200809238/1/R2.
Datum uitspraak: 25 november 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1], wonend te [woonplaats],
2. [appellant sub 2], wonend te [woonplaats],
3. [appellant sub 3], wonend te [woonplaats],
het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
verweerder.
Bij besluit van 28 oktober 2008, kenmerk 1380810/1397508, heeft het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Valkenswaard (hierna: de raad) bij besluit van 28 februari 2008 vastgestelde bestemmingsplan "Valkenswaard Noord" (hierna: het plan).
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 23 december 2008, [appellant sub 2] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 23 december 2008, en [appellant sub 3] bij brief, bij de Raad van State per faxbericht ingekomen op 23 december 2008, beroep ingesteld. [appellant sub 1] heeft de gronden van zijn beroep aangevuld bij brief van 20 januari 2009. [appellant sub 2] heeft de gronden van zijn beroep aangevuld bij brief van 20 januari 2009.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld hebben [belanghebbenden], allen wonend te [woonplaats], en het college van burgemeester en wethouders namens de raad een schriftelijke uiteenzetting gegeven. Deze stukken zijn aan de partijen toegezonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 september 2009, waar [appellant sub 1] en [appellant sub 2], vertegenwoordigd door mr. O.W. Wagenaar van DAS Rechtsbijstand, en [appellant sub 3], bijgestaan door mr. N.A.M. de Bie, zijn verschenen. Voorts is ter zitting als partij gehoord de raad, vertegenwoordigd door mr. M.C.L. Walta, ambtenaar in dienst van de gemeente. Voorts is [gemachtigde], mede namens [belanghebbenden], als belanghebbende gehoord.
2.1. De beroepen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] voor zover gericht tegen de goedkeuring van de bestemming "Maatschappelijk" met betrekking tot hun beider percelen, respectievelijk [locaties sub 1], steunen niet op een bij de raad naar voren gebrachte zienswijze. De beroepen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2], die voor het overige zijn gericht tegen de goedkeuring van de plangrens, waarbij het kinderdagverblijf op het perceel [locatie sub 2] niet in het plan is opgenomen, steunen in zoverre eveneens niet op een bij de raad naar voren gebrachte zienswijze.
Ingevolge de artikelen 54, tweede lid, aanhef en onder d, en 56, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 27 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO) en artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), kan beroep slechts worden ingesteld tegen het besluit tot goedkeuring van het college door de belanghebbende die tegen het ontwerpplan tijdig een zienswijze bij de raad naar voren heeft gebracht.
Dit is slechts anders voor zover de raad bij de vaststelling van het plan daarin wijzigingen heeft aangebracht ten opzichte van het ontwerp, dan wel indien een belanghebbende redelijkerwijs niet kan worden verweten dat hij niet tijdig een zienswijze naar voren heeft gebracht.
2.1.1. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] betogen in dit kader dat de kennisgeving van de terinzagelegging van het ontwerpplan ontoereikend is geweest. Daartoe stellen zij dat het huis-aan-huisblad "Kempener Koerier", waarin op 19 september 2007 de publicatie van de terinzagelegging van het ontwerpplan heeft plaatsgevonden, niet bij hen wordt bezorgd. Voorts betogen [appellant sub 1] en [appellant sub 2] dat het college van burgemeester en wethouders hen niet persoonlijk heeft ingelicht over de voortgang van de planologische procedure, ondanks een daartoe gedane toezegging bij brief van 30 juni 2004.
2.1.2. Niet in geschil is dat van de terinzagelegging van het ontwerpplan, in overeenstemming met artikel 3:12 van de Awb in samenhang gelezen met artikel 23, eerste lid, onder a, van de WRO, kennisgeving is gedaan in het huis-aan-huisblad "Kempener Koerier" en in de Staatscourant. Niet is gebleken dat de bezorging van "Kempener Koerier" in het algemeen zodanige gebreken vertoonde dat dit blad niet had mogen worden gebruikt als middel ter kennisgeving van gemeentelijke besluiten. De omstandigheid dat de bezorging van dit huis-aan-huisblad op de adressen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] te wensen overliet, doet aan de geschiktheid van dit blad als publicatiemiddel niet af. Hoewel [appellant sub 1] en [appellant sub 2] op de hoogte waren van het feit dat het desbetreffende huis-aan-huisblad niet altijd bij hen werd bezorgd, hebben zij zich niet ingespannen langs andere weg, bijvoorbeeld via het internet, op de hoogte te geraken van de voor hen van belang zijnde ontwikkelingen op het gebied van de ruimtelijke ordening.
Bij brief van 30 juni 2004 heeft de teamleider leefomgeving van de gemeente Valkenswaard aan de vertegenwoordiger van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] toegezegd hem persoonlijk te berichten over de voortgang in de procedure betreffende het kinderdagverblijf dat is gevestigd aan [locatie sub 2]. Uit deze brief kan geen toezegging worden afgeleid dat [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en/of hun vertegenwoordiger zouden worden geïnformeerd over de te volgen planologische procedures voor de percelen [locaties sub 1]. Het college van burgemeester en wethouders behoefde uit de brief dan ook geen plicht af te leiden om deze personen met betrekking tot deze percelen persoonlijk te informeren.
De Afdeling overweegt voorts dat er geen strijd is met de toezegging over de voortgang in de procedure betreffende het kinderdagverblijf dat is gevestigd aan [locatie sub 2], omdat de gronden daarvan niet in het bestemmingsplan zijn opgenomen. Het college van burgemeester en wethouders behoefde [appellant sub 1] en [appellant sub 2] niet te informeren over het niet opnemen van de gronden van het kinderdagverblijf in het plan.
2.1.3. Gelet op het vorenstaande kan niet met vrucht worden staande gehouden dat [appellant sub 1] en [appellant sub 2] redelijkerwijs niet kan worden verweten dat zij geen zienswijze naar voren hebben gebracht.
De beroepen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] zijn derhalve niet-ontvankelijk.
2.2. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de WRO, gelezen in samenhang met artikel 10:27 van de Awb, rust op het college de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te onderzoeken of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient het college rekening te houden met de aan de raad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft het college erop toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
2.3. Het plan voorziet in een geactualiseerde juridisch-planologische regeling voor een aantal wijken in met name het noorden en westen van Valkenswaard. Het betreft een in hoofdzaak conserverend bestemmingsplan, waarin enkele ontwikkelingslocaties zijn opgenomen.
2.4. Het college heeft goedkeuring onthouden aan de aanduiding "h1 (horeca 1 - algemeen)" met betrekking tot het perceel Haagstraat 9. Het college stelt zich op het standpunt dat de aanduiding "h1" in de voorschriften van het plan zodanig ruim is geformuleerd dat in de woonomgeving ongewenste vormen van horeca gevestigd kunnen worden. Overigens staat het pand sinds 2004 leeg en bevindt het zich in een slechte staat van onderhoud, aldus het college.
2.4.1. Het beroep van [appellant sub 3] richt zich tegen de onthouding van goedkeuring aan voornoemde aanduiding. [appellant sub 3] betoogt dat het pand Haagstraat 9 gedurende lange tijd in gebruik is geweest ten behoeve van horecadoeleinden. [appellant sub 3] stelt dat het pand als café is verhuurd tot 1 juni 2014. Verder stelt hij dat zijn belang zwaarder dient te wegen dan de belangen van omwonenden, nu deze op het moment dat zij in de Haagstraat kwamen wonen ervan op de hoogte waren dat daar een café was gevestigd.
2.4.2. Het perceel van [appellant sub 3] aan de Haagstraat 9 is in het plan bestemd voor "Wonen". Het gedeelte van het aan het perceel toegekende bouwvlak dat grenst aan de Haagstraat is tevens voorzien van de aanduiding "h1". Ingevolge artikel 17.1, onder a, sub 4, van de planvoorschriften, in samenhang met de plankaart, zijn de voor "Wonen" aangewezen gronden bestemd voor eengezinswoningen en gestapelde woningen al dan niet in combinatie met ruimte voor horecabedrijven op de begane grond ter plaatse van de aanduiding "h1".
Ingevolge artikel 1, onder 23, van de planvoorschriften wordt onder horecabedrijf verstaan: een bedrijf, dat is gericht op het verstrekken van ter plaatse te nuttigen (alcoholische) dranken en/of voedsel en/of van nachtverblijf al dan niet in combinatie met het exploiteren van zaalaccommodatie.
2.4.3. Uit de stukken en ter zitting is gebleken dat het pand Haagstraat 9 in een woonstraat is gelegen en tientallen jaren in gebruik is geweest als café. De Afdeling stelt vast dat het plan wat betreft de functie horeca ruime gebruiksmogelijkheden biedt voor het perceel Haagstraat 9. Gelet op de formulering van artikel 1, onder 23, van de planvoorschriften is het namelijk niet uitgesloten dat zich zware vormen van horeca in het pand Haagstraat 9 kunnen vestigen. Het plan laat ook ander gebruik voor horecadoeleinden toe dan het gebruik dat gedurende lange tijd feitelijk van het pand is gemaakt. Het college heeft zich gelet op het vorenstaande in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de desbetreffende aanduiding in zoverre onevenredige overlast voor de woonomgeving kan veroorzaken. Gelet op het voorgaande acht de Afdeling het standpunt van het college dat de aanduiding "h1" voor het pand Haagstraat 9 te ruime mogelijkheden biedt, niet onredelijk. Voorts verdraagt de verruimde gebruiksmogelijkheid zich niet met het beleid van de raad in de nota "Integraal horecabeleid gemeente Valkenswaard" uit 2001 dat erop is gericht met name in woonwijken - waar mogelijk - het horeca-aanbod passief terug te dringen.
2.4.4. De conclusie is dat hetgeen [appellant sub 3] heeft aangevoerd geen aanleiding geeft voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de desbetreffende aanduiding in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Het beroep van [appellant sub 3] is ongegrond.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart de beroepen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] niet-ontvankelijk;
II. verklaart het beroep van [appellant sub 3] ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. M.W.L. Simons-Vinckx, voorzitter, en mr. M.A.A. Mondt-Schouten en mr. G.N. Roes, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.W.M. Kooijman, ambtenaar van Staat.
w.g. Simons-Vinckx w.g. Kooijman
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 november 2009