200903773/2/R2.
Datum uitspraak: 20 november 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
1. de besloten vennootschap Aldi Roosendaal B.V., gevestigd te Roosendaal en de besloten vennootschap Aldi Vastgoed B.V., gevestigd te Culemborg,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid D-Winkels B.V., gevestigd te Sassenheim, en de besloten vennootschap Bas ven der Heijden B.V., gevestigd te Hoofddorp,
verzoekers,
het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland,
verweerder.
Bij besluit van 24 maar 2009, kenmerk PZH-2009-214367, heeft het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Rotterdam (hierna: de raad) bij besluit van 17 juli 2008 vastgestelde bestemmingsplan "Vierhavensstraat en omgeving" (hierna: het plan).
Tegen dit besluit hebben de besloten vennootschappen Aldi Roosendaal B.V. en Aldi Vastgoed B.V. (hierna: Aldi B.V.) bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 26 mei 2009, beroep ingesteld. Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 29 juni 2009, heeft Aldi B.V. de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Tegen dit besluit hebben de besloten vennootschappen D-Winkels B.V. en Bas van der Heijden B.V. (hierna: de besloten vennootschappen) bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 27 mei 2009, beroep ingesteld. Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 27 mei 2009, hebben de besloten vennootschappen de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 9 november 2009, waar Aldi B.V., vertegenwoordigd door mr. W.H. Karreman, advocaat te Utrecht, bijgestaan door [projectmanagers], de besloten vennootschappen, vertegenwoordigd door mr. M.J. Woodward, advocaat te Rotterdam, en het college, vertegenwoordigd door drs. K.P. Spannenburg, zijn verschenen. Voorts zijn ter zitting de raad, vertegenwoordigd door mr. K.I. Siem, mr. W.A. Egberts en P.J.G. Bruijkers, ambtenaren in dienst van de gemeente, bijgestaan door ing. F.F.A. Aarnink en drs. J. Gosselt, deskundigen, en Dura Vermeer Vastgoed B.V. (hierna: Dura Vermeer), vertegenwoordigd door mr. D.A. Cleton, bijgestaan door [projectmanager], als partij gehoord.
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Tegen het goedkeuringsbesluit van het college kan slechts beroep worden ingesteld door degene die tegen het ontwerpplan tijdig een zienswijze bij de raad naar voren heeft gebracht. Dit is onder meer anders voor zover de raad bij de vaststelling van het plan daarin wijzigingen heeft aangebracht ten opzichte van het ontwerp.
2.3. Aldi B.V. en de besloten vennootschappen hebben tegen het ontwerpplan geen zienswijze bij de raad naar voren gebracht. Bij de vaststelling van het plan heeft de raad artikel 3, derde lid, aanhef en onder a, van de planvoorschriften gewijzigd. Bij de vaststelling van het plan is opgenomen dat de gronden, aangewezen voor "gemengde doeleinden II", zijn bestemd voor één supermarkt met een bedrijfsvloeroppervlak (BVO) van maximaal 3.000 m2. Het college heeft hieraan goedkeuring verleend. In het ontwerpplan was een BVO van maximaal 1.000 m2 opgenomen terwijl in de toelichting van het ontwerpplan was gesteld dat alleen een exploitant uit de omgeving zich in het plangebied zou mogen vestigen.
2.4. Aldi B.V. en de besloten vennootschappen verzoeken onder meer om het bestreden besluit voor zover daarbij goedkeuring aan genoemd plandeel is verleend te schorsen om inwerkingtreding van het plandeel te voorkomen. Daarbij voeren zij aan dat, naast de bestemmingsplanprocedure, een procedure aanhangig is omtrent vrijstelling als bedoeld in artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: de WRO), waarmee de uitvoering van het plandeel met de bestemming "Gemengde Doeleinden II" mogelijk is gemaakt.
2.5. Voor zover de beroepen verder strekken dan de bij de vaststelling van het plan opgenomen wijziging zoals weergegeven in overweging 2.3.
is dat naar het voorlopig oordeel van de voorzitter niet-ontvankelijk. De gestelde samenhang met andere plandelen leidt de Voorzitter niet tot een ander oordeel.
2.6. Bij besluit van 6 juni 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam onder verlening van vrijstelling als bedoeld in artikel 19, tweede lid, van de WRO een bouwvergunning verleend aan Dura Vermeer voor het oprichten van een bedrijfsgebouwencomplex (ongeveer 25.000 m2) met parkeergarage (ongeveer 20.000 m2), een dakpaviljoen (ongeveer 700 m2) en een overdekte expeditiestraat aan de Vierhavenstraat ongenummerd in Rotterdam. Bij besluit van 5 maart 2009 zijn de bezwaren tegen voormelde besluiten ongegrond verklaard. De president van de rechtbank Rotterdam heeft het verzoek om voorlopige voorziening gericht tegen dit besluit afgewezen. De bodemzaak moet nog worden behandeld door de rechtbank.
2.7. De bij evenvermeld besluit verleende bouwvergunning heeft betrekking op een specifiek omschreven bedrijfsgebouwencomplex in zijn geheel en ziet als zodanig niet op de supermarkt.
2.8. Ter zitting hebben de vertegenwoordiger van het college, de raad en Dura Vermeer toegelicht dat weliswaar met de bouw is gestart, maar dat de bouw van de bedrijfsgebouwen ter plaatse van de bestemmingen "Gemengde Doeleinden I, II, III" in de eerste fase uitsluitend betrekking zal hebben op de oprichting van de buitenwanden/het casco/de dragende constructie van het bedrijfsgebouwencomplex. Het plaatsen van de wanden die de in het complex voorziene bedrijfsruimten uiteindelijk ten behoeve van detailhandel, bedrijven en overige in de bedrijfsgebouwen onder te brengen functies zal scheiden, vindt eerst plaats in een laat stadium van de bouw. De bij besluit van 6 juni 2008 verleende bouwvergunning heeft daar geen betrekking op. Bovendien gaat het daarbij om prefab constructies die kunnen worden verplaatst. De vestiging van de supermarkt wordt op zijn vroegst medio 2011 verwacht.
2.9. De voorzitter verwacht dat de behandeling van het geding in de bodemprocedure voor 2011 zal zijn afgerond. Gelet op hetgeen verder in overweging 2.7 en 2.8 is opgenomen zullen zich thans in afwachting daarvan op basis van het plan geen onomkeerbare gevolgen voordoen voor wat betreft het in geding zijnde plandeel. Gelet hierop is de voorzitter van oordeel dat met de verzoeken thans geen spoedeisend belang is gemoeid dat het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigt. De verzoeken worden derhalve afgewezen.
2.10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Ouwehand, ambtenaar van Staat.
w.g. Bartel w.g. Ouwehand
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 november 2009