200805667/1/R1.
Datum uitspraak: 25 november 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de vereniging Natuur- en Milieuvereniging Teteringen, gevestigd te Teteringen, gemeente Breda,
appellante,
het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
verweerder.
Bij besluit van 27 mei 2008, nummer 1340457, heeft het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Breda (hierna: de raad) bij besluit van 18 oktober 2007 vastgestelde bestemmingsplan "Waterdonken-Waterakkers" (hierna: het plan).
Tegen dit besluit heeft de vereniging Natuur- en Milieuvereniging Teteringen (hierna: de vereniging) bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 23 juli 2008, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 20 augustus 2008.
De raad heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft desverzocht een deskundigenbericht uitgebracht.
De vereniging heeft haar zienswijze daarop naar voren gebracht.
De vereniging heeft nadere stukken ingediend. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 oktober 2009, waar de vereniging, vertegenwoordigd door ir. A.J. Struijk, en het college, vertegenwoordigd door B.C. Coolen, ambtenaar in dienst van de provincie, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting de raad, vertegenwoordigd door mr. J.A.M. van der Velden, advocaat te Breda, J.A. de Bokx, J. Lange en C. Prins, allen ambtenaar in dienst van de gemeente, als partij gehoord.
2.1. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, gelezen in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht, rust op het college de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te onderzoeken of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient het rekening te houden met de aan de raad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft het college erop toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
2.2. Bij uitspraak van 9 juni 2004 in de zaken nrs.
200303896/1, 200303897/1 en 200303898/1, heeft de Afdeling de besluiten van het college van 22 april 2003 tot goedkeuring van de bestemmingsplannen "Om de Haenen", "Nieuwe Dorpsrand en Waterakkers" en "De Woonakker" vernietigd en zelfvoorziend goedkeuring onthouden aan deze plannen.
Ten behoeve van de nieuwe bestemmingsplannen "Om de Haenen", "Meulenspie-Valkenstraat", "Bouverijen-Woonakker" en "Waterdonken-Waterakkers" is in opdracht van het gemeentebestuur een milieueffectrapport (hierna: MER) opgesteld en is onderzoek verricht naar het verkeerssysteem in het algemeen, de mogelijke ontsluitingen van de plangebieden en de gevolgen daarvan.
2.2.1. Het plan voorziet in de bouw van ongeveer 600 woningen in het gebied Waterdonken en maakt onderdeel uit van de zogeheten VINEX-locatie Breda Noordoost - Teteringen. Voorts voorziet het plan in een actualisatie van de planologische regeling voor het bestaande bedrijventerrein en een uitbreiding daarvan alsmede in het realiseren van de zogenoemde waterakkers.
Het plan is gelijktijdig met de bestemmingsplannen "Meulenspie-Valkenstraat"en "Bouverijen-Woonakker" vastgesteld. Het nieuwe bestemmingsplan "Om de Haenen" is in rechte onaantastbaar. Er zijn in dat gebied reeds 358 woningen gerealiseerd.
Het college heeft het plan goedgekeurd.
2.3. De vereniging betoogt in beroep dat het college het plan ten onrechte heeft goedgekeurd. In dit verband voert zij aan dat de verkeersafwikkeling zowel lokaal via de Oosterhoutseweg als regionaal via de A27 niet afdoende in het plan is geregeld, dat de bijdrage van het extra verkeer gevolgen zal hebben voor de luchtkwaliteit in Teteringen en dat de waterhuishouding niet voldoet aan de eisen die de flora in het natuurgebied Lage Vucht stelt. Voorts heeft zij bezwaren tegen de voorziene hoogbouw in het gebied Waterdonken.
2.4. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat het plan niet zal leiden tot een onaanvaardbare verkeerssituatie en dat blijkens onderzoek naar de gevolgen voor de luchtkwaliteit wordt voldaan aan de grenswaarden van het Besluit luchtkwaliteit 2005. Voorts stelt het college dat onderzoek is gedaan naar het nieuwe watersysteem en dat dit systeem in samenwerking met het waterschap Brabantse Delta en Staatsbosbeheer is ontwikkeld. Ook de invloed van de bebouwing in het gebied Waterdonken is onderzocht in het kader van het MER. Daarin wordt volgens het college geconcludeerd dat de invloed van deze woningbouw gering is.
2.5. Met betrekking tot de door de vereniging gevreesde lokale verkeersproblematiek in de vorm van congestie op de Oosterhoutseweg, overweegt de Afdeling dat de ontsluiting van de voorziene woonwijk Waterdonken, anders dan de voorziene woonwijken Bouverijen en Woonakker, niet is voorzien op de Oosterhoutseweg. De ontsluiting van de woonwijk Waterdonken zal plaatsvinden over de Kapittelweg. De vereniging heeft niet aangevoerd dat de verkeersafwikkeling van het gebied Waterdonken over de Kapittelweg niet adequaat zal verlopen. In het gebied Waterakkers is geen nieuwe woningbouw voorzien. Nu de ontsluiting van de gebieden Waterdonken en Waterakkers niet is voorzien op de Oosterhoutseweg kan reeds daarom het betoog van de vereniging dat de voorziene woningbouw in het plan zal leiden tot congestie op de Oosterhoutseweg niet slagen.
De Afdeling overweegt dat de beroepsgronden die de vereniging naar voren brengt met betrekking tot de regionale verkeersafwikkeling overeenkomen met de beroepsgronden met betrekking tot dit onderwerp die door A.J. Struijk, [persoon A] en [persoon B] naar voren zijn gebracht in het kader van het beroep tegen het besluit tot goedkeuring van het bestemmingsplan "Bouverijen-Woonakker". Hieromtrent overweegt de Afdeling dat bij uitspraak van heden inzake de beroepen tegen de goedkeuring van het bestemmingsplan "Bouverijen-Woonakker", zaak nr. <a target="_blank" href="http://200805564/1/R1">200805564/1/R1</a>, over deze beroepsgronden een oordeel is gegeven. Het college en de raad hebben zich volgens deze uitspraak bij hun besluitvorming kunnen baseren op het aan de verkeersonderzoeken en het MER ten grondslag liggende verkeersmodel. Voorts is in genoemde uitspraak geoordeeld dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de realisatie van de in de bestemmingsplannen "Waterdonken-Waterakkers", "Meulenspie-Valkenstraat" en "Bouverijen-Woonakker" voorziene woningbouw niet zal leiden tot een lokaal of regionaal onaanvaardbare verkeerssituatie en daarmee gepaard gaand sluipverkeer.
2.6. Met betrekking tot het aspect luchtkwaliteit voert de vereniging aan dat door onder meer de verkeerstoename op het kruispunt Nieuwe Kadijk-Kapittelweg sprake zal zijn van extra luchtverontreiniging in Teteringen. Volgens de vereniging ontbreekt een getalsmatige onderbouwing van deze effecten en de effecten van de overige voorziene woningbouw van de VINEX-locatie op de luchtkwaliteit in Teteringen.
2.6.1. In het kader van het MER is door de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid KEMA Nederland B.V. onderzoek gedaan naar de gevolgen van de voorziene woningbouw van de VINEX-locatie Breda Noordoost-Teteringen op de luchtkwaliteit in Teteringen. De uitkomsten van dit onderzoek zijn neergelegd in het rapport "Luchtkwaliteit Teteringen" van 2 mei 2006. De conclusies in dit rapport luiden dat ten gevolge van de voorziene woningbouw in de bestemmingsplannen "Om de Haenen", "Meulenspie-Valkenstraat", "Bouverijen-Woonakker" en onderhavig plan de grenswaarden van het Besluit luchtkwaliteit 2005 niet zullen worden overschreden. Gelet hierop is, anders dan de vereniging betoogt, in het onderzoek naar de gevolgen voor de luchtkwaliteit rekening gehouden met het realiseren van de gehele VINEX-locatie. Voorts zijn de conclusies in dit rapport onderbouwd met berekeningen, zodat het betoog van de vereniging dat een getalsmatige onderbouwing ontbreekt feitelijke grondslag mist. Nu de vereniging het luchtkwaliteitsrapport niet inhoudelijk heeft bestreden, heeft het college zich terecht op het standpunt gesteld dat aan de grenswaarden van het Besluit luchtkwaliteit 2005 wordt voldaan.
2.7. Voorts betoogt de vereniging dat de voorziene hoogbouw in het gebied Waterdonken afbreuk doet aan het karakter van het landschap en te dicht langs het beheersgebied van de Vuchtpolder zal worden gebouwd. Er wordt ten onrechte geen groene overgangsstrook aangehouden, waardoor sprake zal zijn van verstoring van vogels.
2.7.1. In het noordwestelijke deel van het plangebied zijn drie woongebouwen voorzien. Aan deze plandelen is de bestemming "Woongebied" met de aanduidingen "wgs" en "maximale bouwhoogte 24" toegekend.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a, van de planvoorschriften, voor zover thans van belang, zijn de op de plankaart voor "Woongebied" aangewezen gronden bestemd voor wonen.
Ingevolge artikel 3, tweede lid, onder 1, sub a, en onder 2, sub b, van de planvoorschriften is het oprichten van woongebouwen alleen toegestaan waar dit op de plankaart nader is aangeduid als "wgs" en geldt een maximale bouwhoogte van hoofdgebouwen zoals op de plankaart is aangegeven.
2.7.2. Ten noorden van het plangebied is de Lage Vuchtpolder gelegen. De Lage Vuchtpolder, die niet als speciale beschermingszone in de zin van de Vogel- of Habitatrichtlijn is aangewezen of aangemeld, vormt volgens hoofdstuk 8 van het MER een onderdeel van een reeks poldergebieden ten noorden van Breda. Het gebied maakt onderdeel uit van de Groene Hoofdstructuur als bedoeld in het streekplan "Brabant in balans" en ontleent zijn waarde vooral aan het voorkomen van bijzondere broedvogels. Met betrekking tot het realiseren van de wijk Waterdonken wordt geconcludeerd dat de invloed van deze wijk als gering wordt ingeschat, ook al betreft het een open gebied waar licht en geluid verder reiken. Dit komt volgens het MER doordat er in het gebied al hoogbouw staat behorend tot de wijk de Hoge Vucht. De Hoge Vucht schermt een deel van de invloed vanuit Waterdonken af en zorgt daarnaast zelf voor een hogere belasting. De extra belasting vanuit Waterdonken is daardoor relatief gering en zal geen effect hebben op kwetsbare soorten omdat deze het gebied ook al in de referentiesituatie zullen mijden. Het effect is daarom in het MER als marginaal negatief beoordeeld.
2.7.3. Tussen de voorziene woongebouwen, die een maximale bouwhoogte zullen kennen van 24 meter, en het gebied de Lage Vuchtpolder, ligt onder meer het plandeel met de bestemming "Groenvoorzieningen". Ingevolge artikel 9, eerste lid, van de planvoorschriften zijn deze gronden bestemd voor groenvoorzieningen, bermen en beplanting, paden, speel-, zit- en schuilvoorzieningen, waterlopen en waterpartijen, met daaraan ondergeschikt verhardingen indien dit noodzakelijk is voor de ontsluiting van woningen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Gelet hierop is, anders dan de vereniging betoogt, wel voorzien in een groene overgangsstrook tussen de voorziene woongebouwen en de Lage Vuchtpolder. Voorts is tussen de voorziene woongebouwen en de Lage Vuchtpolder voorzien in een waterloop en is ook de Zwarte Dijk daar nog tussen gelegen. Nu de vereniging haar betoog dat de voorziene woongebouwen zullen leiden tot een verstoring van vogels in het gebied niet nader heeft onderbouwd, heeft het college zich, gelet op de conclusie uit het MER, in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de invloed van de voorziene woongebouwen voldoende is onderzocht en dat hierin geen aanleiding is gevonden om een significante verstoring van vogels aan te nemen.
2.7.4. De raad heeft in de beantwoording van de zienswijze van de vereniging aangegeven op welke wijze rekening is gehouden met de aanwezige cultuurhistorie. In de eerste plaats is een afstand van minimaal 22,5 meter aangehouden tussen de voorziene woongebouwen en de Zwarte Dijk door middel van voornoemde groenstrook en waterloop. Voorts is gekozen voor drie losse woongebouwen, zodat wandvorming naar de polder wordt voorkomen.
Niet ontkend kan worden dat de openheid van het gebied, dat thans een hoofdzakelijk agrarisch gebruik kent, zal worden beïnvloed door de voorziene woongebouwen. Nu echter op voornoemde wijze rekening wordt gehouden met het landschap en het gebied Waterdonken is gelegen tussen enerzijds de westzijde de stad Breda en anderzijds de oostzijde de voorziene woonwijk Bouverijen, heeft het college zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het landschap niet zodanig zal worden beïnvloed dat daaraan doorslaggevende betekenis moet worden toegekend.
2.8. De vereniging betoogt voorts dat de waterhuishouding in de Lage Vuchtpolder ten gevolge van het plan zal worden aangetast. In dit verband voert zij aan dat het water in de nazuiveringsberging van het gebied Waterakkers niet voldoet aan de eisen die de beoogde flora daaraan stelt. Er bestaat volgens de vereniging een discrepantie tussen het streefbeeld van het waterschap Brabantse Delta en het raadsvoorstel inzake de nutriënten. Voorts betoogt zij dat het rapport van Witteveen + Bos onzekerheden bevat, dat ten onrechte niet de gehele omgeving van Teteringen is onderzocht en dat ten onrechte niet wordt gemotiveerd waarom wordt afgeweken van het oorspronkelijke idee van Ingenieursbureau Tauw.
2.8.1. De raad heeft zich bij de beantwoording van de zienswijze van de vereniging op het standpunt gesteld dat samen met het waterschap Brabantse Delta en Staatsbosbeheer een nieuw watersysteem is uitgedacht dat zowel in kwalitatief als kwantitatief opzicht voorziet in de bestrijding van de verdroging in de Lage Vuchtpolder en de daar aanwezige reservaatsgebieden. Dit watersysteem biedt een betere kwaliteit water dan het vervuilde water uit de rivier de Mark waaruit thans water wordt aangevoerd in de Lage Vuchtpolder. Staatsbosbeheer heeft voor een aantal stoffen streefwaarden opgegeven om de beoogde natuurdoelen te kunnen ontwikkelen. Volgens de raad voldoet de waterkwaliteit van de naberging aan de streefwaarden die Staatsbosbeheer stelt.
2.8.2. Aan het gebied Waterakkers is grotendeels de bestemming "Water" toegekend.
Ingevolge artikel 7, eerste lid, van de planvoorschriften zijn de op de plankaart voor "Water" aangewezen gronden bestemd voor waterberging, waterhuishouding, waterlopen, groenvoorzieningen, met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde waaronder bruggen, dammen en/of duikers.
In de plantoelichting staat dat het gebied Waterakkers een grote waterbuffer annex zuiveringsmoeras is waarin afstromend hemelwater wordt opgevangen, voorgezuiverd en vertraagd afgevoerd naar het natuurgebied in de Lage Vuchtpolder. In Waterakkers kan het hemelwater van Teteringen, inclusief de uitbreidingen, geborgen worden voor zover dat niet ter plaatse van de plandelen zelf kan worden geborgen. Ook kan er water vanuit de stadsdelen zuidelijk van de Nieuwe Kadijk worden afgevoerd naar en geborgen in Waterakkers. Eventueel overtollig water, dat niet naar het natuurgebied kan worden afgevoerd, kan via de waterloop langs de Zwarte Dijk afgevoerd worden naar het Gallooische Gat. Tevens is het mogelijk om overtollig water via de Hoge Vucht af te voeren naar de Mark. Bij een tekort aan water in Waterdonken en de Hoge Vucht is het mogelijk om water vanuit de voorberging naar deze gebieden te laten stromen.
Gelet op hetgeen hieromtrent in de plantoelichting en hoofdstuk 7 van het MER is opgenomen, is, anders dan de vereniging betoogt, niet slechts de waterhuishouding van het plangebied onderzocht, maar is eveneens gekeken naar de gevolgen voor het omliggende gebied.
2.8.3. Door Witteveen + Bos is onderzoek gedaan naar de gevolgen voor de waterhuishouding ten gevolge van het realiseren van de VINEX-locatie. De resultaten van dit onderzoek zijn neergelegd in het rapport "Nadere uitwerking en definitief ontwerp Waterakkers" van 26 april 2005 (hierna: het rapport van Witteveen + Bos). Dit onderzoek is een voortzetting van een in 2000 door Witteveen + Bos uitgevoerd hydrologisch onderzoek. Het oorspronkelijk idee voor een watermachine van Ingenieursbureau Tauw, waar de vereniging op doelt, voorzag slechts in een horizontaal helofytenfilter. Hierdoor was de waterberging groter in oppervlakte en werden volgens de vereniging de ondergrondse kwelstromen niet beïnvloed. Blijkens de uiteenzetting van de raad ter zitting heeft dit idee van Ingenieursbureau Tauw ten grondslag gelegen aan de door Witteveen + Bos ontworpen watermachine.
2.8.4. In het op dit punt onbetwiste deskundigenbericht wordt een overzicht gegeven van het in het plan voorziene waterzuiveringssysteem.
Het voorgestelde waterzuiveringssysteem wordt opgedeeld in een voorberging, een verticaal en horizontaal filter en een naberging.
In de voorberging wordt het water afkomstig van de verschillende wijken opgevangen. Deze voorberging is bedoeld om het totaal aan water gelijkmatig naar de filters te laten stromen. Tevens vindt in de voorberging de eerste zuivering plaats.
Vanuit de voorberging stroomt het water naar een verticaal helofytenfilter en daarna naar een horizontaal helofytenfilter. Deze helofytenfilters zijn bedoeld om het water door middel van moerasplanten en bacteriën in de bodem te zuiveren. Het regenwater wordt derhalve op een natuurlijke wijze, zonder gebruik te maken van chemicaliën, gezuiverd. Helofytenfilters zijn met name geschikt voor het verwijderen van fosfaat en stikstof uit (afval)water.
Na de filters stroomt het water in een naberging. Met dit gezuiverde water kan het natuurgebied Lage Vucht voorzien worden van schoon inlaatwater om zo verdroging tegen te gaan.
Uit de Integrale gebiedsanalyse Rooskensdonk en Vuchtpolder, opgesteld door Royal Haskoning B.V. in opdracht van het waterschap Brabantse Delta, volgt dat de vegetatie in de Lage Vuchtpolder behoefte heeft aan de invoer van schoon water om de vegetatie in stand te houden. Door de realisatie van Waterakkers wordt de aanvoer van water uit de rivier de Mark in de droge zomerperiodes grotendeels overbodig. Het water in de Mark is onder meer door bemesting in dat gebied zeer voedselrijk en leidt tot aantasting van de vegetatie. Door de inlaat van het schone water uit Waterakkers zal deze aantasting worden tegengegaan en kunnen de gewenste natuurdoelstellingen worden behaald. Voorts zal door het inlaten in het natuurgebied de Lage Vucht het grondwaterpeil in de zomer minder uitzakken, waardoor oxidatie van het veen wordt tegengegaan, aldus het deskundigenbericht.
2.8.5. Voorts staat in het deskundigenbericht dat het voor de beoordeling van de waterkwaliteit van belang is om een onderscheid te maken tussen de in de Vierde Nota Waterhuishouding vastgestelde Maximaal Toelaatbare Risicowaarden (hierna: MTR-waarden), die als harde norm gelden, en de in diezelfde nota genoemde streefwaarden. De Vierde Nota Waterhuishouding is tot stand gekomen uit een samenwerkingsverband tussen de ministeries van Verkeer en Waterstaat, Landbouw, Natuurbeheer en Visserij en Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en de Unie van Waterschappen.
De MTR-waarden in de Vierde Nota Waterhuishouding bedragen 0,15 mg/l voor fosfaat en 2,2 mg/l voor stikstof. De streefwaarden in de Vierde Nota Waterhuishouding bedragen 0,05 mg/l voor fosfaat en 1 mg/l voor stikstof.
Uit het rapport van Witteveen + Bos volgt dat er voor het waterzuiveringssysteem van wordt uitgegaan dat het water in de voorberging voldoet aan de MTR-waarden en dat het water in de naberging, derhalve het water dat geleverd wordt aan het natuurgebied, voldoet aan de streefwaarden.
2.8.6. Voor zover de vereniging betoogt dat de raad is uitgegaan van onjuiste streefwaarden, overweegt de Afdeling dat de vereniging hierbij wijst op de concentraties van 0,05 mg/l voor fosfaat en 0,6 mg/l voor stikstof. Dit betreffen echter in het rapport van Witteveen + Bos genoemde verwachte concentraties stikstof en fosfaat in de naberging, na het filteren van het water. De raad heeft deze concentraties derhalve niet als streefwaarden gehanteerd. Het betoog faalt derhalve. Voorts wijst de Afdeling erop dat de in het raadsvoorstel genoemde streefwaarden afkomstig zijn van Staatsbosbeheer. Deze streefwaarden wijken enigszins af van de in de Vierde Nota Waterhuishouding genoemde streefwaarden, omdat deze streefwaarden van Staatsbosbeheer volgens het deskundigenbericht zijn vastgesteld met het oog op het behouden dan wel terugwinnen van een bepaald type natuur in dat gebied.
2.8.7. Voorts heeft de vereniging ook aangevoerd dat ten onrechte de concentratie sulfaat niet in het raadsvoorstel wordt genoemd. Hieromtrent overweegt de Afdeling als volgt. In het deskundigenbericht staat dat de concentratie sulfaat reeds is onderzocht in het rapport van Ingenieursbureau Tauw "Oppervlakte waterzuivering Lage Vuchtpolder" van 23 september 1999. Daaruit komt naar voren dat aan de MTR-waarde wordt voldaan. Nu voorts sulfaat in dit gebied geen probleem vormt bij het ontwikkelen van de gewenste natuurdoelen, heeft het college daarin geen aanleiding hoeven te zien aan het plan in zoverre goedkeuring te onthouden.
2.8.8. Nu uit het rapport van Witteveen + Bos volgt dat zowel aan de MTR-waarden als aan de streefwaarden van de Vierde Nota Waterhuishouding kan worden voldaan, welke conclusies in het deskundigenbericht worden onderschreven, heeft het college zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de waterhuishouding in voldoende mate bij de besluitvorming is betrokken en dat de watertoevoer naar het natuurgebied de Lage Vucht is verzekerd en zal worden verbeterd. In hetgeen de vereniging heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de gekozen methode ontoereikend is.
2.8.9. Evenmin kan het betoog dat de vereniging ten onrechte geen kennis heeft kunnen nemen van het rapport van Ingenieursbureau Tauw, wat daar verder ook van zij, slagen. Nu immers in het plan niet voor het waterbergingssysteem van Tauw is gekozen, betreft het rapport niet een stuk dat redelijkerwijs nodig is voor de beoordeling van het plan als bedoeld in artikel 3:11, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht en behoefde dit reeds daarom niet ter inzage te worden gelegd.
2.9. De conclusie is dat hetgeen de vereniging heeft aangevoerd geen aanleiding geeft voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2.10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, voorzitter, en mr. J.G.C. Wiebenga en mr. G.N. Roes, leden, in tegenwoordigheid van mr. Z. Huszar, ambtenaar van Staat.
w.g. Bartel w.g. Huszar
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 november 2009