200901380/1/H1.
Datum uitspraak: 25 november 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellanten], beiden wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 16 januari 2009 in zaak nr. 07/5695 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Vlist.
Bij besluit van 22 december 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Vlist (hierna: het college) aan Allure Bouw B.V. (hierna: Allure Bouw) vrijstelling en bouwvergunning eerste fase verleend voor het oprichten van twee geschakelde woningen en zes appartementen met bijbehorende bergingen op het perceel Bovenkerkseweg 62 te Stolwijk (hierna: het perceel).
Bij besluit van 19 juni 2007 heeft het college het door [appellanten] daartegen gemaakte bezwaar, onder aanvulling van de motivering van het besluit van 22 december 2006, ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 16 januari 2009, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank 's-Gravenhage (hierna: de rechtbank), voor zover thans van belang, het door [appellanten] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellanten] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 24 februari 2009, hoger beroep ingesteld.
Allure Bouw heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 oktober 2009, waar [appellanten], bijgestaan door ir. H.J. Neeft, en het college, vertegenwoordigd door mr. B. Zevenhuizen, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting Allure Bouw, vertegenwoordigd door mr. C.J.R. van Binsbergen, advocaat te Alphen aan den Rijn, als belanghebbende gehoord.
2.1. Op grond van het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Bovenkerk" (hierna: het bestemmingsplan) rusten op het perceel de bestemmingen "Woondoeleinden (W4,5(t))" en "Tuinen (T)".
Ingevolge artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, van de planvoorschriften (beschrijving in hoofdlijnen), voor zover thans van belang, is de ruimtelijke hoofdstructuur gebaseerd op het behouden van het huidige karakter van de lintbebouwing langs de Bovenkerkseweg.
Ingevolge het derde lid dienen binnen het plangebied gebieden met een eigen identiteit en verscheidenheid in ruimtelijke opbouw gerealiseerd te worden (stedenbouwkundige eenheden) waarbinnen stedenbouwkundige accenten mogen worden aangebracht in de vorm van differentiatie in bouwvorm, bouwmassa en bouwhoogte. Met name op hoeken is stapeling van woningen tot maximaal drie bouwlagen mogelijk.
Ingevolge artikel 11, eerste lid, voor zover thans van belang, zijn de gronden op de kaart aangewezen voor Woondoeleinden (W) ter plaatse van de gronden zonder subbestemming bestemd voor het wonen, tuinen en erven, een en ander overeenkomstig de beschrijving in hoofdlijnen.
Ingevolge het derde lid, onder a, mogen op de gronden met de nadere aanwijzing (t) de woningen uitsluitend vrijstaand of twee-aaneen worden gebouwd.
Ingevolge het derde lid, onder e, moet over een lengte van ten minste 3 m de voorgevel van een hoofdgebouw zodanig worden gebouwd dat de afstand van de voorgevel tot de lijn met de aanduiding "variabele rooilijn" niet meer dan 3 m bedraagt.
Ingevolge het derde lid, onder m, voor zover thans van belang, mag de goothoogte van hoofdgebouwen ten hoogste 4,5 m bedragen.
Ingevolge het vierde lid, voor zover thans van belang, zijn burgemeester en wethouders - met inachtneming van de beschrijving in hoofdlijnen - bevoegd vrijstelling te verlenen van het derde lid, onder a, teneinde stapeling van woningen tot maximaal drie bouwlagen mogelijk te maken.
Ingevolge artikel 13, eerste lid, zijn de gronden op de kaart aangewezen voor Tuinen (T) bestemd voor tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.
2.2. Het bouwplan is in strijd met het bestemmingsplan. Teneinde het bouwplan mogelijk te maken heeft het college met toepassing van artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO) vrijstelling verleend.
2.3. Ingevolge artikel 19, tweede lid, van de WRO kunnen burgemeester en wethouders vrijstelling verlenen van het bestemmingsplan in door gedeputeerde staten, in overeenstemming met de inspecteur, aangegeven categorieën van gevallen. Gedeputeerde staten kunnen daarbij tevens bepalen onder welke omstandigheden vooraf een verklaring van gedeputeerde staten dat zij tegen het verlenen van vrijstelling geen bezwaar hebben, is vereist. Het bepaalde in het eerste lid met betrekking tot een goede ruimtelijke onderbouwing is van overeenkomstige toepassing.
Ingevolge het eerste lid, voor zover thans van belang, wordt onder een goede ruimtelijke onderbouwing bij voorkeur een gemeentelijk of intergemeentelijk structuurplan verstaan. Indien er geen structuurplan is of wordt opgesteld, wordt bij de ruimtelijke onderbouwing in elk geval ingegaan op de relatie met het geldende bestemmingsplan, dan wel wordt er gemotiveerd waarom het te realiseren project past binnen de toekomstige bestemming van het betreffende gebied.
2.4. [appellanten] betogen dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de inbreuk van het bouwplan op het bestaande planologische regime niet gering is te achten en dat, gelet hierop, het bouwplan niet is voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing.
2.4.1. Anders dan de rechtbank, is de Afdeling van oordeel dat niet buiten twijfel staat dat het bouwplan een geringe inbreuk maakt op het geldende planologische regime. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat het in het bouwplan voorziene appartementencomplex teruggelegen is ten opzichte van de Bovenkerkseweg en georiënteerd is op het Kerspelpad, zodat grond bestaat voor het oordeel dat het bouwplan afbreuk doet aan de ruimtelijke hoofdstructuur, die ingevolge artikel 10, derde lid, van de planvoorschriften is gebaseerd op het behouden van het huidige karakter van de lintbebouwing langs de Bovenkerkseweg. Dit neemt echter niet weg dat geen grond bestaat voor het oordeel dat het bouwplan niet is voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing. Anders dan [appellanten] betogen, bestaat de ruimtelijke onderbouwing van het bouwplan niet uit de Beeldanalyse Vlist. Zoals het college ter zitting heeft toegelicht, heeft de Beeldanalyse Vlist, die strekte ter voorbereiding van de Welstandsnota gemeente Vlist, bij de ruimtelijke onderbouwing van het bouwplan geen rol van betekenis gespeeld. De ruimtelijke onderbouwing van het bouwplan bestaat uit het ontwerpbestemmingsplan "Bovenkerk, tweede partiële herziening". Hierin is aangegeven hoe het bouwplan zich verhoudt tot het geldende bestemmingsplan. Voorts is uiteengezet dat het bouwplan past binnen het ruimtelijk beleid van de provincie. Het perceel is gelegen binnen de rode contouren van het Streekplan Zuid-Holland Oost (2003) waarbinnen intensivering van bebouwing en bebouwingsverdichting is toegestaan. Verder is uiteengezet dat het bouwplan past binnen het gemeentelijke beleid. Gelet hierop bestaat geen grond voor het oordeel dat het bouwplan niet is voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing. De rechtbank is terecht tot dezelfde conclusie gekomen.
2.5. [appellanten] betogen voorts dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het college niet in redelijkheid vrijstelling heeft kunnen verlenen van het bestemmingsplan. Daartoe voeren zij aan dat het bouwplan zal leiden tot een ernstige aantasting van hun privacy, nu vanuit vier van de zes in het bouwplan voorziene appartementen direct uitzicht bestaat op hun tuinen.
2.5.1. Het verlenen van vrijstelling is een discretionaire bevoegdheid van het college, waarbij door de rechter slechts beoordeeld kan worden of het college bij een afweging van alle betrokken belangen in redelijkheid heeft kunnen besluiten van die bevoegdheid al dan niet gebruik te maken.
Zoals de rechtbank met juistheid heeft overwogen, bestaat geen grond voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de aantasting van de privacy van [appellanten] niet aan het verlenen van vrijstelling in de weg staat, nu de bestaande planologische mogelijkheden ook tot aantasting van hun privacy kunnen leiden.
2.6. [appellanten] betogen ten slotte dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het college zich niet op grond van het advies van Stichting Dorp, Stad en Land (hierna: de welstandscommissie) van 22 augustus 2008 op het standpunt heeft kunnen stellen dat het bouwplan niet in strijd is met redelijke eisen van welstand. Daartoe voeren zij aan dat dit advies onzorgvuldig tot stand is gekomen en dat uit dit advies kan worden afgeleid dat de welstandscommissie liever niet akkoord was gegaan met het bouwplan.
2.6.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 6 mei 2009 in zaak nr.
200804977/1) mag het college, hoewel het niet aan een welstandsadvies is gebonden en de verantwoordelijkheid voor welstandstoetsing bij hem berust, aan het advies in beginsel doorslaggevende betekenis toekennen. Tenzij het advies naar inhoud of wijze van totstandkoming zodanige gebreken vertoont dat het college dit niet - of niet zonder meer - aan zijn oordeel omtrent de welstand ten grondslag heeft mogen leggen, behoeft het overnemen van een welstandsadvies in beginsel geen nadere toelichting. Dit is anders indien de aanvrager of een derde-belanghebbende een advies overlegt van een andere deskundig te achten persoon of instantie dan wel gemotiveerd aanvoert dat het welstandsadvies in strijd is met de volgens de welstandsnota geldende criteria. Ook laatstgenoemde omstandigheid kan aanleiding geven tot het oordeel dat het besluit van het college in strijd is met artikel 44, eerste lid, aanhef en onder d, van de Woningwet of niet berust op een deugdelijke motivering. Dit neemt echter niet weg dat een welstandsnota criteria kan bevatten die zich naar hun aard beter lenen voor beoordeling door een deskundige dan voor beoordeling door een aanvrager of derde-belanghebbende.
Aan het besluit op bezwaar heeft het college het advies van de welstandscommissie van 22 augustus 2006 ten grondslag gelegd. Dat in dit advies is vermeld "node akkoord", doet er niet aan af dat dit advies positief is. [appellanten] hebben geen advies van een ander deskundig te achten persoon of instantie overgelegd. Er bestaat geen grond voor het oordeel dat dit advies naar inhoud en wijze van totstandkoming zodanige gebreken vertoont dat het college dit advies niet - of niet zonder meer - aan zijn oordeel omtrent de welstand ten grondslag heeft mogen leggen. Nu [appellanten] voorts niet gemotiveerd hebben aangevoerd dat dit advies in strijd is met de volgens de gemeentelijke welstandsnota geldende criteria, heeft het college het advies van 22 augustus 2006 aan zijn oordeel omtrent de welstand ten grondslag mogen leggen.
2.7. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. W. van den Brink, voorzitter, en mr. R. van der Spoel en mr. A.B.M. Hent, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Graaff-Haasnoot, ambtenaar van Staat.
w.g. Van den Brink w.g. Graaff-Haasnoot
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 november 2009