ECLI:NL:RVS:2009:BK5028

Raad van State

Datum uitspraak
23 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200907446/1/M2 en 200907448/1/M2 en 200907450/1/M2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd
  • F.B. van der Maesen de Sombreff
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening tegen lasten onder dwangsom opgelegd door college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant

In deze zaak heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 23 november 2009 uitspraak gedaan over verzoeken om een voorlopige voorziening. De verzoekers, gevestigd te [plaats], hadden bezwaar gemaakt tegen drie besluiten van het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant, waarbij hen lasten onder dwangsom waren opgelegd op 3 augustus 2009. De verzoekers vroegen de voorzitter om een voorlopige voorziening, omdat zij van mening waren dat de besluiten niet op de juiste wijze bekend waren gemaakt. Ze stelden dat de besluiten naar een verkeerd adres waren verzonden, waardoor de termijn voor het indienen van bezwaar niet was aangevangen. De voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 29 oktober 2009, waar de verzoekers vertegenwoordigd waren door hun advocaat, mr. J.J.J. de Rooij, en het college door mr. S. de Groot. Ook het college van burgemeester en wethouders van Someren was als partij aanwezig.

De voorzitter overwoog dat het college de besluiten op de juiste wijze had bekendgemaakt, aangezien deze naar het adres waren verzonden dat door de verzoekers was opgegeven in hun zienswijze. De bezwaartermijn was derhalve op 6 augustus 2009 aangevangen en was op 17 september 2009 verstreken. De verzoekers hadden pas op 22 september 2009 bezwaar gemaakt, wat te laat was. De voorzitter concludeerde dat het bezwaar van de verzoekers niet-ontvankelijk was en dat er geen aanleiding was om de verzoeken om voorlopige voorziening toe te wijzen. De beslissing was dat de verzoeken werden afgewezen, zonder proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200907446/1/M2 en 200907448/1/M2 en 200907450/1/M2.
Datum uitspraak: 23 november 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in de gedingen tussen:
[verzoekers], alle gevestigd te [plaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij drie besluiten van 3 augustus 2009 heeft het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant (hierna: het college) een aantal lasten onder dwangsom opgelegd aan onderscheidenlijk [verzoekers].
Tegen deze besluiten hebben [verzoekers] bezwaar gemaakt.
Bij brieven, bij de Raad van State ingekomen op 24 september 2009, hebben [verzoekers] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 29 oktober 2009, waar [verzoekers], vertegenwoordigd door mr. J.J.J. de Rooij, advocaat te Tilburg, en het college, vertegenwoordigd door mr. S. de Groot, werkzaam bij de provincie, zijn verschenen. Voorts is ter zitting het college van burgemeester en wethouders van Someren, vertegenwoordigd door J.H. Maessen, werkzaam bij de gemeente, als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het college heeft aangevoerd dat nu niet binnen de wettelijke termijn van zes weken bezwaar is gemaakt tegen de besluiten van 3 augustus 2009 het bezwaar niet-ontvankelijk is.
2.1.1. [verzoekers] voeren in dit verband aan dat de besluiten van 3 augustus 2009 niet overeenkomstig de in artikel 3:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) voorgeschreven wijze bekend zijn gemaakt, aangezien de besluiten naar het verkeerde adres zijn verzonden. De termijn voor het maken van bezwaar is daarom niet aangevangen op de dag na verzending van deze besluiten.
Bovendien, zo stellen [verzoekers], zijn geen afschriften van de besluiten verzonden aan hun gemachtigde, zodat een mogelijke termijnoverschrijding verschoonbaar is.
2.1.2. Ingevolge artikel 6:7 van de Awb bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift zes weken.
Ingevolge artikel 6:8, eerste lid, van de Awb vangt de termijn aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
Ingevolge artikel 3:41, eerste lid, van de Awb , voor zover hier van belang, geschiedt de bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht door toezending of uitreiking aan hen.
Ingevolge artikel 6:11 van de Awb blijft niet-ontvankelijkverklaring ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
2.1.3. [verzoekers] hebben bij brief van 8 april 2009 zienswijzen ingediend tegen het voornemen tot het opleggen van lasten onder dwangsom. In deze brief is vermeld dat zij kantoor houden aan de [locatie 1] te [plaats]. [verzoekers] hebben pas bij brief van 25 september 2009 aan het college doorgegeven dat zij niet kantoor houden aan de [locatie 1] te [plaats] maar aan de [locatie 2] te [plaats] onderscheidenlijk [locatie 3] te [plaats]. Ten tijde van het nemen van de besluiten 3 augustus 2009 had het college geen reden om aan te nemen dat [verzoekers] niet meer zouden zijn gevestigd op het adres [locatie 1]. Het college mocht ervan uitgaan dat het in de zienswijze opgegeven adres juist was en heeft dan ook terecht de besluiten naar dat adres verzonden. De besluiten zijn, gelet hierop, overeenkomstig de in artikel 3:41, eerste lid, van de Awb voorgeschreven wijze bekendgemaakt.
Nu de besluiten van 3 augustus 2009 op 5 augustus 2009 aangetekend zijn verzonden ving de bezwaartermijn aan op 6 augustus 2009 en liep deze af op 17 september 2009. [verzoekers] hebben eerst op 22 september 2009, aldus na het verstrijken van deze termijn, bezwaar gemaakt.
2.1.4. In de besluiten van 3 augustus 2009 is vermeld dat aan de gemachtigde van [verzoekers] afschriften zijn verzonden van deze besluiten. Daarbij is tevens het juiste adres van de gemachtigde vermeld. Gelet ook op het verhandelde ter zitting bestaat geen grond om er niettemin van uit te gaan dat aan de gemachtigde geen afschriften zijn verzonden. Gelet hierop bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is en niet-ontvankelijkverklaring om die reden op grond van artikel 6:11 van de Awb achterwege dient te blijven.
2.1.5. De conclusie is dat het bezwaar van [verzoekers] tegen de besluiten van 3 augustus 2009 niet-ontvankelijk is.
2.2. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst de verzoeken af.
Aldus vastgesteld door mr. W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. F.B. van der Maesen de Sombreff, ambtenaar van Staat.
w.g. Hammerstein-Schoonderwoerd w.g. Van der Maesen de Sombreff
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 november 2009
190-578.