200902468/1/H3.
Datum uitspraak: 25 november 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het beroep van:
de Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging
Afdeling Regio Delft.
Bij besluit van 22 mei 2007 heeft de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (hierna: de minister) geweigerd [appellant] ten behoeve van de realisatie van het project "Beoordeling Vleermuizen Wallertuin, Delft" een ontheffing te verlenen van de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Flora- en faunawet (hierna: de Ffw) voor zover het betreft de ruige dwergvleermuis omdat de geplande activiteiten zonder ontheffing kunnen worden uitgevoerd.
Bij besluit van 24 december 2007 heeft de minister het door de Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging Afdeling Regio Delft (hierna: de vereniging) daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij besluit van 7 juli 2008, welk besluit volgens de minister in de plaats treedt van het besluit van 24 december 2007, heeft de minister het door de vereniging gemaakte bezwaar opnieuw ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 11 maart 2009, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank 's-Gravenhage (hierna: de rechtbank) het door de vereniging tegen het besluit van 24 december 2007 ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard en het door haar tegen het besluit van 7 juli 2008 ingestelde beroep gegrond verklaard, dit besluit vernietigd en bepaald dat de minister een nieuw besluit neemt met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 9 april 2009, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 4 mei 2009.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
Bij besluit van 23 juli 2009 heeft de minister het door de vereniging gemaakte bezwaar opnieuw ongegrond verklaard.
[appellant] heeft nadere reacties ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 oktober 2009, waar [appellant], vertegenwoordigd door [gemachtigden], bouwkundig adviseur van [appellant] respectievelijk werkzaam bij [naam bureau], de minister, vertegenwoordigd door A.C. Beemster-van den Belt en mr. J.E.W. Tieleman, beiden ambtenaar in dienst van het Ministerie, en de vereniging, vertegenwoordigd door de secretaris van de vereniging, zijn verschenen.
2.1. Bij besluit van 23 juli 2009 heeft de minister, gevolg gevend aan de aangevallen uitspraak, opnieuw beslist op het door de vereniging gemaakte bezwaar. Dit besluit wordt, gelet op artikel 6:24, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, gelezen in samenhang met de artikelen 6:18, eerste lid, en 6:19, eerste lid, van die wet, geacht eveneens onderwerp te zijn van dit geding. Nu [appellant] ter zitting zijn hoger beroep heeft ingetrokken zal de Afdeling alleen nog uitspraak doen op het beroep van de vereniging tegen het besluit van 23 juli 2009.
2.2. De minister heeft hierin zijn besluit van 22 mei 2007 gehandhaafd en zich daarbij op het standpunt gesteld dat volgens de medio mei 2009 overgelegde kaart 34 oude bomen met een diameter van 60 centimeter, waarvan 20 monumentale, verspreid over de tuin behouden zullen blijven.
2.3. De vereniging heeft geen gebruik gemaakt van de haar geboden gelegenheid een reactie op dit besluit te geven en heeft ter zitting verklaard zich te kunnen vinden in het besluit. Derhalve is het beroep van de vereniging tegen dit besluit ongegrond.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. M. Vlasblom, voorzitter, en mr. P.A. Offers en mr. B.P. Vermeulen, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.C. van Tuyll van Serooskerken, ambtenaar van Staat.
w.g. Vlasblom w.g. Van Tuyll van Serooskerken
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 november 2009