ECLI:NL:RVS:2009:BK4315

Raad van State

Datum uitspraak
25 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200901603/1/H2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W. Konijnenbelt
  • A.M. van Meurs-Heuvel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing subsidieaanvraag voor ADL-woningen door College zorgverzekeringen

In deze zaak heeft de stichting Woningstichting Rochdale een aanvraag om subsidie voor het realiseren van ADL-woningen in de gemeente Katwijk ingediend bij het College zorgverzekeringen. Het College heeft deze aanvraag op 28 mei 2008 afgewezen. Rochdale heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het College verklaarde dit bezwaar op 23 januari 2009 ongegrond. Rochdale heeft vervolgens beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij de gronden van het beroep zijn aangevuld. De zaak is behandeld door een enkelvoudige kamer op 21 oktober 2009.

De Raad van State heeft overwogen dat de subsidieaanvraag in strijd was met artikel 2.7.4 van de Regeling subsidies AWBZ, omdat de aanvraag was ingediend nadat met de bouw van de ADL-woningen was begonnen. Dit artikel bepaalt dat er geen subsidie kan worden verstrekt indien met de bouw is begonnen voordat er op de aanvraag is beslist. Rochdale voerde aan dat bijzondere omstandigheden ertoe hebben geleid dat de aanvraag pas na de start van de bouw is ingediend, maar de Raad van State oordeelde dat deze omstandigheden geen grond bieden om van de Regeling af te wijken.

De Raad van State heeft geconcludeerd dat het College de aanvraag op juiste gronden heeft afgewezen en dat het beroep van Rochdale ongegrond is. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en de proceskostenveroordeling werd afgewezen. De uitspraak is openbaar gedaan op 25 november 2009.

Uitspraak

200901603/1/H2.
Datum uitspraak: 25 november 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de stichting Woningstichting Rochdale, gevestigd te Amsterdam,
appellante,
en
het College zorgverzekeringen,
verweerster.
1. Procesverloop
Bij besluit van 28 mei 2008 heeft het College zorgverzekeringen (hierna: het College) de namens de stichting Woningstichting Rochdale (hierna: Rochdale) door [belanghebbende] ingediende aanvraag om subsidie voor het verwezenlijken van ADL-woningen in de gemeente Katwijk, afgewezen.
Bij besluit van 23 januari 2009 heeft het College het door [belanghebbende] namens Rochdale hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft Rochdale bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 5 maart 2009, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 26 maart 2009.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 oktober 2009, waar Rochdale, vertegenwoordigd door mr. D.G. Lasschuit, advocaat te Noordwijk, en bijgestaan door [directeur] van [belanghebbende], en het college, vertegenwoordigd door mr. A.M.C. van Saase, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 44 van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten kan bij ministeriële regeling worden bepaald dat het College subsidies verstrekt overeenkomstig de in die regeling gestelde regeling. Die regeling is de Regeling subsidies AWBZ (hierna: de Regeling). De aangevraagde subsidie viel onder paragraaf 2.7 van de Regeling. Deze paragraaf is met ingang van 1 januari 2009 vervallen. Daarbij is geen overgangsrecht vastgesteld. Daarom moet dit geschil worden beoordeeld aan de hand van de Regeling zoals die gold op 28 mei 2008, de datum van het primaire besluit.
2.2. Bij het bestreden besluit heeft het College de afwijzing van de subsidieaanvraag gehandhaafd, omdat die aanvraag in strijd met artikel 2.7.4 van de Regeling is ingediend nadat met de bouw van de ADL-woningen was aangevangen.
2.3. Onbetwist is dat in het vierde kwartaal van het jaar 2007 met de bouw van ADL-woningen is begonnen en dat de subsidieaanvraag op 2 april 2008 is ingediend.
2.4. In beroep betoogt Rochdale dat het College de subsidieaanvraag ten onrechte heeft afgewezen, nu bijzondere omstandigheden ertoe geleid hebben dat de aanvraag pas is ingediend nadat met de bouw van de ADL-woningen was aangevangen. Daartoe voert Rochdale aan dat de planning van het bouwproject het nodig maakte al met de bouw te beginnen voordat een woningcorporatie was gevonden die de ADL-woningen zou exploiteren.
2.5. Ingevolge artikel 2.7.4 van de Regeling wordt geen subsidie verstrekt indien met de bouw van het cluster een aanvang is gemaakt voordat is beslist op de subsidieaanvraag. De Afdeling heeft eerder overwogen (uitspraak van 10 oktober 2008 in zaak nr.
200806597/1 en 200806597/2) dat artikel 2.7.4 van de Regeling niet voor tweeërlei uitleg vatbaar is en dat de Regeling het niet mogelijk maakt van deze bepaling af te wijken. Hetgeen Rochdale betoogt komt erop neer dat zij meent dat de Regeling ten onrechte niet voorziet in door haar gevolgde werkwijze. Dit biedt echter geen grond om de Regeling onverbindend te achten.
2.6. Uit het voorgaande volgt dat het College reeds op grond van artikel 2.7.4 van de Regeling de aanvraag moest afwijzen. Gelet hierop behoeven de overige door Rochdale en [belanghebbende] aangevoerde gronden geen bespreking.
2.7. Het beroep is ongegrond.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. W. Konijnenbelt, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, ambtenaar van Staat.
w.g. Konijnenbelt w.g. Van Meurs-Heuvel
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 november 2009
47-616.