200904454/2/R3.
Datum uitspraak: 2 december 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
1. [verzoeker sub 1], wonend te [woonplaats],
2. [verzoekers sub 2], beiden wonend te [woonplaats],
3. [verzoekers sub 3], wonend te [woonplaats],
de raad van de gemeente Hellendoorn,
verweerder.
Bij besluit van 20 april 2009 heeft de raad van de gemeente Hellendoorn (hierna: de raad) het bestemmingsplan "Buitengebied 2009" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoeker sub 1] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 9 juli 2009, [verzoekers sub 2] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 13 juli 2009, en [verzoekers sub 3] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 17 juli 2009, beroep ingesteld.
[verzoeker sub 1] alsmede [verzoekers sub 3] hebben bij brieven, bij de Raad van State ingekomen op 9 juli 2009 en 17 juli 2009, de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij dezelfde brief als waarmee beroep is ingesteld hebben [verzoekers sub 2] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad en de [maatschap] hebben nadere stukken ingediend.
De voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 23 november 2009, waar [verzoeker sub 1], in persoon en bijgestaan door [gemachtigde], [verzoekers sub 3], in persoon, alsmede de raad, vertegenwoordigd door G.J.M. Fikken en H.M. Meijer, ambtenaren in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
Verder is [belanghebbende], bijgestaan door [gemachtigde], als partij gehoord.
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
Het verzoek van [verzoekers sub 2]
2.2. Het verzoek van [verzoekers sub 2] richt zich tegen de plandelen met de bestemming "Recreatie-recreatiewoning" die betrekking hebben op de percelen [locatie 1] en [locatie 2]. Zij voeren aan dat er geen goede redenen zijn om hun woningen ter plaatse niet als reguliere woningen aan te merken.
2.2.1. Een voorlopige voorziening die bewerkstelligt hetgeen [verzoekers sub 2] beogen, is naar het oordeel van de voorzitter te verstrekkend. Verder is niet gebleken dat het voornemen bestaat op korte termijn, vóór het tijdstip waarop uitspraak in de hoofdzaak zal worden gedaan, handhavend op te treden tegen de permanente bewoning van de woningen van [verzoekers sub 2] op de wijze zoals deze thans plaatsvindt. Gezien het voorgaande zijn niet zodanig urgente belangen in het geding dat de behandeling van het geding in de bodemprocedure in redelijkheid niet kan worden afgewacht. Het verzoek van [verzoekers sub 2] wordt daarom afgewezen.
Het verzoek van [verzoekers sub 3]
2.3. Het verzoek [verzoekers sub 3] richt zich tegen het plandeel met de bestemming "Agrarisch" en de aanduiding "Reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied" dat betrekking heeft op een gedeelte van het landbouwontwikkelingsgebied Daarlerveen. Zij vrezen voor een verplaatsing van de veehouderij van [maatschap].
2.3.1. De voorzitter stelt vast dat op basis van het onderhavige plan, bij gebreke van de aanduiding "bouwvlak" op de plankaart, geen bouwvergunningen kunnen worden verleend ten behoeve van de verplaatsing van de veehouderij van de [maatschap]. Dat, zoals [verzoekers sub 3] hebben aangevoerd, de verplaatsing van de veehouderij volgens de gebiedsvisie Daarlerveen mogelijk is, maakt dit niet anders. Voormelde gebiedsvisie is geen bindend onderdeel van het plan en vormt geen concreet toetsingskader voor een aanvraag om een bouwvergunning. Gezien het voorgaande is met het verzoek van [verzoekers sub 3] geen spoedeisend belang gemoeid dat rechtvaardigt dat in afwachting van de behandeling van het geding in de bodemprocedure een voorlopige voorziening wordt getroffen. Het verzoek van [verzoekers sub 3] wordt daarom afgewezen.
Het verzoek van [verzoeker sub 1]
2.4. Het verzoek van [verzoeker sub 1] richt zich tegen de aanduiding "bouwvlak" ten behoeve van het bedrijf van [belanghebbende] aan de [locatie 3] te [plaats]. [verzoeker sub 1] voert aan dat een noodzaak voor de uitbreiding van het bouwvlak ten behoeve van voormeld bedrijf ontbreekt en dat bij de besluitvorming onvoldoende rekening is gehouden met zijn belangen.
2.4.1. Ter zitting is gebleken dat het bestaande bouwvlak van [belanghebbende] aan de [locatie 3] deel uitmaakt van een verwevingsgebied in de gemeente Twenterand. De bij het bestreden planonderdeel voorziene uitbreiding van dit bouwvlak maakt deel uit van een landbouwontwikkelingsgebied in de gemeente Hellendoorn. Uit de uitspraak van de Afdeling van 6 juli 2005, nr.
200405077/1, volgt dat de zonering intensieve veehouderij, bezien in het licht van artikel 27 van de Reconstructiewet concentratiegebieden, op bouwblokniveau volledig moet zijn afgewogen in het kader van een reconstructieplan. Hiermee verdraagt zich niet dat in een reconstructieplan een gedeelte van een bouwvlak deel uitmaakt van een verwevingsgebied en een ander gedeelte van hetzelfde bouwvlak deel uitmaakt van een landbouwontwikkelingsgebied. Niet is gebleken dat de raad heeft onderkend dat als gevolg van de vaststelling van het bestreden planonderdeel het bouwvlak van [belanghebbende] deel is gaan uitmaken van twee zones. Tegen deze achtergrond is bij de voorzitter twijfel blijven bestaan over de vraag of het plan in zoverre met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid. De voorzitter ziet daarom aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling ten behoeve van [verzoekers sub 2] alsmede [verzoekers sub 3] bestaat geen aanleiding.
In de bodemprocedure zal worden bezien in hoeverre de kosten van het door [verzoeker sub 1] overgelegde memo van Ter Heegde & Kuiphuis van 7 juli 2009 voor vergoeding in aanmerking komen. Voor het overige is niet gebleken van proceskosten van [verzoeker sub 1] die voor vergoeding in aanmerking komen.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Hellendoorn van 20 april 2009, kenmerk 09INT00270, voor zover het de aanduiding "bouwvlak" ten behoeve van het bedrijf van [belanghebbende] aan de [locatie 3] te [plaats], betreft;
II. wijst de verzoeken van [verzoekers sub 2] alsmede [verzoekers sub 3] af;
III. gelast dat de raad van de gemeente Hellendoorn aan [verzoeker sub 1] het door hem voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. B.S. Jansen, ambtenaar van Staat.
w.g. Bartel w.g. Jansen
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 december 2009