede lid, aanhef en onder c, van dat artikel wordt tot strijdig gebruik van gronden en bouwwerken in ieder geval gerekend: het gebruik van de grond als opslag-, stort-, of bergplaats, al dan niet ten verkoop, voor onbruikbare of aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen en materialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op het op de bestemming gerichte beheer van de gronden en zulks bovendien geen afgedankte voorwerpen en materialen betreft.
2.2. [appellant] betoogt dat de voorzieningenrechter heeft miskend dat het college niet bevoegd was handhavend op te treden tegen de opslag van materialen en machines op het perceel. Hiertoe voert hij aan dat het college met de bij de controlerapporten van 15 maart 2007 en 19 maart 2008 gevoegde foto's niet heeft aangetoond dat ten tijde van het in bezwaar gehandhaafde besluit van 26 maart 2008 sprake was van strijdig gebruik als bedoeld in artikel 4, eerste lid, gelezen in samenhang met het tweede lid, aanhef en onder c, van de planvoorschriften. In dit verband stelt hij dat die foto's dateren van ruim vóór dit besluit. Bovendien worden de op die foto's zichtbare materialen onder meer aangewend voor het oprichten van een medische ruimte op het perceel en zijn de machines nodig in het kader van agrarische loonwerkzaamheden. Van afgedankte, onbruikbare of aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken materialen en machines is dan ook geen sprake, aldus [appellant].
2.2.1. In het controlerapport van 19 maart 2008 wordt verslag gedaan van een op die datum uitgevoerde controle, alsmede van een op 3 maart 2008 uitgevoerde controle. [appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat de bij dit rapport gevoegde foto's dateren van vóór maart 2008. Verder blijkt, anders dan [appellant] betoogt, uit de aangevallen uitspraak niet dat de voorzieningenrechter haar oordeel over de rechtmatigheid van het in bezwaar gehandhaafde besluit van 26 maart 2008 uitsluitend op het controlerapport van 19 maart 2008 heeft gebaseerd, doch mede op de door het college ter zitting overgelegde foto's van 13 augustus 2008. Mede gelet op deze foto's, betoogt [appellant] tevergeefs dat het college niet heeft aangetoond dat ten tijde van het in bezwaar gehandhaafde besluit van 26 maart 2008 sprake was van strijdig gebruik als bedoeld in artikel 4, eerste lid, gelezen in samenhang met het tweede lid, aanhef en onder c, van de planvoorschriften. In hetgeen door [appellant] voor het overige is aangevoerd, wordt geen grond gevonden voor een ander oordeel. Hij heeft niet aannemelijk gemaakt dat de stenen die, naar niet is weersproken, sinds 2005 op het perceel liggen, werden aangewend voor de bouw van een medische ruimte. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat de bouwvergunning voor deze ruimte in februari 2007 is verleend. Uit het verhandelde ter zitting is bovendien gebleken dat [appellant] op het perceel slechts hobbymatig groenten en fruit kweekt, en dat in de weide op het perceel enkele schapen grazen. Derhalve heeft hij niet aannemelijk gemaakt dat de machines, de hekwerken, de rubberen slangen, de golfplaten, het zeil en de kratten op het perceel worden gebruikt ten behoeve van een agrarisch bedrijf. Voorts heeft [appellant] ter zitting erkend dat de houten pallets in strijd met de planvoorschriften van de planvoorschriften op het perceel aanwezig waren. Het enkele feit dat ter plaatse van het perceel sprake is van leemgrond, is verder onvoldoende voor het oordeel dat een andere wijze van opslag niet mogelijk zou zijn geweest.
Gelet op het vorenstaande, heeft de rechtbank terecht overwogen dat het college bevoegd is handhavend op te treden tegen de opslag van materialen en machines op het perceel.
Het betoog faalt.
2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P.A. Offers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van Driel, ambtenaar van Staat.
w.g. Offers w.g. Van Driel
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 november 2009
414-593.