200901441/1/H1.
Datum uitspraak: 25 november 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Dongeradeel,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 23 januari 2009 in zaak nr. 08/564 in het geding tussen:
Bij besluit van 10 juli 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Dongeradeel (hierna: het college) aan [vergunninghouder] vrijstelling en bouwvergunning eerste fase verleend voor het bouwen van een woning met garage op het perceel [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel).
Bij besluit van 5 februari 2008 heeft het college het daartegen door [wederpartijen] gemaakte bezwaar, onder aanvulling van de motivering van het besluit van 10 juli 2007, ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 23 januari 2009, verzonden op 26 januari 2009, heeft de rechtbank Leeuwarden (hierna: de rechtbank) het daartegen door [wederpartijen] ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 5 februari 2008 vernietigd en bepaald dat het college een nieuw besluit op bezwaar moet nemen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft het college bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 27 februari 2009, hoger beroep ingesteld.
[wederpartijen] hebben een verweerschrift ingediend.
Het college heeft een nadere reactie gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 oktober 2009, waar het college, vertegenwoordigd door G. Mulder, ambtenaar in dienst van de gemeente, is verschenen.
2.1. Op grond van het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Anjum Dorpskern" (hierna: het bestemmingsplan) rust op het perceel de bestemming "Woondoeleinden".
Ingevolge artikel 7, eerste lid, van de planvoorschriften, voor zover thans van belang, zijn de op de kaart voor woondoeleinden aangewezen gronden bestemd voor eengezinshuizen met de daarbij behorende bijgebouwen, waaronder garages en carports.
Ingevolge het tweede lid werken burgemeester en wethouders overeenkomstig het gestelde in artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO) de bestemming "Woondoeleinden" uit met inachtneming van de in dit lid opgenomen bepalingen.
Ingevolge het vijfde lid, voor zover thans van belang, mag op de in het eerste lid omschreven gronden slechts worden gebouwd in overeenstemming met het door burgemeester en wethouders uitgewerkt plan.
2.2. Vast staat dat het college voor de bestemming "Woondoeleinden" geen uitgewerkt plan heeft vastgesteld, zodat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan. Teneinde het bouwplan mogelijk te maken heeft het college met toepassing van artikel 19, tweede lid, van de WRO vrijstelling verleend.
2.3. Ingevolge artikel 19, tweede lid, van de WRO, voor zover thans van belang, kunnen burgemeester en wethouders vrijstelling verlenen van het bestemmingsplan in door gedeputeerde staten, in overeenstemming met de inspecteur, aangegeven categorieën van gevallen. Gedeputeerde staten kunnen daarbij tevens bepalen onder welke omstandigheden vooraf een verklaring van gedeputeerde staten dat zij tegen het verlenen van vrijstelling geen bezwaar hebben, is vereist.
2.4. Het college heeft gebruik gemaakt van de door het college van gedeputeerde staten van Fryslân (hierna: het college van gedeputeerde staten) bij besluit van 18 november 2005 vastgestelde - en in het Provinciaal blad van Fryslân (nr. 20) van 17 augustus 2006 gepubliceerde - lijst met categorieën van vrijstellingen waarvoor tevoren geen verklaring van geen bezwaar is vereist (hierna: de provinciale lijst).
Onder categorie B2, onder d, van de provinciale lijst, voor zover thans van belang, vallen vrijstellingen ten behoeve van het bouwen van woningen ter invulling van open plekken en op andere locaties binnen de bebouwde kommen, mits dit blijkens de ruimtelijke onderbouwing milieuhygiënisch passend is en geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ruimtelijke en sociale structuur en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en gebouwen ter plaatse. Het aantal te bouwen woningen moet in overeenstemming zijn met een actueel gemeentelijk woonplan, dat de instemming van de provincie heeft.
2.5. Op 7 november 2006 heeft het college van gedeputeerde staten ingestemd met het Woonplan Dongeradeel 2006-2010 (hierna: het Woonplan). Dit Woonplan laat een restcapaciteit zien van 44 woningen voor Dokkum en 88 woningen voor de dorpen.
2.6. Het college betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat ondubbelzinnig vast staat dat ten tijde van het besluit op bezwaar geen contingent voor het bouwplan beschikbaar was. Volgens het college is voor het bouwplan een contingent beschikbaar, zodat voldaan wordt aan de in categorie B2, onder d, van de provinciale lijst genoemde voorwaarde dat het aantal te bouwen woningen in overeenstemming moet zijn met een actueel gemeentelijk woonplan waarmee de provincie heeft ingestemd.
2.6.1. In het besluit op bezwaar heeft het college onder meer overwogen dat het bouwen van één woning, in plaats van de veertien die volgens het bestemmingsplan zijn toegestaan, beter is uit een oogpunt van de beschikbare woningbouwcontingenten, omdat in Anjum al meer is gebouwd dan er contingenten beschikbaar waren. Gezien deze overweging zou voor het oordeel dat niettemin aan de voor verlening van vrijstelling door gedeputeerde staten gestelde voorwaarde is voldaan slechts grond kunnen worden gevonden indien, uitgaande van het in het Woonplan genoemde beschikbare contingent van 88 woningen voor de dorpen op de peildatum 1 januari 2005, in het besluit op bezwaar tevens een concrete inzichtelijke berekening van het contingent woningen dat ten tijde van dat besluit voor het dorp ter beschikking stond zou zijn vervat. Een dergelijke berekening is in dat besluit echter niet gegeven. Gelet hierop kan niet als vaststaand worden aangenomen dat het college over de voor het verlenen van vrijstelling vereiste bevoegdheid beschikte. De rechtbank heeft dan ook terecht geoordeeld dat dat besluit niet in stand kan worden gelaten.
Ter zitting van de Afdeling heeft het college nog gesteld dat de 88 voor de dorpen beschikbaar gestelde woningbouwcontingenten tussen de dorpen onderling uitwisselbaar zijn en dat ten tijde van het besluit op bezwaar slechts ongeveer tien van deze contingenten waren gebruikt. Nu deze stelling echter op geen enkele wijze te herleiden is tot in het dossier beschikbare en verifieerbare gegevens moet daaraan worden voorbijgegaan.
2.7. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. verstaat dat de secretaris van de Raad van State van het college van burgemeester en wethouders van Dongeradeel griffierecht ten bedrage van € 447,00 (zegge: vierhonderdzevenenveertig euro) heft.
Aldus vastgesteld door mr. W. van den Brink, voorzitter, en mr. R. van der Spoel en mr. A.B.M. Hent, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Graaff-Haasnoot, ambtenaar van Staat.
w.g. Van den Brink w.g. Graaff-Haasnoot
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 november 2009