200904331/1/H3.
Datum uitspraak: 25 november 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats], gemeente Veere,
tegen de uitspraak van de rechtbank Middelburg van 28 mei 2009 in zaak nr. 08/1027 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Veere.
Bij besluit van 10 juni 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Veere (hierna: het college) een aanvraag van [appellant] om ontheffing voor het uitbreiden van de minicamping aan de [locatie] te [plaats] met 10 kampeermiddelen afgewezen.
Bij besluit van 15 oktober 2008 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 28 mei 2009, verzonden op 28 mei 2009, heeft de rechtbank Middelburg (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 15 juni 2009, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 oktober 2009, waar [appellant], in persoon en bijgestaan door mr. ir. J.L. Mieras, werkzaam bij de Zuidelijke Land- en Tuinbouworganisatie te Goes, en het college, vertegenwoordigd door mr. J.M. den Boer, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 2, onder a, van de Verordening kleinschalig kamperen Veere 2008 (hierna: de Verordening) is het verboden zonder vergunning van het college een kleinschalig kampeerterrein te exploiteren.
Ingevolge dat artikel, onder b, kan het college, voor zover thans van belang, maximaal 171 vergunningen verlenen voor kleinschalig kamperen met maximaal 15 standplaatsen met ten hoogste 5 stacaravans, in de periode van 1 maart tot 15 november jaarlijks.
Ingevolge dat artikel, onder c, kan het college voor een looptijd van ten hoogste 5 jaar tot een maximum van 450 standplaatsen ontheffing verlenen tot het verhogen van het maximale aantal niet-permanente standplaatsen op een terrein voor kleinschalig kamperen als bedoeld onder b, tot 25 standplaatsen, mits de aanvrager een reëel agrarisch bedrijf exploiteert en beschikt over een agrarisch bebouwingsvlak, in de zin van het bestemmingsplan Buitengebied Veere en de aanvrager beschikt over tenminste 5 hectare agrarische grond.
Bij de beoordeling van aanvragen voor een vergunning ten behoeve van de exploitatie van een kleinschalig kampeerterrein past het college de beleidsnota Kleinschalig kamperen c.a. Veere 2008 (hierna: de beleidsnota) toe. Volgens paragraaf 5.3.6. van de beleidsnota zijn extra vereisten die het college stelt voor het verlenen van ontheffing voor uitbreiding naar 25 standplaatsen:
- het exploiteren van een reëel agrarisch bedrijf met een agrarisch bouwblok;
- de beschikbaarheid van 5 hectare agrarische grond;
- de aanwezigheid van een bedrijfswoning die direct aansluit bij het kampeerterrein;
- de aanwezigheid van minimaal 1 hectare die direct aansluit aan het agrarische bouwblok;
- geen cumulatie van kampeervormen en standplaatsen.
2.2. Het college heeft aan de afwijzing van de aanvraag van [appellant] om een ontheffing, als bedoeld in artikel 2, onder c, van de Verordening, ten grondslag gelegd dat niet is voldaan aan de voorwaarde van de aanwezigheid van minimaal 1 hectare grond die direct aansluit aan het agrarische bouwblok.
2.3. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat wel aan deze voorwaarde is voldaan. [appellant] stelt dat het gaat om meer dan 1 hectare bos, waarvan hij geen eigenaar is, maar dat wel openbaar toegankelijk is. Volgens [appellant] is niet vereist dat hij van de vereiste hectare eigenaar is.
2.3.1. Met de rechtbank wordt overwogen dat het vereiste dat minimaal 1 hectare aanwezig is direct aansluitend aan het agrarische bouwblok, noch in strijd is met de Verordening noch onredelijk is. Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, ligt het in de rede dat dit vereiste zo wordt uitgelegd dat de exploitant van het kampeerterrein over die 1 hectare aansluitend aan het agrarisch bouwblok beschikt dan wel daarover op enigerlei andere wijze een bepaalde mate van zeggenschap heeft. Gelet op het met dit vereiste beoogde doel, het behoud van een zekere scheiding tussen het agrarisch bouwblok en de minicamping en derhalve het voorkomen van vermenging van agrarische en kampeeractiviteiten, dient de beoogde uitbreiding buiten het agrarisch bouwblok te kunnen plaatsvinden. Daartoe is vereist dat de exploitant zelf zeggenschap over de bedoelde 1 hectare grond heeft. Het betoog faalt.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.M.M. de Leeuw-van Zanten, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Kreveld w.g. De Leeuw-van Zanten
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 november 2009