200901816/1/H1.
Datum uitspraak: 2 december 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 5 februari 2009 in zaak nr. 08/1238 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Onderbanken.
Bij besluit van 19 december 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Onderbanken (hierna: het college) aan de gemeente Onderbanken (hierna: de gemeente) vrijstelling en reguliere bouwvergunning verleend voor het oprichten van een infocentrum/paviljoen ten behoeve van het Natuur- en landschapspark Roode Beek/Rode Bach aan de Pastoor Greymansstraat te Schinveld.
Bij besluit van 3 juli 2008 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard en het besluit van 19 december 2007, onder wijziging van de grondslag daarvan, in stand gelaten.
Bij uitspraak van 5 februari 2009, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Maastricht (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 3 juli 2008 vernietigd, [appellant] alsnog niet-ontvankelijk verklaard in zijn bezwaar en bepaald dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 16 maart 2009, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De gemeente heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 november 2009, waar [appellant], in persoon, en het college, vertegenwoordigd door mr. I.E.H.E. Teunissen en drs. W.H.J.M. Smeets, ambtenaren in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2.1. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het college hem ten onrechte als belanghebbende bij het besluit van 19 december 2007 heeft aangemerkt. Daartoe voert hij aan dat hij vanuit zijn woning rechtstreeks zicht heeft op de roodkleurige, elf meter hoge, toren en dat de ruimtelijke uitstraling van deze toren op het omliggende natuurgebied dusdanig groot is dat hij door het besluit van 19 december 2007 rechtstreeks in zijn belangen wordt getroffen.
2.1.1. Ingevolge artikel 7:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), in samenhang gelezen met artikel 8:1, eerste lid, van die wet, kan uitsluitend een belanghebbende tegen een besluit bezwaar maken.
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
2.1.2. Het infocentrum/paviljoen waarvoor bij besluit van 19 december 2007 vrijstelling en bouwvergunning is verleend, bestaat mede uit een elf meter hoge toren, die is opgebouwd uit rode zeecontainers. Tussen het infocentrum/paviljoen en de woning van [appellant] ligt een zandweg en staat een rij bomen. Een in deze rij bomen staande wilg neemt voor een groot deel van het jaar het zicht vanuit de woning van [appellant] op de toren weg. De afstand van de grens van het perceel van [appellant] tot het infocentrum/paviljoen bedraagt hemelsbreed ongeveer 380 m. Gezien het hier aan de orde zijnde bouwplan, wordt [appellant] bij een dergelijke afstand niet geraakt in een belang dat rechtstreeks bij de verlening van de vrijstelling en bouwvergunning is betrokken. De rechtbank heeft dan ook met juistheid overwogen dat het college [appellant] ten onrechte als belanghebbende, als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb, heeft aangemerkt.
2.2. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P.A. Offers, voorzitter, en mr. C.W. Mouton en mr. R. van der Spoel, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Graaff-Haasnoot, ambtenaar van Staat.
w.g. Offers w.g. Graaff-Haasnoot
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 december 2009