ECLI:NL:RVS:2009:BK5789

Raad van State

Datum uitspraak
30 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200907514/2/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.C.K.W. Bartel
  • R.E.A. Matulewicz
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van bestemmingsplan 'Seinpostduin 2009' door de Raad van State

Op 30 november 2009 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende het bestemmingsplan 'Seinpostduin 2009', vastgesteld door de raad van de gemeente Den Haag op 9 juli 2009. Dit bestemmingsplan werd aangevochten door [verzoekers], die vreesden dat de goedkeuring van dakopbouwen in hun woongebied zou leiden tot een onaanvaardbare afname van de bezonning van hun woningen. De verzoekers stelden dat er geen rekening was gehouden met de afname van de bezonning na de realisatie van de dakopbouwen, ondanks dat de raad een bezonningsnorm van twee uren per dag had vastgesteld. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld op 16 november 2009. Tijdens deze zitting werd duidelijk dat de raad geen zienswijzen had ontvangen van de verzoekers, maar dat de bezonningsnorm van twee uren in de woningen wel werd gehaald. De voorzitter oordeelde dat, gezien de specifieke karakteristieken van de wijk Seinpostduin, het niet uitgesloten was dat de afname van het aantal bezonningsuren in de hoofdzaak een rol zou spelen. Daarom werd besloten om het besluit van de raad van de gemeente Den Haag te schorsen voor de delen die betrekking hebben op de dakopbouwen aan de Zeeweg, de Schuitenweg en de Wassenaarsestraat. Tevens werd de raad gelast om het griffierecht van € 150,00 aan de verzoekers te vergoeden. Deze uitspraak heeft een voorlopig karakter en is niet bindend voor de bodemprocedure.

Uitspraak

200907514/2/R3.
Datum uitspraak: 30 november 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker] en anderen, allen wonend te [woonplaats],
en
de raad van de gemeente Den Haag,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 9 juli 2009, kenmerk 84/2009, heeft de raad van de gemeente Den Haag (hierna: de raad) het bestemmingsplan "Seinpostduin 2009" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoeker] en anderen (hierna: [verzoekers]) bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 28 september 2009, beroep ingesteld.
Bij brief, eveneens bij de Raad van State ingekomen op 28 september 2009, hebben [verzoekers] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 16 november 2009, waar [verzoekers], in de persoon van [verzoeker], en de raad, vertegenwoordigd door drs. J.E. Leenders, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Ter zitting is door de raad betoogd dat door [verzoeker] en [belanghebbende] geen zienswijze tegen het plan is ingediend. De voorzitter stelt vast dat in het raadsvoorstel een lijst met indieners van een zienswijze is opgenomen en dat daarbij onder nr. 2009.134 [verzoeker] en onder nr. 2009.145 [belanghebbende] staan vermeld. Het betoog slaagt derhalve niet.
2.3. [verzoekers] kunnen zich niet verenigen met het voorliggende plan, voor zover daarbij dakopbouwen worden toegestaan voor de woningen aan de Zeeweg, de Schuitenweg en de Wassenaarsestraat. Zij vrezen dat door het toestaan van dakopbouwen in die straten de bezonning van hun woningen op onaanvaardbare wijze zal afnemen.
2.4. Blijkens het plan, zoals ook nader toegelicht ter zitting, heeft bij de vaststelling van het plan bij de raad voorop gestaan de mogelijkheden tot woningvergroting uit te breiden. Daarbij is ter voorkoming van onevenredige schaduwhinder ten gevolge van een extra bouwlaag aansluiting gezocht bij de in de Kadernota Dakopbouwen van 2006 (hierna: de Kadernota) neergelegde norm van twee bezonningsuren per dag in de periode tussen 19 februari en 21 oktober. Deze norm van twee bezonningsuren geldt, aldus de raad, zowel voor de bezonning op de gevel van de woning als van de achtertuin. Deze norm is in het plan uitgewerkt door op plaatsen waar de norm van 2 uur gehaald kan worden deels bij recht, onder voorwaarden en de mogelijkheid ter zake nadere eisen te stellen alsmede deels door middel van een ontheffingsmogelijkheid een extra bouwlaag toe te staan.
2.5. Ter zitting is door [verzoekers] erkend dat aan de bezonningsnorm van twee uur in de woningen wordt voldaan. Daarbij hebben zij toegelicht dat de bezonningsnorm van twee uur in sommige gevallen echter onevenredig kan uitwerken, omdat in het plan in het geheel geen rekening wordt gehouden met de afname van de bezonning na realisering van een dakopbouw. Volgens [verzoekers] zijn dan ook ten onrechte geen planregels opgenomen die een maximum stellen aan de toegestane afname van de bezonning. Desgevraagd is namens de raad meegedeeld dat, voorzover te dezen van belang, het voldoen aan de bezonningsnorm van twee uur de enige norm is waar de planregels op zijn gebaseerd en dat daarbij de mate waarin de bezonning eventueel afneemt niet is meegewogen.
2.6. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 6 augustus 2008 in zaak nr.
200708614/1) is de Kadernota niet bestuurlijk vastgesteld. Omdat hierdoor tegen de Kadernota als zodanig geen rechtsmiddelen open hebben gestaan, ligt thans de vraag voor of de bezonningsnorm van 2 uur uit de Kadernota, welk beleid is overgenomen in de planregels, als redelijk aangemerkt kan worden en met name of hierbij in redelijkheid de afname van het aantal bezonningsuren geheel buiten beschouwing mag worden gelaten. Onderhavige procedure leent zich niet voor beantwoording van deze vraag.
2.7. Gelet op de karakteristieken van het zuidelijke deel van de wijk Seinpostduin waar [verzoekers] wonen, zoals de onderlinge afstand tussen de woningen, de oriëntatie van de woningen ten opzichte van de zon en de verschillen in hoogte als gevolg van het feit dat sommige woningen tegen de zeewering zijn aangebouwd, overweegt de voorzitter dat op voorhand niet is uitgesloten dat in de hoofdzaak zal worden geoordeeld dat binnen het plangebied sprake kan zijn van een dusdanige afname van het aantal bezonningsuren dat hiermee in redelijkheid rekening gehouden had moeten worden bij het toestaan van dakopbouwen.
2.8. Gelet op het voorgaande ziet de voorzitter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
2.9. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Den Haag van 9 juli 2009, kenmerk 84/2009, voor zover het de vaststelling van artikel 11, tweede lid, onder f, het vierde lid onder 1 en het vijfde lid, onder 2, alsmede artikel 12 van de planregels betreft, een en ander voor zover deze regels gelden ten aanzien van de percelen aan de Zeeweg, de Schuitenweg en de Wassenaarsestraat;
II. gelast dat de raad van de gemeente Den Haag aan [verzoekers] het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R.E.A. Matulewicz, ambtenaar van Staat.
w.g. Bartel w.g. Matulewicz
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 30 november 2009
45-571.