200903647/1/H3.
Datum uitspraak: 25 november 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 15 april 2009 in zaak nr. 08/2060 in het geding tussen:
de stichting Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen.
Bij besluit van 2 juni 2008 heeft de stichting Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (hierna: het CBR) geweigerd ten behoeve van [appellant] een verklaring van geschiktheid te registreren.
Bij besluit van 10 oktober 2008 heeft het CBR het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 15 april 2009, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Zwolle-Lelystad (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 19 mei 2009, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 17 juni 2009.
Het CBR heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting aan de orde gesteld op 4 november 2009, waar geen van de partijen is verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 97, eerste lid, van het Reglement rijbewijzen worden verklaringen van geschiktheid op aanvraag en tegen betaling van het daarvoor vastgestelde tarief door het CBR in het rijbewijzenregister geregistreerd ten behoeve van eenieder die voldoet aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen met betrekking tot de lichamelijke en geestelijke geschiktheid tot het besturen van motorrijtuigen. Het CBR doet van deze registratie mededeling aan de aanvrager.
Ingevolge artikel 103, eerste lid, registreert het CBR ten behoeve van de aanvrager een verklaring van geschiktheid in het rijbewijzenregister voor de rijbewijscategorie of rijbewijscategorieën waarop de aanvraag betrekking heeft, indien de aanvrager naar het oordeel van het CBR voldoet aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen ten aanzien van de lichamelijke en geestelijke geschiktheid tot het besturen van motorrijtuigen van de rijbewijscategorie of rijbewijscategorieën waarop de aanvraag betrekking heeft.
Ingevolge artikel 104, eerste lid, kan de aanvrager die een mededeling heeft ontvangen dat geen verklaring van geschiktheid in het rijbewijzenregister wordt geregistreerd, binnen vier weken na ontvangst daarvan het CBR verzoeken een of meer artsen aan te wijzen voor een keuring of herkeuring op zijn eigen kosten.
Ingevolge artikel 2 van de Regeling eisen geschiktheid 2000 (hierna: de Regeling) worden de eisen met betrekking tot de lichamelijke en geestelijke geschiktheid tot het besturen van motorrijtuigen vastgesteld overeenkomstig de bij deze regeling behorende bijlage.
In paragraaf 8.8 van de bijlage is bepaald dat ter zake van misbruik van psychoactieve middelen (zoals alcohol en drugs) een specialistisch rapport vereist is. Personen die misbruik maken van dergelijke middelen zijn zonder meer ongeschikt. Indien zij "aannemelijk of aantoonbaar zijn gestopt met dit misbruik", dient een recidiefvrije periode van een jaar te zijn gepasseerd voordat zij door middel van een herkeuring - op basis van een specialistisch rapport - geschikt kunnen worden geacht. Een strenge opstelling van de keurend arts is aangewezen, gezien de gevaren die het gebruik van deze middelen oplevert voor de verkeersveiligheid.
2.2. Op 29 oktober 2007 is [appellant] gekeurd. De keurend arts concludeerde dat sprake is van alcoholmisbruik. Op 22 april 2008 heeft een herkeuring plaatsgevonden door R.P. Soeters (hierna: Soeters), psychiater. Bij de herkeuring bleken de bloedwaarden sterk verlaagd ten opzichte van de keuring van 29 oktober 2007. De waarde van de gamma-GT was echter nog steeds verhoogd. [appellant] gaf tijdens dit onderzoek te kennen dat hij sinds twee maanden gestopt was met het gebruik van alcohol, maar dat hij daaraan voorafgaand vrijwel elke avond een zestal biertjes en whisky dronk. Soeters concludeerde wederom tot alcoholmisbruik.
Aan het in bezwaar gehandhaafde besluit tot weigering van een Verklaring van geschiktheid heeft het CBR ten grondslag gelegd dat [appellant] niet geschikt is om motorrijtuigen uit de categorieën A, B en E bij B te besturen, omdat uit beide psychiatrische onderzoeken voldoende blijkt dat er sprake is van alcoholmisbruik. Volgens het CBR zijn beide keuringen zorgvuldig en correct uitgevoerd.
2.3. [appellant] betoogt allereerst dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat hij voldoende is voorgelicht over de in paragraaf 8.8 opgenomen recidiefvrije periode van een jaar. Volgens [appellant] is de Regeling niet opgenomen in de brochure op de website van het CBR en wordt daar ook niets opgemerkt over een recidiefvrije periode van een jaar. Ook via het zoekscherm wordt weer verwezen naar de brochure en kan de regeling volgens hem niet worden gevonden. Vanwege de gebrekkige voorlichting dienen zijn kosten voor de herkeuring door het CBR te worden vergoed, aldus [appellant].
2.3.1. Dit betoog faalt, reeds omdat artikel 104 van het Reglement rijbewijzen dwingend bepaalt dat de kosten van een keuring of herkeuring op verzoek van de betrokkene, voor rekening van de aanvrager komen.
2.4. [appellant] betoogt voorts dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat voldoende onderscheid is gemaakt tussen het alcoholmisbruik van vóór 2006 en de periode na het staken van het alcoholmisbruik. Hij voert aan dat de interpretatie van het psychiatrisch onderzoek te wensen overlaat. Het deel van de antwoorden die [appellant] heeft gegeven met betrekking tot zijn drankgebruik dat leidt tot de conclusie alcoholmisbruik, ziet volgens hem op de periode van vóór 2006. In het jaar 2006-2007 was hij slechts een matige drinker. [appellant] stelt dat de verhoogde gamma-GT waarde ook te maken kan hebben met problemen aan de gal en leververvetting. Ook het gebruik van medicatie (seroquel) kan deze waarde verhogen.
2.4.1. Dit betoog faalt. In een geval waarin een psychiater de diagnose alcoholmisbruik in ruime zin heeft gesteld, bestaat slechts aanleiding om de ongeschiktverklaring niet in stand te laten indien de psychiatrische rapportage naar inhoud of wijze van totstandkoming gebreken vertoont, inhoudelijk tegenstrijdig of anderszins niet of niet voldoende concludent is, zodanig dat het CBR zich daarop niet heeft mogen baseren. Deze omstandigheden doen zich hier niet voor. Met de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat in de rapporten van de deskundigen voldoende onderscheid is gemaakt tussen het alcoholmisbruik van [appellant] vóór 2006 en de situatie van [appellant] in de periode 2006-2007. In het rapport van Soeters wordt duidelijk gesteld dat [appellant] pas sinds twee maanden geen alcohol meer gebruikt. Daarnaast blijkt uit het laboratoriumonderzoek dat bij hem een verhoogde gamma-GT waarde is geconstateerd, wat kan duiden op alcoholgebruik. Aan een verhoogde gamma-GT waarde kunnen ook andere oorzaken dan alcoholgebruik ten grondslag liggen, maar uit het onderzoek is niet gebleken van andere mogelijke oorzaken voor de vastgestelde leverfunctiestoornis. [appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat er in zijn geval een andere mogelijke oorzaak voor de verhoogde gamma-GT waarde zou zijn.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. W. Konijnenbelt, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.F.N. Pikart-van den Berg, ambtenaar van Staat.
w.g. Konijnenbelt w.g. Pikart-van den Berg
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 november 2009